Home

Rechtbank Noord-Nederland, 09-06-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2707, AWB - 14 _ 2007, 15/4493 t/m 15/4499

Rechtbank Noord-Nederland, 09-06-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2707, AWB - 14 _ 2007, 15/4493 t/m 15/4499

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
9 juni 2016
Datum publicatie
4 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2016:2707
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2007, 15/4493 t/m 15/4499

Inhoudsindicatie

BPM. Acht naheffingsaanslagen verenigd in één geschrift zijn acht aparte zaken, maar tellen voor de proceskostenveroordeling als één zaak.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 14/2007, 15/4493 t/m 15/4499

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de Minister van Veiligheid en Justitie, de Minister.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 21 oktober 2013 aan eiseres ter zake van de volgende personenauto’s (aangeduid met het desbetreffende VIN) in één geschrift naheffingsaanslagen belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd tot de na te melden bedragen:

VIN

Naheffingsaanslag (in €)

Zaaknummer

1

[VIN1]

8.260

14/2007

2

[VIN2]

8.675

15/4493

3

[VIN3]

5.130

15/4494

4

[VIN4]

13.880

15/4495

5

[VIN5]

15.343

15/4496

6

[VIN6]

7.495

15/4497

7

[VIN7]

5.021

15/4498

8

[VIN8]

5.539

15/4499

Bij in één geschrift gedane uitspraken op bezwaar van 11 april 2014 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde] en [gemachtigde] .

Overwegingen

1. Ter zitting zijn partijen bij wijze van compromis overeengekomen dat de naheffingsaanslagen moeten worden verminderd tot de volgende bedragen:

VIN

Vermindering naheffingsaanslag tot (in €)

Zaaknummer

1

[VIN1]

785

14/2007

2

[VIN2]

877

15/4493

3

[VIN3]

846

15/4494

4

[VIN4]

1.437

15/4495

5

[VIN5]

1.041

15/4496

6

[VIN6]

1.376

15/4497

7

[VIN7]

815

15/4498

8

[VIN8]

980

15/4499

De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. De rechtbank zal daarom de beroepen gegrond verklaren, de uitspraken op bezwaar vernietigen en de naheffingsaanslagen verminderen tot de zojuist vermelde bedragen.

2. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht (8 maal € 165) vergoedt.

3. Voor wat betreft de door verweerder te vergoeden proceskosten verschillen partijen van mening over de vraag of voor de toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) sprake is van één (volgens verweerder) of acht bezwaren en beroepen (zoals eiseres stelt).

4. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6822, het volgende geoordeeld:

Voor de toepassing van artikel 7:15, lid 2, Awb en het Bpb is sprake van één bezwaar indien dit is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten; een andersluidende uitleg van deze bepalingen en het Bpb zou te veel afbreuk doen aan de door de wetgever om dit verband beoogde eenvoud (zie HR 13 juli 2012, nr. 11/01222,LJN BX0892, BNB 2012/292, onderdeel 3.3.3). Hetzelfde geldt voor het bezwaar tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen. Wel kan de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft een rol spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak.”

5. De rechtbank stelt vast dat de onderhavige acht naheffingsaanslagen zijn verenigd in één geschrift en dat verweerder de uitspraken op bezwaar gericht tegen deze acht naheffingsaanslagen ook heeft vervat in één geschrift. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van één bezwaar en - naar analogie van het bij 4 vermelde arrest van de Hoge Raad - één beroep. Hieraan doet niet af dat de rechtbank dit beroep heeft gesplitst in acht zaken en voor elk van deze zaken griffierecht heeft geheven. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat de beoordeling inzake het splitsen van zaken en het heffen van griffierecht los staat van de beoordeling van het aantal beroepen voor de proceskostenveroordeling.

6. De rechtbank volgt dus verweerders standpunt dat voor de proceskostenveroordeling sprake is van één bezwaar en één beroep. Voor dat geval zijn partijen het ter zitting eens geworden dat de proceskosten op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand moeten worden vastgesteld op € 2.476 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 246 en een wegingsfactor 2; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 2). De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit gezamenlijke standpunt af te wijken.

7. Eiseres heeft tot een bedrag van € 1.000 verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase. De rechtbank constateert dat het tijdsverloop tussen de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder (29 oktober 2013) en de uitspraak van de rechtbank (7 juni 2016) twee jaar, zeven maanden en 8 dagen bedraagt. De redelijke termijn voor geschilbeslechting van twee jaar is dus met (afgerond) zeven maanden overschreden. Deze vertraging is in geheel in de beroepsfase ontstaan. De rechtbank ziet daarom aanleiding om overeenkomstig eiseres’ verzoek de Staat der Nederlanden (de Minister) te veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade die eiseres heeft geleden tot een bedrag van € 1.000. Omdat het bedrag van de schadevergoeding minder dan € 5.000 beloopt, behoeft de Minister, gelet op zijn beleidsregel van 8 juli 2014, nr. 436935, Stcrt. 2014, nr. 20210, niet in de gelegenheid te worden gesteld hierop schriftelijk of mondeling verweer te voeren.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-

vermindert de naheffingsaanslagen tot de hiervoor bij 1. vermelde bedragen;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

-

veroordeelt de Minister tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.000;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165 per zaak (dus in totaal € 1.320) aan eiseres te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.476.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2016.

w.g. griffier

w.g. rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel