Home

Rechtbank Noord-Nederland, 08-06-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2138, AWB - 16 _ 3591

Rechtbank Noord-Nederland, 08-06-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2138, AWB - 16 _ 3591

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
8 juni 2017
Datum publicatie
4 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2017:2138
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3591

Inhoudsindicatie

De rechtbank is van oordeel dat de aanduidingen op de parkeerautomaat onvoldoende duidelijk zijn weergegeven. De onduidelijkheid over de precieze wijze waarop de belasting moest worden voldaan dient in dit geval voor risico van verweerder te komen. Beroep gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 16/3591

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 8 juni 2017 in de zaak tussen

en

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde dr. [gemachtigde 1] , werkzaam bij [rechtshulp] . Verweerder, in de persoon van [gemachtigde 2] , is verschenen.

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Gronden

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Het geschil betreft de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van in totaal € 61,10 van 27 juni 2016. De naheffingsaanslag is opgelegd aan eiser als houder van het voertuig (kentekenhouder). Eisers echtgenote was de feitelijk parkeerder.

3. Uit de door verweerder overlegde stukken, met name de Verordening Parkeerbelasting 2014 van de gemeente Franekeradeel (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende tarieventabel, blijkt dat parkeerbelasting betaald diende te worden voor het parkeren in de [straat] te [plaats] .

4. Niet betwist is dat de auto, een blauwe Citroën met het kenteken [kenteken] , op zaterdag 27 juni 2016 om 16.32 uur aan de [straat] te [plaats] stond geparkeerd. Tevens is niet in geschil dat de echtgenote van eiser direct na het parkeren naar de aanwezige parkeerautomaat is gelopen om een parkeerkaartje aan te schaffen en dat zulks alleen mogelijk is door een pinbetaling met een bankpas. Onbetwist is tevens dat zij gepoogd heeft een parkeerkaartje te kopen (transactiedetails uit myParkfolio), maar dat de betaling (vroegtijdig) is afgebroken en er dus uiteindelijk geen betaling heeft plaatsgevonden. Voorts is niet in geschil dat op het display van de parkeerautomaat de melding “betaald: € ___” (in combinatie met een geldbedrag) verschijnt, ook in het geval de transactie nog niet volledig is afgerond.

5.1

Eiser heeft in dit verband aangevoerd dat zijn echtgenote een parkeerkaartje voor € 0,20 wilde kopen per pinpas maar dat zij hierin niet is geslaagd doordat de parkeerautomaat geen kaartje uitgaf. In haar beleving was er betaald toen zij op het display van de parkeerautomaat de tekst “betaald: € 0,20” zag staan. Dat er geen kaartje werd uitgegeven, weet zij aan de niet ongebruikelijke omstandigheid dat het papier in de automaat op zou kunnen zijn.

5.2

Verweerder stelt op zijn beurt dat gezien de meldingen die tijdens het kopen van het parkeerkaartje op het apparaat worden getoond geen sprake is van onvoldoende inzicht in de status van betaling. In casu zijn de instructies van de parkeerautomaat niet goed opgevolgd en heeft de echtgenote van eiser haar pinpas te vroeg uit de parkeerautomaat gehaald, waardoor de transactie niet is voltooid. Verweerder wijst er in dit verband op dat op de parkeerautomaat een felgele sticker zit met een duidelijke waarschuwing om de bankpas eerst na ongeveer 15 seconden, ná het geluidssignaal, uit te nemen.

6.1

De rechtbank overweegt dat de verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd en gedurende een maximale tijdsduur parkeren van een voertuig kenbaar dient te zijn gemaakt op zo een wijze, dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor dat parkeren redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan. Van verweerder mag bovendien worden verwacht dat onder andere door middel van aanduidingen op parkeerapparatuur, het ter plaatse geldende parkeerregime voldoende duidelijk is aangegeven en dat ook duidelijk is hoe de parkeerder de verschuldigde belasting kan voldoen (het zogenoemde kenbaarheidsvereiste). Hier staat tegenover dat van een parkeerder mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de geldende regels met betrekking tot verschuldigdheid van parkeerbelasting in het gebied waar hij wenst te parkeren en de wijze waarop hij daar vervolgens aan moet voldoen (de zogenoemde onderzoeksplicht).

6.2

De crux in deze zaak is de vraag of er onduidelijkheid bestond over de precieze wijze waarop de belasting moest worden voldaan en voor wiens risico die onduidelijkheid dan moet komen. Gelet op het door verweerder overgelegde fotomateriaal van de parkeerautomaat in kwestie en op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de aanduidingen op de parkeerautomaat onvoldoende duidelijk zijn weergegeven. Dat de echtgenote van eiseres is afgegaan op de in het display vermelde mededeling “is betaald”, deze ook als zodanig heeft geïnterpreteerd en daardoor - achteraf bezien - de pinpas te vroeg heeft teruggetrokken, acht de rechtbank niet onlogisch of onbegrijpelijk. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat in de bovenste sticker op de parkeerautomaat (op de witte strook) een stappenplan met pictogrammen en tekst is weergegeven, waarbij de suggestie wordt gewekt dat na het volgen van deze stappen is betaald voor het parkeren. Hierop staat niet vermeld dat men ongeveer 15 seconden moet wachten met het uitnemen van de pinpas. In plaats daarvan staat weergegeven dat na het drukken op de groene bevestigingsknop de betaalpas moet worden uitgenomen, waarbij beide stappen slechts zijn gescheiden door een pijl, die in dit verband naar het oordeel van de rechtbank zeker geen aansporing tot een geduldig afwachten inhoudt. Ook ontbreekt een stap die de parkeerder erop wijst dat de tijdens het feitelijke betalingsproces de op het display getoonde mededelingen nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden. Evenmin is een waarschuwing opgenomen dat het te vroeg terugnemen van de pas kan leiden tot het afbreken van de betaling.

6.3

De melding waar verweerder in dit verband op heeft gewezen, staat (onder de kop: ”Let op”) weliswaar op een felgele sticker, maar die sticker bevindt zich helemaal onderaan het apparaat, relatief ver verwijderd van zowel het stappenplan als het display als de betaalgleuf voor de pinpas. Verder staat naast de betaalgleuf een tekst die begint met: “Betalen via Dip & Go, snel en veilig”, een tekst die veeleer de indruk wekt dat het voltooien van het betaalproces met de pas een kwestie van hooguit enkele seconden is.

6.4

De rechtbank acht zeer wel voorstelbaar dat gebruikers van de parkeerautomaat door de naar het oordeel van de rechtbank ongelukkige combinatie van (gestickerde) teksten op het apparaat, alsmede de tekst in het display “betaald”, aldus op het verkeerde been worden gezet tijdens de lange tijdsspanne die kennelijk gemoeid is met het voltooien van het betaalproces. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verweerder heeft voldaan aan het (onder 6.1 opgenomen) kenbaarheidsvereiste. Dit leidt er toe dat in dit geval niet kan worden tegengeworpen dat de echtgenote van eiseres de pinpas te vroeg heeft teruggetrokken: de onduidelijkheid die daarvan de oorzaak is geweest, moet voor rekening van verweerder blijven, temeer nu het betalen met pinpas de enige geboden betaalwijze is.

6.5

Voorts is gelet op al het voorgaande niet gebleken dat de echtgenote van eiser niet, dan wel onvoldoende, aan haar (tevens onder 6.1 genoemde) onderzoeksplicht heeft voldaan. De rechtbank acht in dit verband tevens begrijpelijk dat bij de echtgenote van eiseres, nadat er geen parkeerkaartje uit de parkeerautomaat tevoorschijn was gekomen, niet het spreekwoordelijke kwartje is gevallen. Nu zij op dat moment dacht - en in redelijkheid ook kon denken - reeds betaald te hebben, was haar veronderstelling dat het papier in de automaat op was, niet onbegrijpelijk.

7. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Het beroep is derhalve gegrond.

8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 46 dient te vergoeden.

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, beide met een waarde van € 495 per punt en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is op 8 juni 2017 gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op die datum, evenals de rechtsmiddelenverwijzing. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de rechter en de griffier.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.