Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3792, AWB - 19 _ 355
Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3792, AWB - 19 _ 355
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2020
- Datum publicatie
- 16 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2020:3792
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 355
Inhoudsindicatie
WOZ-waardering sportaccommodatie met een overdekt zwembad en een sporthal. Gecorrigeerde vervangingswaarde. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat een hogere functionele correctie voor de belemmering van de gebruiksmogelijkheden moet worden toegepast dan waar verweerder van is uitgegaan. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de door hem voorgestane restwaarden niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft de door haar bepleite restwaarden evenmin aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/355
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 30 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
(gemachtigden: [gemachtigden verweerder] ).
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2018 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (de onroerende zaak), per waardepeildatum
1 januari 2017, vastgesteld voor het kalenderjaar 2018, op € 1.489.000.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waarbij de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaken met de zaaknummers LEE 20/106, 19/356, 20/108, 19/357 en 20/107, heeft plaatsgevonden op 17 september 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , kantoorgenoot van haar gemachtigde, en taxateur [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een sportaccommodatie ( [naam 3] ) met een overdekt zwembad (gebouwd in 1995) en een sporthal (gebouwd in 1970).
Eiseres heeft op grond van voornoemde WOZ-waarde voor het belastingjaar 2018 een aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZB) gebruiker opgelegd gekregen van € 1.057,15.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of verweerder de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum
1 januari 2017 te hoog heeft vastgesteld. Eiseres bepleit een waarde van
€ 1.380.000 en verweerder staat een waarde voor van € 1.489.000.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder een taxatiekaart overgelegd. In de taxatiekaart is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2017 bepaald op € 1.489.000.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een op 7 augustus 2018 door taxateur [naam 2] opgemaakt taxatierapport en een taxatiekaart overgelegd. Hierbij is de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2017 bepaald op € 1.380.000.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat het geschil enkel nog ziet op de vragen:
(1) of verweerder bij de waardebepaling van het zwembad is uitgegaan van een te lage functionele correctie als gevolg van de belemmering van de gebruiksmogelijkheden; en
(2) of verweerder de restwaarden van het zwembad en de sporthal te hoog heeft vastgesteld.
3. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de door hem voorgestane waarde per 1 januari 2017 niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer op die datum. Als verweerder niet in deze bewijslast slaagt, komt de vraag aan de orde of eiseres de door haar bepleite waarde aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, zal de rechter als regel de waarde zelf vaststellen (zie HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300, en HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2132).
Niet in geschil is dat de waarde van de onroerende zaak aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde moet worden bepaald. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Ten aanzien van de functionele correctie (1)
Eiseres heeft gesteld dat verweerder bij de waardebepaling is uitgegaan van een te lage functionele correctie als gevolg van de belemmering van de gebruiksmogelijkheden voor het zwembad. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat de luchtbehandelingskast op het dak dient te worden vervangen, dat de beweegbare bodem, de isolatievoorzieningen en de dakbedekking vernieuwd moeten worden en dat sprake is van schimmelvorming in het zwembad. De investeringen die gedaan moeten worden om deze gebreken op te lossen, komen volgens eiseres tot uitdrukking in een functionele correctie van 15%. Verweerder heeft daartegenover gesteld dat het zwembad volledig benut wordt en dat hij met 9,8% voldoende functioneel heeft gecorrigeerd.
Op grond van vaste jurisprudentie (onder meer het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1818, rechtsoverweging 2.4.) brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat eiseres een correctie voor een onderdeel van de functionele veroudering onderbouwt, als zij een hogere correctie voorstaat dan verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat een hogere functionele correctie voor de belemmering van de gebruiksmogelijkheden moet worden toegepast dan waar verweerder van is uitgegaan. Daartoe overweegt de rechtbank ten eerste dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard dat het zwembad niet minder werd gebruikt dan in voorgaande jaren. Ten tweede heeft eiseres tegenover verweerders betwisting niet concreet onderbouwd in hoeverre de door haar gestelde gebreken aanwezig zijn en in hoeverre deze gestelde gebreken het gebruik van het zwembad belemmeren. De beroepsgrond van eiseres faalt.
Ten aanzien van de restwaarden (2)
Partijen zijn uitgegaan van de volgende restwaarden: