Home

Rechtbank Noord-Nederland, 26-07-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:2981, AWB - 18 _ 42

Rechtbank Noord-Nederland, 26-07-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:2981, AWB - 18 _ 42

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
26 juli 2018
Datum publicatie
31 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2018:2981
Zaaknummer
AWB - 18 _ 42

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Tijdens een schorsing mag met het oog op een te verrichten Apk-keuring gebruik van de weg worden gemaakt. Deze vrijstelling geldt alleen als eiser aan de hand van bescheiden kan laten zien dat er een afspraak voor de keuring was gemaakt. Eiser is hierin geslaagd.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 18/42

en

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 23 oktober 2017 een naheffingsaanslag opgelegd inzake de motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 19 augustus 2016 tot en met 23 juli 2017 tot een bedrag van € 1.359. Tevens heeft verweerder bij beschikking een verzuimboete opgelegd tot een bedrag van € 1.359.

Bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere bewijsstukken aan te leveren en zijn ter zitting ingenomen en toegelichte standpunten nader te onderbouwen. Eiser heeft nadere stukken ingediend, waarop verweerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De rechter heeft vervolgens met toestemming van partijen het onderzoek zonder een nadere zitting gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1

De naheffingsaanslag ziet op het motorrijtuig, een Volkswagen Transporter Bestel (hierna: de auto), met het kenteken [kenteken]. Niet in geschil is dat eiser sinds 29 augustus 2015 (opnieuw) houder is van de auto en dat in de periode van 19 augustus 2016 tot en met 23 juli 2017 de geldigheid van het kentekenbewijs geschorst is geweest. Voorts is niet in geschil dat met de auto op 10 mei 2017 omstreeks 11.35 uur gebruik werd gemaakt van de openbare weg, te weten de [a-straat] te [plaats 1]. Eiser werd hier staandegehouden, terwijl hij (grof) vuil aan het uitladen was. Niet in geschil is dat de vuilstort op de route naar de vaste garage van eiser ([naam garagebedrijf] aan de [b-straat] te [a-wijk]) is gelegen.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd.

2.1

Eiser stelt dat de naheffingsaanslag en boete onterecht zijn opgelegd, omdat op 10 mei 2017 met de auto gebruik van de weg is gemaakt wegens een voorgenomen Algemene Periodieke Keuring (hierna: Apk-keuring). Eiser is van mening dat de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (hierna: de Wet MRB) in dit geval van toepassing is. Eiser is van mening dat de nader overgelegde stukken, waaronder het keuringsrapport, de factuur van de APK en een foto van de agenda van de garagehouder voldoende bewijs vormen dat hij met de auto op 10 mei 2017 naar de garage is gegaan voor een Apk-keuring. Voorts verwijst eiser naar verklaringen van buurtbewoners, foto’s van de feitelijke situatie en berichtgeving (een print-screen) omtrent Apk-keuringen op de site van de Belastingdienst (RDW).

2.2

Verweerder is van mening dat de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet MRB, niet van toepassing is. Dat eiser stelt onderweg te zijn geweest voor een APK keuring komt niet overeen met de verklaring die eiser heeft afgegeven tijdens de staandehouding aan de [kenteken]. Eiser heeft toen verklaard dat hij onderweg was om afval weg te brengen, aldus verweerder. Verweerder is van mening dat het verhaal van eiser tegenstrijdigheden bevat.

3. De rechtbank overweegt als volgt. Als met een auto gebruik is gemaakt van de weg tijdens de schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs, kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet MRB worden nageheven. Op grond van het bepaalde in artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet MRB, in samenhang met artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit MRB 1994, kan vrijstelling worden verleend indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat tijdens de schorsing gebruik van de weg is gemaakt op de dag waarop de auto naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring (Apk-keuring) zal worden onderworpen.

3.1

Het voorgaande houdt in dat op eiser de last rust om aan de hand van bescheiden te bewijzen dat hij op 10 mei 2017 een afspraak had om een Apk-keuring te laten verrichten.

3.2

Ter zitting heeft eiser verklaard hij dat in verband met de afspraak voor de Apk-keuring onderweg was naar de garage en dat hij tijdens het storten van de vuilnis - vlak bij zijn woning op de route naar de garage - is staande gehouden en hij daardoor zodanige vertraging heeft opgelopen dat hij te laat op zijn werk zou verschijnen. Om dit te voorkomen is hij is direct teruggereden naar zijn woning, heeft de auto daar weer gestald en vervolgens is er contact gezocht met de garage. De auto is later die dag opgehaald door de garagehouder. De keuring heeft die dag niet meer plaats kunnen vinden omdat de afspraak inmiddels was verstreken en heeft daarom later plaatsgevonden.

3.3

De rechtbank is van oordeel dat eiser in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. Uit de door hem overgelegde stukken (zie 2.1) blijkt dat hij op 10 mei 2017 met de auto onderweg was voor een Apk-keuring, die op die dag zou plaatsvinden. Het voorgaande blijkt in het bijzonder uit de aantekeningen in de agenda van de garagehouder en het overgelegde keuringsrapport. Dat eiser langs de route is gestopt en uitgestapt om vuilnis in een daarvoor bestemde afvalverzamelplek te deponeren, doet daar niet aan af. Eveneens doet daar niet aan af, dat de daadwerkelijke keuring later heeft plaatsgevonden. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van eiser (zie 3.2).

3.4

Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de vrijstelling van artikel 72, eerste lid, onder m, van de Wet MRB in samenhang met artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit MRB 1994, van toepassing is. Dat houdt in dat verweerder onterecht een naheffingsaanslag en verzuimboete heeft opgelegd. Het gelijk is aan eiser.

4. Het beroep is gegrond.

5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- vernietigt de boetebeschikking;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2018.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel