Rechtbank Noord-Nederland, 06-12-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5373, AWB LEE 16/1376
Rechtbank Noord-Nederland, 06-12-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5373, AWB LEE 16/1376
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 6 december 2016
- Datum publicatie
- 11 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2016:5373
- Zaaknummer
- AWB LEE 16/1376
Inhoudsindicatie
Onzakelijke geldlening en borgstelling. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser aan E c.s. op 27 december 2012 verstrekte geldlening onzakelijk is zodat afwaardering ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden niet plaats kan vinden. De borgstelling heeft plaatsgevonden in de hoedanigheid van aandeelhouder als zodanig. Eiser kan de uit hoofde van de verstrekte borgstelling betaalde bedragen niet als een verlies uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden brengen.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/1376
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 6 december 2016 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2013 met dagtekening 5 augustus 2015 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (BI werk en woning) van € 61.034, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 0 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 627. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.085 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 februari 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
De enkelvoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 25 oktober 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, alsmede door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] en [naam 3] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser was tot 11 december 2015 enig aandeelhouder van [A] BV ( [A] ). Op of omstreeks 11 december 2015 is [A] in liquidatie gegaan.
[A] was sinds 19 oktober 2011 enig aandeelhoudster van [B] BV ( [B] ). [B] had 2 dochters: [C] BV ( [C] ) en [D] BV ( [D] ).
[B] , [C] en [D] (verder gezamenlijk [E] c.s.) vormden een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en waren onder meer gespecialiseerd in het realiseren van volledige installaties voor pluimveehouderij. De door hen uitgevoerde activiteiten werden tot 19 oktober 2011 uitgevoerd door [F] BV en haar dochter [G] BV. [F] BV had drie aandeelhouders. Die entiteit is begin 2011 in financiële moeilijkheden geraakt en van de drie aandeelhouders wenste alleen eiser de activiteiten voort te zetten. Rond juni 2011 zijn de activiteiten door eiser in [E] c.s. voortgezet. De naam van [G] BV is toen gewijzigd in [H] BV ( [H] ) en [H] is in februari 2012 failliet verklaard.
Begin 2012 is een plan van aanpak (d.d. 31 januari 2012) gemaakt en is gezocht naar financiering voor [E] c.s.. Begin mei 2012 heeft een aantal investeerders (hierna gezamenlijk te noemen: [investeerders] ) een investeringsvoorstel gedaan. Daarbij is vermeld dat is geconstateerd dat de balanspositie slechter is dan in eerste instantie is geschetst. Het voorstel hield de verstrekking van een lening groot € 275.000 in tegen een rente van 0,833% per maand, met een looptijd van 7 jaar en geen aflossingsverplichting tijdens de eerste 2 jaar, alsmede onder -onder meer- de volgende nadere voorwaarden:
- de verkrijging van 50% van de gewone aandelen in [B] , waarvan na 7 jaar verkoop voor de marktwaarde aan de familie [naam eiser] zal plaatsvinden, dan wel, indien de familie [naam eiser] geen interesse zou hebben, verkoop tezamen met de aandelen van de familie [naam eiser] in de markt zal plaatsvinden;
- bij een achterstand van betaling van drie of meer termijnen de verkrijging van prioriteitsaandelen voor € 1, met beslissend stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders;
- verpanding van alle activa in tweede verband achter de bank;
- dat één van de investeerders, [investeerder 1] , verantwoordelijk zal zijn voor de financiën en alle uitgaande betalingen, alsmede uitgaande offertes met een belang hoger dan € 15.000 (mede) dient te fiatteren;
- dat de algemeen directeur, [zoon eiser] , zal worden getest op zijn vaardigheden om te bezien of hij geschikt is als directeur en, als dat het geval zal zijn, een coaching traject zal krijgen. Mocht hij niet geschikt blijken te zijn, dan zal [investeerders] een dwingende voordracht voor benoeming van een nieuwe algemeen directeur kunnen doen;
- dat een van de andere investeerders, [investeerder 2] , als adviseur zal optreden, met minimaal 4 vergaderingen per jaar;
- dat de familie [naam eiser] de door hen verstrekte leningen tezamen groot € 230.000 zal omzetten in aandelenkapitaal, waardoor het vermogen circa € 200.000 negatief zal bedragen;
- dat [investeerders] een conveniërend gesprek met [leverancier] ( [leverancier] )zal hebben waarin [leverancier] haar vertrouwen in de toekomstige samenwerking en directie uitspreekt.
[E] c.s. was dealer van [leverancier] . [leverancier] was de grootste leverancier van [E] c.s..
Eiser heeft het voorstel van [investeerders] niet aangenomen.
Eiser heeft op 6 september 2011 een lening groot € 160.000 aan [D] verstrekt, tegen een rente van 6% op jaarbasis en onder verpanding van de voorraden, debiteuren, onderhanden werk en inventaris, alsmede de voorwaarde dat die lening uiterlijk 8 maanden na de verstrekking geheel diende te worden afgelost in termijnen van € 20.000 per maand. Eiser heeft ten titel van deze geldlening op 7 september 2011 feitelijk € 150.000 aan [D] betaald en éénmaal, op 26 september 2011, een aflossing groot € 20.000 ontvangen.
Eiser heeft op 12 april 2012 een voor onbepaalde tijd geheel aflossingsvrije lening groot € 100.000 aan [D] verstrekt, tegen een rente van 6% op jaarbasis (vast gedurende het eerste jaar) en onder verpanding van de voorraden, debiteuren, onderhanden werk en inventaris. Eiser heeft ter zake van deze geldlening feitelijk € 80.000 aan [D] betaald.
Op 25 juli 2012 heeft [A] een akte van borgtocht getekend, houdende een borgstelling voor € 60.000 voor al hetgeen de [bank] , de bank van [E] c.s., van [B] te vorderen zal hebben.
Op 13 december 2012 heeft [E] c.s. met de [bank] een financieringsovereenkomst gesloten. Daarbij is een geldlening groot € 240.000 en een rekening-courantkrediet van € 260.000 verstrekt, waarbij eiser een borgtocht van € 60.000 voor alle verplichtingen van [A] diende te geven, te verzekeren middels een 3e hypotheek op zijn woning. Tevens moest er een 1e pandrecht op alle huidige en toekomstige inventaris, voorraden en rechten/vorderingen van [C] en [D] verstrekt worden. Voorts werd daarbij overeengekomen dat eiser een geldlening aan [E] c.s. diende te verstrekken groot € 280.000 en dat die vordering van eiser op [E] c.s. wordt achtergesteld bij alle vorderingen van de bank en verpand aan de [bank] . Betaling van rente en aflossing op die lening mocht alleen met toestemming van de [bank] plaatsvinden. Daarnaast is in de financieringsovereenkomst bepaald dat de financiering onder meer betreft de overname van de verplichtingen van [H] ad € 350.000 (de bestaande financiering aan de inmiddels failliete [H] ad € 350.000, waarvoor [E] c.s. zich middels een akte van borgtocht volledig garant had gesteld). Deze moest in zijn geheel worden afgelost, waarna de rekeningen van [H] zouden worden opgeheven.
Op 13 december 2012 heeft eiser een akte van borgtocht getekend, houdende een borgstelling voor € 60.000 voor al hetgeen de [bank] van [A] te vorderen zal hebben.
Op 27 december 2012 heeft eiser met [E] c.s. een overeenkomst van geldlening gesloten. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
"In aanmerking nemend dat:
(…)
schuldeiser aan schuldenaar d.d. 6 september 2011 en d.d. 25 april 2012 reeds leningen heeft verstrekt en deze leningen inclusief bijbehorende leningovereenkomsten wenst onder te brengen in deze overeenkomst van geldlening, waarbij de vorige leningovereenkomsten komen te vervallen.
komen het volgende overeen.