Rechtbank Noord-Nederland, 26-10-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4954, C/17/151216 / KG ZA 16-281
Rechtbank Noord-Nederland, 26-10-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4954, C/17/151216 / KG ZA 16-281
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2016
- Datum publicatie
- 10 november 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2016:4954
- Zaaknummer
- C/17/151216 / KG ZA 16-281
Inhoudsindicatie
executiegeschil, geen opheffing lijfsdwang (gijzeling) in verband met belastingschulden, artikel 438 Rv, 587 Rv, 600 Rv.
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/151216 / KG ZA 16-281
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2016
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser,
procederende met toevoeging,
advocaat mr. S. Bharatsingh, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF,
zetelend te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. ten Haaft, kantoorhoudende te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Ontvanger genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding met producties;
- -
-
producties aan de zijde van de Ontvanger;
- -
-
de mondelinge behandeling;
- -
-
de pleitnota van [eiser];
- -
-
de pleitnota van de Ontvanger.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat op 26 oktober 2016 mogelijk alleen een verkort vonnis zal worden gewezen en dat de uitwerking uiterlijk een week later zal volgen. Op 26 oktober 2016 is verkort vonnis gewezen. Het onderstaande vormt de uitwerking van dat vonnis.
2 De feiten
De Belastingdienst heeft van de Belgische autoriteiten, bij brief van 27 oktober 2000, fotokopieën van afgedrukte microfiches van de in Luxemburg gevestigde Kredietbank Luxemburg (hierna: KB Lux) ontvangen, waarop saldi van rekeningen bij de KB Lux van Nederlandse ingezetenen per 31 januari 1994 stonden vermeld. Omdat uit de microfiches volgens de Belastingdienst volgde dat [eiser] op 31 januari 1994 gerechtigd was tot een KB Lux rekening met een saldo van afgerond fl. 438.000,00 heeft de Belastingdienst aan [eiser] meerdere vragenbrieven gezonden met het verzoek om informatie te verstrekken over zijn inkomen/vermogen in het buitenland. [eiser] heeft altijd ontkend dat hij bij KB Lux een rekening aanhield.
Op 17 oktober 2012 heeft de Ontvanger aan [eiser] dwangbevelen en een bevel tot betaling laten betekenen ter zake naheffingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekering over de jaren 1990 tot en met 2000 en vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000. Het totaalbedrag van deze aanslagen beliep een bedrag van € 227.787,00.
Als gevolg van het door de Hoge Raad in een tussen partijen fiscaalrechtelijke procedure gewezen arrest van 11 oktober 2013 zijn de aanslagen ten bedrage van in totaal € 227.787,00 door de Inspecteur bij beschikkingen van 1 en 15 november 2013 verminderd, ten gevolge waarvan een belastingschuld van [eiser] van € 91.376,71 exclusief invorderingsrente en kosten resteerde.
De Ontvanger heeft ter zake voornoemde aanslagen de volgende invorderingsmaatregelen ten laste van [eiser] getroffen:
- een executoriaal beslag d.d. 22 oktober 2012 op de aan [eiser] in eigendom toebehorende woning aan de [adres];
- een vordering ex artikel 19 Invorderingswet (Iw) d.d. 2 april 2014 onder de Sociale Verzekeringsbank tot inhouding van bedragen op de AOW-uitkering van [eiser], hetgeen ertoe heeft geleid dat het vakantiegeld ad € 565,78 alsmede een maandelijks bedrag van € 65,98 wordt ingehouden op de AOW-uitkering van [eiser] ten behoeve van de Ontvanger;
- een executoriaal beslag op roerende zaken d.d. 17 april 2014 en een daarna op 22 mei 2014 gehouden executoriale verkoop die € 4.300,00 heeft opgebracht, welk bedrag nagenoeg geheel is afgeboekt op de openstaande kosten van invordering;
- een derdenbeslag onder de zoon van [naam zoon], [naam zoon], d.d. 12 juni 2014, welk beslag niets heeft opgeleverd.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, van 15 november 2013 is [eiser] veroordeeld tot - kort samengevat - het verstrekken van inlichtingen over zijn buitenlandse rekeningen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van € 500.000,00. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2014 is het beroep door [eiser] - die geen grieven had ontwikkeld - verworpen. De maximale dwangsom van € 500.000,00 is inmiddels verbeurd geraakt.
[eiser] heeft een KeuzePlusHypotheekrekening bij de Rabobank. In de periode van oktober 2012 tot 13 februari 2014 is de schuld van [eiser] aan de Rabobank opgelopen van € 100.407,42 exclusief rente en kosten tot € 196.056,58 exclusief rente en kosten, ten gevolge van door [eiser] opgenomen gelden ter hoogte van in totaal € 95.651,16 van voornoemde KeuzePlusHypotheekrekening.
De Ontvanger heeft [eiser] op 21 februari 2014 op grond van artikel
58 Invorderingswet 1990 informatie gevraagd over de vraag wat hij met de opgenomen gelden ter hoogte van € 95.651,16 heeft gedaan. Tevens heeft de Ontvanger op grond van de artikelen 58 en 62 Invorderingswet 1990 bij zowel de Rabobank als de ING Bank rekeningoverzichten van [eiser] opgevraagd om zodoende meer inzicht te krijgen in de bestedingen van het opgenomen bedrag van € 95.651,16.
Op 7 november 2014 heeft de Ontvanger [eiser] gedagvaard en - na vermindering van eis ter gelegenheid van een op 28 juli 2015 gehouden comparitie van partijen - gevorderd dat de tegen [eiser] uitgevaardigde dwangbevelen ter zake van het bedrag van € 91.396,71, vermeerderd met de invorderingsrente en kosten, door middel van lijfsdwang tegen hem ten uitvoer zal worden gelegd en wel door opneming van [eiser] in gijzeling en tevens om toe te staan dat de uitgesproken lijfsdwang onmiddellijk na het wijzen van het vonnis - op de minuut en op alle dagen en uren - ten uitvoer kan worden gelegd, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
De Ontvanger heeft naar aanleiding van de comparitie van partijen van 28 juli 2015 op 28 augustus 2015 op grond van artikel 58 Invorderingswet 1990 aan [eiser] informatie gevraagd omtrent buitenlandse bankrekeningen bij de KB Lux en omtrent de besteding van de hiervoor onder 2.5. bedoelde opname van de bij de Rabobank aangehouden KeuzePlusHypotheekrekening.
De Ontvanger heeft voorts naar aanleiding van de comparitie van partijen van
28 juli 2015 aan de Luxemburgse autoriteiten een verzoek om inlichtingen d.d. 6 augustus 2015 gedaan en daarbij gevraagd of een rekening met nummer [nummer] in Luxemburg bekend was en of deze toebehoorde aan [eiser]. Nadat de Ontvanger op 11 januari 2016 nadere informatie aan de autoriteiten had verstrekt, heeft zij een op 14 maart 2016 gedateerde brief met bijlage van KB Lux ontvangen, een zogenaamde 'relevé des mouvement comptables' over de periode 1 januari 2002 tot en met 18 maart 2002, waaruit - voor zover thans van belang - blijkt dat [eiser] een rekening met het nummer [nummer] in Luxemburg had, waarvan hij (in ieder geval) op 17 januari 2002 een contant bedrag van € 12.500,00 en op 28 januari 2012 een bedrag van € 130.251,26 heeft opgenomen, welker rekening feitelijk per 19 februari 2000 en formeel per 18 maart 2002 is opgeheven.
Ten slotte heeft de Ontvanger naar aanleiding van de comparitie van partijen van 28 juli 2015 de woning van [eiser] aan de [adres] laten taxeren door Veenstra Makelaars & Taxateurs. Laatstgenoemde heeft in een taxatierapport van
13 augustus 2015 de woning getaxeerd op een marktwaarde van € 247.000,00 en een executiewaarde van € 205.000,00. Het huis van [eiser] staat sinds februari 2015 tot op heden te koop voor een vraagprijs van € 340.000,00.
[eiser] heeft op 20 oktober 2015 en op 18 november 2015 de poli Cardiologie bezocht. In de naar aanleiding daarvan opgestelde specialistenbrief d.d. 19 november 2015, is de cardioloog, de heer J.S. van Os, tot de volgende conclusie gekomen:
"Gezien de uitslag van de stress-echo waarbij geen ischaemie is gevonden maar wel veelvuldig extrasystolen bij stimulatie worden gevonden start ik met een betablocker.".
Bij vonnis van 6 april 2016 heeft deze rechtbank, nadat naast de comparitie van 28 juli 2015 een tweede comparitie van partijen op 4 februari 2016 had plaatsgevonden, bepaald dat het dwangbevel dat op 17 oktober 2012 aan [eiser] is betekend ten aanzien van de aanslagen ten belope van in totaal € 91.396,71, nog te vermeerderen met invorderingsrente en kosten, door middel van lijfsdwang tegen [eiser] zal worden ten uitvoer gelegd met dien verstande dat de duur van de opneming in gijzeling is bepaald op een periode van hooguit drie maanden, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het overige door De Ontvanger gevorderde is afgewezen.
In de rechtsoverwegingen 4.3.5. en 4.3.6. van het vonnis heeft de Rechtbank het volgende overwogen:
"4.3.5. Gelet op de omstandigheid dat er van wordt uitgegaan dat [eiser] destijds
gerechtigd was tot bankrekeningen bij de KB Lux met een substantieel saldo, [eiser] tot
op de dag van vandaag geen openheid van zaken wenst te geven omtrent de vraag wat er
met deze gelden is gebeurd gaat de rechtbank ervan uit dat hij thans op een of andere wijze
over dat geld kan beschikken. Daarnaast heeft [eiser] kort na de executoriale
beslaglegging door de Ontvanger gelden aan het verhaal van de Ontvanger onttrokken door
in 2012 tot en met 2014, derhalve na het opgelegde dwangbevel, een substantieel bedrag van
het door hem bij de Rabobank aangehouden KeuzePlusHypotheekrekening op te nemen en
ook ten aanzien van deze bedragen geen duidelijkheid verstrekt omtrent de vraag wat hij
met deze bedragen heeft gedaan (zodat slechts een globaal beeld daarover bij de Ontvanger
bestaat). De rechtbank neemt op grond van het voorgaande aan dat [eiser] wel beschikt
over middelen tot betaling of verhaal, maar dat hij onwillig is om te betalen dan wel verhaal
mogelijk te maken. De onduidelijkheid die [eiser] laat bestaan over waar de gelden van
de KB Lux rekening en de opgenomen gelden bij de Rabobank zijn gebleven dient voor zijn
rekening en risico te komen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de gevorderde
tenuitvoerlegging door lijfsdwang toewijsbaar.
Aan het voorgaande kan het verweer van [eiser] dat de Ontvanger de door
[eiser] verschuldigde belasting ook met medewerking van de Luxemburgse autoriteiten
kan invorderen en dat omdat de Ontvanger deze mogelijkheid niet heeft beproefd, nog niet
alle middelen zijn uitgeput om de door [eiser] verschuldigde belasting in te vorderen,
niet afdoen. De Ontvanger heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen van
4 februari 2016 gesteld dat de ervaring leert dat na het openbaar worden van de microfiches
in het jaar 2002, betrokkenen de gelden hebben weggehaald uit Luxemburg. Nu het
bankgeheim is opgeheven is het volgens de Ontvanger helemaal logisch dat gelden zijn
weggesluisd. De Ontvanger verwacht dan ook niet dat de gelden van [eiser]
daadwerkelijk nog bij de KB Lux aanwezig zijn. Gelet hierop, alsmede gelet op de
omstandigheid dat [eiser] betwist dat hij thans een bankrekening aanhoudt bij de KB
Lux, kan naar het oordeel van de rechtbank niet van de Ontvanger worden verwacht dat hij
thans eerst de door [eiser] verschuldigde belasting tracht met medewerking van de
Luxemburgse autoriteiten in te vorderen, dan wel dat de Ontvanger eerst de informatie
afwacht die mogelijk verkregen zal worden naar aanleiding van het inlichtingenverzoek dat
de Ontvanger naar aanleiding van de comparitie van partijen van 28 juli 2015 heeft gedaan.
Ook overigens zijn naar het oordeel van de rechtbank geen (voldoende) buitenlandse of
binnenlandse verhaalsmogelijkheden bekend. Zo blijkt uit de in opdracht van de Ontvanger
verrichte taxatie van de woning van [eiser] dat er nauwelijks enig verhaal valt te
verwachten gelet op de getaxeerde executiewaarde van € 205.000,00 en de huidige
hoogte van de KeuzePlusHypotheekrekening van EUR 196.056,58.".
Beide partijen zijn in hoger beroep gegaan van het vonnis; de Ontvanger op 16 juni 2016 en [eiser] op 29 juni 2016.
Het vonnis is op 13 september 2016 aan [eiser] in persoon betekend, waarbij ook een hernieuwd bevel tot betaling is gedaan ten bedrage van (op dat moment) € 135.100,71 in hoofdsom.
[eiser] is op 11 oktober 2016 in gijzeling genomen en verblijft sindsdien in het huis van bewaring in [adres].
3 De vordering
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan de Ontvanger het bevel op te leggen om uiterlijk vóór 10 uur op de eerste dag na de betekening van het in deze te wijzen vonnis de executie middels lijfsdwang - zoals bepaald in het vonnis van deze rechtbank van 6 april 2016 (met zaaknummer C/17/138259/HA ZA 14-430) - te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder mede begrepen, dat de Ontvanger hiermee in gebreke blijft, met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van de procedure met inbegrip van de nakosten zonder betekening van het in deze te wijzen vonnis op € 131,00 en na betekening op € 199,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, een dagdeel daaronder begrepen.