Rechtbank Noord-Nederland, 15-03-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:979, AWB LEE - 16 _ 3293 tot en met 16 _ 3299
Rechtbank Noord-Nederland, 15-03-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:979, AWB LEE - 16 _ 3293 tot en met 16 _ 3299
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 maart 2017
- Datum publicatie
- 16 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2017:979
- Zaaknummer
- AWB LEE - 16 _ 3293 tot en met 16 _ 3299
Inhoudsindicatie
Na een servercrash heeft eiser, transportondernemer, verzuimd om tijdig BZM te voldoen. In een periode van 3 dagen wordt in totaal 7 maal gebruik van de snelweg geconstateerd met 5 verschillende vrachtwagens. Voor elke constatering wordt een verzuimboete opgelegd. Onder verwijzing naar het arrest van Hof Den Bosch van 11 december 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:5186) matigt de rechtbank de boeten vanwege het bestaan van ongepubliceerd boetebeleid terzake van de BZM ten tijde van de constateringen in eerste instantie tot € 160. Eiser heeft een overeenkomst voor internetaangifte BZM waardoor hij in beginsel, bij juiste aangifte, slechts eenmaal per maand een verzuimboete opgelegd kan krijgen in het geval dat de automatische incasso (welke eenmaal per maand plaatsvindt) niet goed loopt. De rechtbank oordeelt dat, uit overweging van evenredigheid, hierin reden ligt voor verdere matiging. De rechtbank vernietigd vervolgens twee boeten omdat deze te herleiden zijn tot één fout. Tot slot matigt de rechtbank de resterende boeten tot € 100 per boete, dus € 500 totaal.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 16/3293 tot en met 16/3299
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 15 maart 2017 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).
Procesverloop
Het beroep is gericht tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 22 juli 2016 op de bezwaarschriften van eiseres tegen een zevental aan haar -hierna gespecificeerde- opgelegde verzuimboeten, elk ten bedrage van € 263,00. De verzuimboeten zijn opgelegd tegelijk met een zevental naheffingsaanslagen in de belasting zware motorrijtuigen (BZM) ten bedrage van € 8,00 aan belasting. Het gaat om zogeheten eurovignetten.
Aanslagnummer |
Kenteken |
Controle-datum |
Dagtekening naheffings-aanslag |
Zaaknummer |
[aanslagnummer 1] |
[kenteken 1] |
03-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3293 |
[aanslagnummer 2] |
[kenteken 2] |
03-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3294 |
[aanslagnummer 3] |
[kenteken 3] |
04-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3295 |
[aanslagnummer 4] |
[kenteken 1] |
04-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3296 |
[aanslagnummer 5] |
[kenteken 2] |
04-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3297 |
[aanslagnummer 6] |
[kenteken 4] |
05-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3298 |
[aanslagnummer 7] |
[kenteken 5] |
05-01-2016 |
04-05-2016 |
16/3299 |
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de boetebeschikkingen in de zaken 16/3296 en 16/3297;
- vermindert de boeten in de overige zaken tot een bedrag van € 100,00 per zaak, derhalve € 500,00 in totaal;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,00 aan eiseres te vergoeden;
Gronden
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar geen verwijt treft omdat er sprake is van overmacht veroorzaakt door een servercrash, die plaatsvond op 30 december 2015 en pas in de avonduren van 5 januari 2016 geheel was hersteld. Eiseres doet via een internetmodule (portal) aangifte BZM op kalendermaandbasis, op grond van een overeenkomst met de inspecteur als bedoeld in paragraaf 36, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). Aldus kon eiseres geen aangiftes BZM doen, althans was voor haar tijdelijk niet te controleren of de eurovignetten al dan niet waren afgelopen.
De rechtbank vat dit op als een beroep op afwezigheid van alle schuld (avas). De rechtbank overweegt hierover als volgt. Voor een geslaagd beroep op avas is vereist dat eiseres alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit (dat de verschuldigde belasting niet is betaald) te voorkomen. Vast staat dat eiseres alternatieve manieren ter beschikking stonden om de belasting te voldoen, namelijk hetzij door onder de bestaande overeenkomst tijdig aangifte te doen in de portal via een andere computer met internetverbinding, hetzij door bij een aangiftepunt een los vignet te kopen. Die mogelijkheden heeft eiseres echter niet benut. Gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de aangifte- en voldoeningsgeschiedenis van eiseres (wisseling van dag-, week- en maandaangiften, eerdere beboetbare constateringen), moet eiseres voorts genoegzaam bekend worden geacht met de vereisten uit hoofde van de Wet BZM. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres daarom niet alle van haar in redelijkheid te vergen zorg betracht. Daarbij weegt de rechtbank mee dat van eiseres weliswaar niet gevraagd kan worden om na de servercrash ook op dit punt onmiddellijk actie te ondernemen (een dergelijke gebeurtenis zal immers een reeks aan te verrichten handelingen met verschillende prioriteitstelling teweegbrengen) , maar gelet op de data waarop de constateringen zijn gedaan (vier dagen nadien), had dit redelijkerwijs wel mogelijk moeten zijn.
3. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de opgelegde verzuimboeten passend en geboden zijn en of er sprake is van omstandigheden die dienen te leiden tot matiging van de boeten. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4. Ten tijde van het begaan van de beboetbare feiten bestond er niet gepubliceerd beleid van de Belastingdienst ten aanzien van het opleggen en matigen van boeten in de BZM. Bedoeld beleid is voor het eerst gepubliceerd op 22 januari 2016, dus na het begaan van de beboetbare feiten. Overeenkomstig het Hof Den Bosch in zijn uitspraak van 11 december 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:5186, welke uitspraak in cassatie stand hield, zie Hoge Raad 28 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2424) oordeelt de rechtbank dat, om het risico dat een boete wordt opgelegd die in strijd is met voormeld beleid uit te sluiten, de boeten als uitgangspunt verminderd dienen te worden tot een bedrag van € 160,00 per boetebeschikking. Ten tijde van het begaan van de beboetbare feiten kon eiseres immers niet vaststellen of dat interne beleid wel of niet op haar situatie van toepassing zou zijn (vgl. in dit verband paragraaf 1, derde lid, van het BBBB).
5. Het boetestelsel van artikel 13 Wet BZM heeft alleen betrekking op het niet, niet tijdig of niet geheel betalen van de belasting. Artikel 13 Wet BZM ziet niet op het niet doen van aangifte. In paragraaf 36, tweede lid, van het BBBB wordt wel (mede) het niet tijdig doen van aangifte genoemd. Omdat het BBBB gepubliceerde beleidsregels bevat, kan een boeteling zich er, in een begunstigende situatie, op beroepen. Het zet de wet echter niet opzij.
6. Eiseres heeft een overeenkomst gesloten met de Belastingdienst voor het doen van aangifte BZM via internet. Ingevolge paragraaf 36, derde lid, van het BBBB wordt na afloop van een kalendermaand het totaal verschuldigde bedrag aan BZM via automatische incasso geïnd. In die systematiek is, eveneens ingevolge paragraaf 36, derde lid, van het BBBB, slechts één boete per maand mogelijk. De rechtbank acht deze regeling niet rechtstreeks toepasbaar op de onderhavige situatie. Wel ziet de rechtbank hierin grond voor matiging van de boeten.
7. Het resultaat zou naar het oordeel van de rechtbank namelijk onevenredig zijn ten opzichte van de situatie waarin eiseres zich bevond, in het bijzonder wat betreft de blootstelling aan het risico op boeten. Dat risico was immers beperkt tot één verzuimboete per maand, terwijl het niet (tijdig) doen van de onderliggende aangiften als zodanig niet zelfstandig beboetbaar is (zie 5 en 6).
Het voorgaande laat onverlet dat elk van de zeven constateringen een zelfstandig beboetbaar feit vormt. De rechtbank ziet echter grond om van het uitgangspunt af te wijken dat al deze beboetbare feiten ook in gelijke mate strafwaardig zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De constateringen zijn alle in een korte periode (drie aaneengesloten dagen) gedaan. De oorzaak van het niet betalen van de belasting ligt in een servercrash die tijdens deze periode voortduurde. De verzuimen zijn dus steeds terug te voeren op één fout die zo snel als redelijkerwijs mogelijk is hersteld. De dag nadat de server weer in de lucht was (6 januari 2016), heeft eiseres immers haar aangifte- en voldoeningsgedrag weer in lijn gebracht met de wettelijke vereisten.
Bij twee vrachtwagens is voorts op twee opvolgende dagen een constatering gedaan. De rechtbank oordeelt dat, in de gegeven omstandigheden, beboeting van de tweede constatering op de volgende dag niet passend is, omdat zulks een onevenredige cumulatie zou opleveren die geen redelijk verband houdt met de ernst van dat feit. Om recht te doen aan de situatie als geheel, zal de rechtbank daarom de tweede boete in deze beide gevallen geheel vernietigen.
9. Het voorstaande betekent dat het totaal aan boeten dient te worden bepaald op 5 x € 100,00 = € 500,00. De rechtbank acht dit totaalbedrag, gelet op alle feiten en omstandigheden, passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat eiseres het bestaan van de computercrash aannemelijk heeft gemaakt, dat aan eiseres na deze reeks naheffingen in 2016 geen andere naheffingen BZM meer zijn opgelegd, dat eiseres na de computercrash grotendeels is overgestapt op (maand- of) jaarvignetten en dat eiseres direct na het oplossen van de servercrash weer aangiften en voldoeningen BZM heeft gedaan.
10. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
13. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 15 maart 2017 gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.
w.g. griffier
w.g. rechter