Rechtbank Noord-Nederland, 10-07-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:2589, AWB LEE - 16 _ 4751
Rechtbank Noord-Nederland, 10-07-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:2589, AWB LEE - 16 _ 4751
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 10 juli 2018
- Datum publicatie
- 11 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2018:2589
- Zaaknummer
- AWB LEE - 16 _ 4751
Inhoudsindicatie
De maatschap tussen eiseres en haar medevennoot wordt ontbonden, en direct weer aangegaan tussen dezelfde maten, met een wijziging in de winstverdeling. Eiseres verkrijgt hierdoor (onder meer) 1% van de economische eigendom van de bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende ondergrond. In geschil is of de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, letter e van de WBR van toepassing is op deze verkrijging.
De rechtbank oordeelt dat de vrijstelling toepassing vindt. Naar het oordeel van de rechtbank is na de ontbinding nog steeds sprake van een subjectieve onderneming, zodat er nog steeds sprake is van ‘inbreng van een onderneming in een vennootschap’ in de zin van de vrijstellingsbepaling.
Uit de wetsgeschiedenis leidt de rechtbank voorts af dat met de vrijstellingsbepaling beoogd is de heffing van overdrachtsbelasting geen belemmerende factor te laten zijn voor het oprichten van vennootschappen die geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, en dat heffing eerst aan de orde komt bij de verdeling of vereffening in de gevallen als omschreven in artikel 15, eerste lid, letter f, van de WBR. De rechtbank oordeelt dat de strekking van de vrijstellingsbepaling zich niet verzet tegen toepassing in de onderhavige situatie, nu vast staat dat een nieuwe maatschap is aangegaan met de inbreng van een onderneming door eiseres.
Tot slot oordeelt de rechtbank dat fiscale herkwalificatie geen toepassing kan vinden op de onderhavige situatie, nu verweerder niet het standpunt heeft ingenomen dat er sprake is van fraus legis.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/4751
(gemachtigden: mr. A. Verduijn RB en mr. C.G. van Laarhoven RB),
en
(gemachtigden: [gemachtigde van verweerder] en [gemachtigde van verweerder] ).
Procesverloop
Eiseres heeft op 13 januari 2016 een bedrag van € 121 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.
Bij uitspraak op bezwaar van 26 oktober 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres exploiteert sinds 11 december 1991 in maatschapsverband een landbouwbedrijf te [woonplaats] . De maatschap wordt gevormd door de maten [eiseres] en [vennoot 2] .
Bij overeenkomst opgemaakt en ondertekend op 25 september 2015 is opgenomen dat de maatschap met ingang van 1 mei 2015 is ontbonden. Bij dezelfde overeenkomst is eveneens een nieuwe maatschap aangegaan. Beide maten hebben hun deelgerechtigdheid in het vermogen van de ontbonden maatschap ingebracht in de nieuwe maatschap. [vennoot 2] heeft daarnaast een perceel cultuurgrond groot 22.63.90 ha. (uit zijn buitenvennootschappelijke vermogen) ingebracht in de nieuwe maatschap.
De inhoud van de overeenkomst van de genoemde overeenkomst (1.2) luidt voor zover van belang als volgt:
‘OVEREENKOMST
tot wijziging winstverdeling met ontbinding en inbreng
Ondergetekenden,
1, [vennoot 2] , geboren op [geboortedatum] , wonende aan [adres] , [postcode] te [woonplaats] , hierna te noemen: vennoot sub 1 ;
2. [eiseres] , geboren op [geboortedatum] , wonende aan [adres] , [postcode] te [woonplaats] , hierna te noemen: vennoot sub 2 ;
hierna te noemen: de vennoten,
in aanmerking nemende:
dat de vennoten voor gezamenlijke rekening een onderneming exploiteren –welk samenwerkingsverband hierna wordt genoemd: de maatschap-, ten doel hebbende de exploitatie van een landbouwbedrijf, gevestigd te [woonplaats] ;
dat bepalingen en voorwaarden met betrekking tot deze maatschap zijn vastgelegd in een akte, ondertekend op 11 december 1991;
dat de vennoten thans zijn gerechtigd tot de winsten van de maatschap in de verhouding 50% - 50%, welke verhouding mede geldt voor de gerechtigdheid van ieder van de vennoten in de stille reserves in de tot het maatschapsvermogen behorende vermogensbestanddelen;
dat de vennoten een wijziging zijn overeengekomen van deze winstverdeelsleutel;
dat de vennoten tevens zijn overeengekomen dat de vennoot sub 1 de grond behorende tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen inbrengt in de maatschap;
verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1 Ontbinding en aangaan maatschap
Ontbinding
De tussen de vennoten bestaande maatschap is met ingang van 1 mei 2015 ontbonden.
Aangaan nieuwe maatschap
De vennoten zijn met ingang van 1 mei 2015 een nieuw samenwerkingsverband aangegaan, hierna eveneens aan te duiden als ‘maatschap’, welke maatschap ten doel heeft: de voortzetting van de onderneming zoals die door de ontbonden maatschap werd geëxploiteerd.
De bepalingen en voorwaarden met betrekking tot de nieuwe maatschap zijn gelijk aan de bepalingen en voorwaarden zoals die golden ten aanzien van de ontbonden maatschap, behoudens de hierna opgenomen bepalingen.
Artikel 2 Inbreng
Inbreng algemeen
De vennoten brengen ieder in de nieuwe maatschap in hun deelgerechtigdheid in het vermogen van de ontbonden maatschap.
De vennoot sub 1 brengt tevens in het tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen behorende perceel cultuurgrond gelegen aan [straatnaam] te [woonplaats] , groot ongeveer 22.63.90 ha.
De inbreng vindt plaats naar de toestand op 1 mei 2015.
De inbrengers worden voor de inbrengwaarde van hun inbreng gecrediteerd in de boeken van de maatschap.
Landbouwcultuurgronden
a. De inbreng van de landbouwcultuurgronden geschiedt tegen een waarde (inbrengwaarde) gelijk aan de fiscale boekwaarde van de gronden bij de inbrenger vermeerderd met het gedeelte van de stille reserves dat is vrijgesteld op de voet van artikel 3.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de landbouwvrijstelling).
Tot maximaal het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van de gronden ten tijde van de inbreng en de inbrengwaarde behoudt/behouden de inbrenger zich de stille reserves voor.
b. (…)
Gebouwen
a. Bij de inbreng van (de deelgerechtigdheid in) de economisch eigendom van de gebouwen nemen partijen ten aanzien van elk gebouw de opstal en de grond onder en bij (ondergrond, erf en tuin) de opstal afzonderlijk in aanmerking. De inbreng van de opstal vindt plaats tegen een waarde gelijk aan de fiscale boekwaarde bij de inbrenger en met voorbehoud van de stille reserves tot maximaal het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de fiscale boekwaarde ten tijde van de inbreng. De inbreng van de grond onder en bij elke opstal vindt plaats op gelijke wijze als in onderdeel D. is bepaald ten aanzien van de landbouwcultuurgronden.
b. (…)
Overige bedrijfsmiddelen
De inbreng van de overige bedrijfsmiddelen vindt plaats tegen de boekwaarde van de betreffende vermogensbestanddelen in de ontbonden maatschap op 1 mei 2015 onder voorbehoud van de stille reserves tot maximaal het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde ten tijde van de inbreng, rekening houdend met eventueel bij inbreng in de ontbonden maatschap voorbehouden stille reserves.
De voorbehouden stille reserves ter zake van de machines en werktuigen kunnen door de vennoten in de eerste vijf boekjaren na de inbreng bij de winstverdeling worden verrekend, elk jaar voor één-vijfde deel, mits en voor zover er sprake is van (positieve) winst.