Rechtbank Noord-Nederland, 23-06-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2938, AWB LEE - 15 _ 4327 tot en met 15/4330
Rechtbank Noord-Nederland, 23-06-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2938, AWB LEE - 15 _ 4327 tot en met 15/4330
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 23 juni 2016
- Datum publicatie
- 23 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2016:2938
- Zaaknummer
- AWB LEE - 15 _ 4327 tot en met 15/4330
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025], Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 22j, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 6:11
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft eisers bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verzending van de aanslagen naar de curator is een rechtsgeldige bekendmaking. Eiser heeft niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kan worden verlangd bezwaar gemaakt, zodat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 15/4327 tot en met LEE 15/4330
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2011 met dagtekening 20 november 2013 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.080.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.046 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 984.
Verweerder heeft voor het jaar 2011 met dagtekening 20 november 2013 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: IAB Zvw) berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.427 (maximum). Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 97 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 25 maart 2015 aan eiser een aanslag opgelegd in IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.449.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.233 aan belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 984.
Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 25 maart 2015 aan eiser een aanslag opgelegd in de IAB Zvw berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.000. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 166 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij in één geschrift vervatte uitspraak op bezwaar van 7 oktober 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder de zaaknummers 15/4327 (IB/PVV 2011), 15/4328 (IAB Zvw 2011), 15/4329 (IB/PVV 2012) en 15/4330 (IAB Zvw 2012).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2016.
Eiser is niet verschenen. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief van 1 april 2016 op het adres [adres] [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Volgens het zogenoemde Track & Trace systeem van PostNL is de aangetekende brief bij eiser op 5 april 2016 bezorgd. Voor ontvangst van deze uitnodiging op het genoemde adres is door eiser een handtekening geplaatst. Eiser is derhalve op juiste wijze opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is geboren op [adres] 1981. Hij is op 5 oktober 2010 failliet verklaard
door de rechtbank en dit faillissement is op 7 april 2015 opgeheven.
Eiser danwel zijn curator heeft ondanks een uitnodiging, herinnering en aanmaning
geen aangifte IB/PVV/ZVW 2011 en IB/PVV/ZVW 2012 ingediend binnen de gestelde
termijnen.
Aan eiser zijn met dagtekening 20 november 2013 een ambtshalve aanslag IB/PVV
2011 met heffingsrente en verzuimboete opgelegd, alsmede een aanslag in de IAB
Zvw 2011 met heffingsrente. Deze aanslagen zijn verzonden naar de curator.
Aan eiser zijn met dagtekening 25 maart 2015 een ambtshalve aanslag
IB/PVV 2012 met belastingrente en een verzuimboete opgelegd, alsmede een aanslag
in de IAB Zvw 2012 met belastingrente. Deze aanslagen zijn verzonden naar de curator.
Eiser heeft op 30 juli 2015 de aangiften IB/PVV/ZVW 2011 en 2012 ingediend naar
een verzamelinkomen van € 0. Deze aangiften zijn door verweerder aangemerkt als
bezwaarschriften.
In de uitspraak op bezwaar zijn de bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard
wegens termijnoverschrijding. De bezwaarschriften zijn ook inhoudelijk beoordeeld als
verzoeken om ambtshalve vermindering. Deze verzoeken zijn afgewezen. Tegen deze
afwijzingen heeft eiser gelijktijdig met het onderhavige beroepschrift bezwaar ingediend.
Verweerder heeft in die procedure eiser gevraagd om nadere informatie waarop eiser niet heeft gereageerd. De uitspraken op het bezwaar zijn nog niet gedaan.
Geschil en beoordeling
2. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de bezwaarschriften
terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en
verweerder bevestigend.
3. Eiser voert aan dat hij gedurende zijn faillissement niet over informatie beschikte
om aangiften IB/PVV/ZVW over 2011 en 2012 te kunnen doen omdat sprake was van
een postblokkade. Pas na opheffing van het faillissement was hij daartoe in staat zodat in de
visie van eiser de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4. Verweerder voert aan dat op grond van Hoge Raad 26 februari 2010
(ECLI:NL:HR:2010:BL5555) de verzending van de aanslagen naar de curator een
rechtsgeldige bekendmaking is, zodat de onderhavige aanslagen op juiste
wijze bekend zijn gemaakt. Eiser heeft de bezwaarschriften, in de vorm van aangiften,
buiten de termijn van zes weken ingediend en derhalve te laat, aldus verweerder. Er is
volgens verweerder geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Nadat eiser
op 7 april 2015 danwel kort daarna op de hoogte is geraakt van de onderhavige aanslagen
heeft hij tot 30 juli 2015 gewacht met het indienen van de aangiften. Dit is niet zo spoedig
als redelijkerwijs kon worden verlangd, aldus verweerder. Verweerder heeft de alsnog
ingediende aangiften tevens in aanmerking genomen als verzoeken om ambtshalve
vermindering, maar deze verzoeken op inhoudelijk gronden afgewezen. De
bezwaarprocedure tegen de uitspraken loopt nog, aldus verweerder.
5. De rechtbank overweegt dat bekendmaking van een aanslag die is gesteld ten
name van een persoon die failliet is verklaard ook rechtsgeldig kan plaatsvinden doordat verweerder het tot deze belastingschuldige gerichte aanslagbiljet, zoals in het onderhavige geval ook is geschied, rechtstreeks zendt naar het adres van de curator (vgl. HR 26 februari 2010, nummer 08/01917, ECLI:NL:HR:2010:BL5555, BNB 2010/136). Dit betekent dat de onderhavige bezwaartermijnen ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awb) zijn aangevangen met ingang van de dag na dagtekening van de betreffende aanslagbiljetten en eindigden op 2 januari 2014 (IB/PVV/ZVW 2011) respectievelijk 6 mei 2015 (IB/PVV/ZVW 2012). De bezwaarschriften van eiser heeft verweerder ontvangen op 30 juli 2015. De bezwaarschriften zijn derhalve niet binnen de wettelijke bezwaartermijn ingediend.
6. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dat kader is vereist dat een belastingplichtige nadat hij voor het eerst kennis heeft genomen van het bestaan van de aanslag, het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd heeft ingediend bij verweerder (vgl. HR 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0078). Verweerder heeft ter zitting niet weersproken dat eiser, zoals hij stelt, op 7 april 2015 of kort daarna van de onderhavige aanslagen op de hoogte is geraakt. Vaststaat dat eiser pas op 30 juli 2015 bezwaar heeft gemaakt door het indienen van de onderhavige aangiften. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd zodat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 Awb. Dat eisers vanwege het ontbreken van cruciale gegevens de faillissementsverslagen bij de rechtbank Midden Nederland heeft moeten opvragen om de aangiften te kunnen invullen, doet daar niet aan af. Eiser had immers in eerste instantie kunnen volstaan met het schriftelijk kenbaar maken van zijn bezwaren tegen de aanslagen. Voor het overige zijn door eiser geen gronden aangevoerd die kunnen zien op een verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de heffings- danwel belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffings- en belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking heffings- danwel belastingrente. Hierbij wijst de rechtbank eiser erop dat het bedrag van de heffings- en belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
8. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de verzuimboetes. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte verzuimboetes aangevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van de beschikkingen verzuimboete.
9. Op grond van het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. Elias, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2016.
griffier
(De griffier is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen)
w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: