Rechtbank Noord-Nederland, 20-12-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5558, LEE 15/22
Rechtbank Noord-Nederland, 20-12-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5558, LEE 15/22
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 20 december 2016
- Datum publicatie
- 28 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2016:5558
- Zaaknummer
- LEE 15/22
Inhoudsindicatie
Aanslag afvalstoffenheffing. Eiseres is geen gebruiker in de zin van de Verordening, beroep gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 15/22
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 20 december 2016 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2014 met dagtekening 28 februari 2014 aan eiseres ter zake van het object dat op het desbetreffende aanslagbiljet is aangeduid als [object] te [plaats] een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd ten bedrage van € 341,16.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 november 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2015. Namens eiseres is verschenen een kantoorgenoot van de gemachtigde, [kantoorgenoot gemachtigde] , bijgestaan door de heer [bijstand] (namens de [A B.V.] ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De onderhavige zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen van [naam] , bij de rechtbank bekend onder de zaaknummers LEE 15/20 en 15/21, en het beroep van de [A B.V.] , bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer LEE 15/23. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Bij brief van 28 januari 2016 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij het onderzoek heeft heropend en de zaak heeft verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is (mede-)eigenaar van het appartement [object] te [plaats] (het appartement). Het appartement maakt deel uit van een complex van 30 appartementen dat is gelegen direct achter [hotel] op [plaats] . Het hotel is eigendom van de [A B.V.] (hierna: [A B.V.] ). [A B.V.] verhuurt het hotel [B B.V.] (hierna: [B B.V.] ).
Eiseres heeft haar appartement verhuurd aan [B B.V.] . [B B.V.] exploiteert het door haar gehuurde appartement samen met het hotel.
Tussen eiseres en [B B.V.] is ter zake van het appartement een huurovereenkomst opgemaakt. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
Het gehuurde, bestemming
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder het recreatieappartement, hierna "het gehuurde" genoemd, (…)
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als recreatieappartement. Verhuurder geeft huurder toestemming om het gehuurde daartoe onder te verhuren aan gasten/toeristen op voorwaarde dat de onderverhuurovereenkomst te allen tijde voor bepaalde tijd en beperkte duur wordt gesloten.