Rechtbank Noord-Nederland, 13-03-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1001, AWB - 17 _ 3844
Rechtbank Noord-Nederland, 13-03-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1001, AWB - 17 _ 3844
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 13 maart 2018
- Datum publicatie
- 27 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2018:1001
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:4544, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 3844
Inhoudsindicatie
MRB.
Tijdens een schorsing mag met het oog op een te verrichten Apk-keuring gebruik van de weg worden gemaakt. Deze vrijstelling geldt alleen als eiser aan de hand van bescheiden kan laten zien dat er een afspraak voor de keuring was gemaakt. Daarvoor is op zichzelf niet per se een Apk-keuringsrapport nodig, dat bewijs kan ook op een andere manier (mits met bescheiden gestaafd) worden geleverd.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3844
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 13 maart 2018 in de zaak tussen
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Procesverloop
Het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 13 oktober 2017 op het bezwaarschrift van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak van 26 maart 2016 tot en met 25 maart 2017 en de daarbij gegeven boetebeschikking.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond;
- verklaart het beroep tegen de boetebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar in zoverre;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 164,68;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Gronden
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De naheffingsaanslag betreft een motorrijtuig, een Renault 5 GTD sedan (hierna: de auto), met het kenteken [kenteken] . Niet in geschil is dat eiser sinds 13 september 2013 houder is van de auto en dat in de periode van 22 november 2015 tot en met 7 november 2016 en van 8 november 2016 tot en met 25 juli 2017 de geldigheid van het kentekenbewijs geschorst is geweest. Voorts is niet in geschil dat met de auto op 16 maart 2017 omstreeks 14:32 uur gebruik werd gemaakt van de openbare weg, te weten [straat] te [plaats] .
3. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd.
4. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag en boete onterecht zijn opgelegd, omdat de auto volgens eiser op 16 maart 2017 gebruik van de weg heeft gemaakt wegens een voorgenomen Algemene Periodieke Keuring (hierna: Apk-keuring). Eiser is van mening dat de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (hierna: de Wet MRB) geldt. Hij stelt dat de auto is afgekeurd en dat er daarom geen afkeuringsrapport in de RDW is opgemaakt. Eiser is van mening dat de overgelegde bon, die hij van de garage heeft gekregen met daarop aangetekend de gebreken/te verrichten reparaties, aantoont dat de auto op 16 maart 2017 naar de garage is gegaan voor een Apk-keuring.
5. Verweerder is van mening dat de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet MRB, niet van toepassing is. Verweerder stelt dat ook van het afkeuren van een auto een keuringsrapport wordt opgemaakt. Volgens verweerder is elke uitgevoerde Apk-keuring te traceren via de RDW. Een keuringsrapport ontbreekt. Nu op geen enkele wijze is gebleken dat de auto daadwerkelijk gekeurd is, heeft er geen Apk-keuring als bedoeld in de vrijstellingsregeling plaatsgevonden. Verweerder stelt dat de bon die eiser heeft overgelegd een bon van een zogeheten voorcontrole is en dat daaruit niet volgt dat er sprake van een Apk-keuring is geweest.
6. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat met de auto gebruik is gemaakt van de weg tijdens de schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet MRB kan in dat geval worden nageheven. Op grond van het bepaalde in artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet MRB, in samenhang met artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit MRB 1994, mag tijdens een schorsing met het oog op een te verrichten Apk-keuring gebruik van de weg worden gemaakt op de dag waarop het motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen. Dat betekent dat eiser, op wie de bewijslast rust, moet bewijzen dat hij een afspraak heeft gemaakt om een Apk-keuring te laten verrichten op de dag waarop hij gebruik van de weg maakt. Alleen dan kan hij van de vrijstelling gebruik maken: een vrijstellingsbepaling moet namelijk strikt worden uitgelegd. Daar komt bij, dat de vrijstelling volgens artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit MRB 1994 alleen geldt als eiser aan de hand van bescheiden (dus: stukken) kan laten zien dat er een afspraak voor de keuring was gemaakt.Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat hij een Apk-keuring had aangevraagd. Daarvoor is op zichzelf niet per se een Apk-keuringsrapport nodig; dat bewijs kan ook op een andere manier (mits met bescheiden gestaafd) worden geleverd. Maar de overgelegde bon toont in ieder geval niet aan dat vooraf duidelijk was dat de auto op 16 maart 2017 zou worden gekeurd; daaruit volgt alleen dat de auto op die dag daadwerkelijk bij de garage is geweest. Bovendien is ter zitting duidelijk geworden dat eiser geen Apk-keuring had aangevraagd voor 16 maart 2017, maar dat hij de auto zonder afspraak naar de garage heeft laten brengen. Om die reden is de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, onder m, van de Wet MRB in samenhang met artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit MRB 1994, niet van toepassing. Dat brengt met zich dat verweerder terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd.
7. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij op 16 maart 2017 in de ochtend de auto van de stalling naar [x] , wonende aan [straat] , heeft gebracht, met de afspraak dat [x] de auto vervolgens naar de garage zou rijden voor een Apk-keuring. Vervolgens heeft eiser de auto 's avonds weer bij [x] opgehaald.
8. De rechtbank acht de gang van zaken die eiser schetst geloofwaardig. Kijkend naar de afgelegde route van de auto, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval de rit van en naar de garage, via [x] , zozeer is verweven is met de toegestane “vrijgestelde Apk-keuringsrit”, dat deze moet worden beschouwd als een dergelijke Apk-keuringsrit. Dat daarbij niet de kortst mogelijke route tussen de stalling en de garage is afgelegd, maakt dat niet anders. De formulering van de wet- en regelgeving staat dat toe. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de afgelegde route om andere redenen (zoals het doen van een boodschap) is uitgebreid. Met andere woorden: de naheffingsaanslag blijft alleen staan omdat eiser niet met bescheiden heeft kunnen bewijzen dat hij een afspraak had gemaakt om de auto op 16 maart 2017 te laten keuren. De rechtbank is er echter van overtuigd dat eiser dat wel degelijk van plan was, en dat hij (via [x] ) aan dat plan ook daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven. Bij die uitvoering heeft hij zich verder gehouden aan de regels. Die regels zijn niet glashelder; dat blijkt ook wel uit de omstandigheid dat verweerder deze strikter uitlegt dan de rechtbank (bijvoorbeeld op het punt van het keuringsrapport als bewijsmiddel en de gereden route tijdens de keuringsrit). Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het standpunt van eiser dat hij juist handelde, pleitbaar: hij kon redelijkerwijs menen dat hij goed zat.
9. De rechtbank ziet daarin grond voor het oordeel dat de opgelegde verzuimboete niet in stand kan blijven. Daarom heeft de rechtbank de boete vernietigd.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep gericht tegen de boete gegrond verklaard.
11. Omdat de rechtbank het beroep tegen de boete gegrond heeft verklaard, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt vast te stellen. De verletkosten vanwege het bijwonen van de zitting ad € 118,88 (8 uur à € 14,86) komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen de aanvangstijd van de zitting, de benodigde reistijd, het feit dat verweerder de verletkosten als zodanig niet heeft weersproken en tevens dat het gevraagde bedrag onder het maximum van € 81 per uur ligt. Verweerder wordt eveneens veroordeeld om de reiskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 45,80 (reiskosten op basis van tarief openbaar vervoer, tweede klas, retour [woonplaats] – Groningen).
13. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 13 maart 2018 gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid van E.M. Lenting, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: