Rechtbank Noord-Nederland, 20-12-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5557, LEE 15/20 en 15/21
Rechtbank Noord-Nederland, 20-12-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5557, LEE 15/20 en 15/21
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 20 december 2016
- Datum publicatie
- 28 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2016:5557
- Zaaknummer
- LEE 15/20 en 15/21
Inhoudsindicatie
Aanslagen afvalstoffenheffing. Eiser is geen gebruiker in de zin van de Verordening, beroepen gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 15/20 en 15/21
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 20 december 2016 in de zaken tussen
(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2014 met dagtekening 28 februari 2014 aan eiser ter zake van de objecten die op het desbetreffende aanslagbiljet zijn aangeduid als [object 1] (zaaknummer LEE 15/20) en [object 2] (zaaknummer LEE 15/21) te [plaats] aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd tot een bedrag van € 341,16 voor het object [object 1] en € 341,16 voor het object [object 2] .
Bij uitspraken op bezwaar van 25 november 2014 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2015. Namens eiser is verschenen een kantoorgenoot van de gemachtigde, [kantoorgenoot gemachtigde] , bijgestaan door de heer [bijstand] (namens de [A B.V.] ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De onderhavige zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met het beroep van [naam] , bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer LEE 15/22, en het beroep van de [A B.V.] , bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer LEE 15/23. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Bij brief van 28 januari 2016 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij het onderzoek heeft heropend en de zaak heeft verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is eigenaar van de appartementen [object 1] en [object 2] te [plaats] (de appartementen). De appartementen maken deel uit van een complex van 30 appartementen dat is gelegen direct achter hotel [hotel] op [plaats] . Het hotel is in eigendom van de [A B.V.] (hierna: [A B.V.] ). [A B.V.] verhuurt het hotel aan [B B.V.] (hierna: [B B.V.] ).
Eiser heeft zijn appartementen verhuurd aan [B B.V.] . [B B.V.] exploiteert de door haar gehuurde appartementen samen met het hotel.
Tussen eiser en [B B.V.] zijn ter zake van de appartementen huurovereenkomsten opgemaakt. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
Het gehuurde, bestemming
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder het recreatieappartement, hierna "het gehuurde" genoemd, (…)
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als recreatieappartement. Verhuurder geeft huurder toestemming om het gehuurde daartoe onder te verhuren aan gasten/toeristen op voorwaarde dat de onderverhuurovereenkomst te allen tijde voor bepaalde tijd en beperkte duur wordt gesloten.
Duur, verlenging en opzegging
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 24 maanden, ingaande op 1 mei 2013 en lopende tot en met 30 april 2015. Tijdens deze periode kunnen partijen deze overeenkomst niet tussentijds door opzegging beëindigen. Verhuurder zal het gehuurde op de ingangsdatum van de huur aan huurder ter beschikking stellen. Indien de overeengekomen periode verstrijkt zonder opzegging, loopt de overeenkomst voor een nieuwe periode van 2 jaar door en zo telkenmale opnieuw na het verstrijken van 2 jaar zonder dat er rechtsgeldig door een van de partijen is opgezegd.
(…)