Rechtbank Noord-Nederland, 21-02-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:603, AWB - 17 _ 3726
Rechtbank Noord-Nederland, 21-02-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:603, AWB - 17 _ 3726
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 21 februari 2019
- Datum publicatie
- 26 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2019:603
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 3726
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Aanmerkelijk belang. Structuur om heffing over inkomen uit aanmerkelijk belang als gevolg van fictieve vervreemding bij overlijden uit te stellen. Fraus legis.
[X] overlijdt in 2016. Tot zijn nalatenschap behoren aandelenbelangen in twee vennootschappen [A] BV en [B] NV waarvan de bezittingen geheel uit beleggingen bestonden. Deze aandelenbelangen zijn krachtens vererving geheel overgegaan naar eiseres, de echtgenote van [X]. (De erven) [X] moet(en) vervreemdingsvoordelen uit hoofde van de fictieve vervreemdingen van de aandelenbelangen in [A] en [B] tot het inkomen uit aanmerkelijk belang rekenen. Eind december 2016 hebben zowel [A] BV als [B] NV nieuwe aandelen uitgegeven aan eiseres. Deze nieuw uitgegeven aandelen zijn van een andere soort dan de al bestaande aandelen van respectievelijk [A] BV en [B] NV . Na uitgifte van deze nieuwe aandelen heeft eiseres haar bestaande aandelen in [A] BV en [B] NV verkocht aan een nieuw opgerichte stichting (de Stichting). Eiseres claimt in haar aangifte IB/PVV 2016 een verlies uit aanmerkelijk belang in verband met de verkoop van de oude aandelen in [A] BV en [B] NV aan de Stichting. Dit verlies zet eiseres af tegen het inkomen uit aanmerkelijk belang van (de erven) [X] dat op grond van de partnerregeling van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 aan eiseres is toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet over de vermogensbestanddelen van de Stichting kan beschikken als ware het haar eigen vermogen en het vermogen van de Stichting geen afgezonderd particulier vermogen vormt in de zin van artikel 2.14a van de Wet IB 2001. Er is derhalve ook voor de toepassing van de Wet IB 2001 sprake van een vervreemding van de aandelen aan de Stichting. Tevens is de rechtbank van oordeel dat op grond van de relevante wettelijke bepalingen van de Wet IB 2001 eiseres een verlies uit aanmerkelijk belang in aanmerking kan nemen met betrekking tot de vervreemding van de aandelen aan de Stichting. De rechtbank is echter van oordeel dat er sprake is van fraus legis; het samenstel van rechtshandelingen dat eind 2016 heeft plaatsgevonden, is louter gericht op het voorkomen en uitstellen van de (directe) heffing over het inkomen uit aanmerkelijk belang. De rechtbank acht het niet toelaatbaar dat dit samenstel van rechtshandelingen wordt aanvaard, nu dit ertoe leidt dat een aanmerkelijk belanghouder naar willekeur een in economische zin niet geleden verlies uit aanmerkelijk belang kan creëren en zodoende de (directe) heffing van inkomstenbelasting geheel of gedeeltelijk zou kunnen verijdelen dan wel (onbeperkt) zou kunnen uitstellen.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3726
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 21 februari 2019 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. C.A. Goosen),
en
(gemachtigde: [naam] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 1 september 2017 aan eiseres een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.919, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 70.288.226 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 44.701. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 200.443 aan belastingrente in rekening gebracht.
Eiseres heeft tegen deze aanslag bij brief van 11 oktober 2017, ontvangen door verweerder op 12 oktober 2017, bezwaar gemaakt. Op verzoek van eiseres heeft verweerder ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft het bezwaarschrift bij brief van 24 oktober 2017 doorgezonden naar de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] , [naam] en [naam] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Op 1 januari 2016 is [X] overleden. Eiseres was buiten gemeenschap van goederen gehuwd met [X] en had met hem twee kinderen: [dochter] en [zoon] .
De familie [familienaam] is eigenaar van het familiebedrijf aangeduid als [het familiebedrijf] . Het uiteindelijke belang van de aandelen van het familiebedrijf berust bij [dochter] en [zoon] .
Tot de nalatenschap van [X] behoorden onder andere belangen in [A] BV ( [A] BV) en [B] NV . De bezittingen van beide vennootschappen bestonden ten tijde van het overlijden van [X] geheel uit beleggingen.
Het aandelenkapitaal van [B] NV was onderverdeeld in letteraandelen: 1.800 aandelen A, 225 aandelen B en 225 aandelen C. De nominale waarde van elk aandeel bedroeg € 100. De aandelen [B] NV waren gecertificeerd. [STAK] hield de juridische eigendom van de aandelen. Tot zijn overlijden was [X] enig bestuurslid van [STAK] . Sinds het overlijden van [X] is eiseres enig bestuurslid van [STAK] .
De certificaten van de aandelen B en de certificaten van de aandelen C, die elk een belang van 10% vertegenwoordigen, werden voor het overlijden van [X] gehouden door de twee kinderen van eiseres. De certificaten van de aandelen A, die een belang van 80% vertegenwoordigden, werden gehouden door [X] en zijn krachtens vererving geheel overgegaan naar eiseres. Eiseres’ verkrijgingsprijs voor de aandelen A was € 59.220.950. Over 2016 heeft eiseres een forfaitair voordeel in de zin van artikel 4.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) genoten van € 2.368.838.
Het aandelenkapitaal van [A] BV bestond uit 400 aandelen met elk een nominale waarde van € 45,38. Alle 400 aandelen werden gehouden door [X] en zijn krachtens vererving geheel overgegaan naar eiseres. Eiseres’ verkrijgingsprijs voor de aandelen [A] BV was € 21.985.300.
Op 23 december 2016 heeft eiseres [de Stichting] opgericht. Volgens haar statuten heeft de Stichting tot doel het behartigen van de belangen van
(oud-)werknemers van [het familiebedrijf] en hun gezinsleden.
Ten aanzien van het doel van de Stichting is in de statuten het volgende bepaald:
“3Doel
- -
-
a) de werknemers en hun gezinsleden;
- -
-
b) gewezen werknemers en hun gezinsleden; en/of
- -
-
c) de gezinsleden van overleden werknemers en overleden gewezen werknemers,
en voorts al hetgeen hiermee rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.”.
Ten aanzien van het bestuur van de Stichting zijn in de statuten – voor zover relevant – de volgende bepalingen opgenomen: