Home

Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3793, AWB - 19 _ 356

Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3793, AWB - 19 _ 356

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
30 oktober 2020
Datum publicatie
16 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2020:3793
Zaaknummer
AWB - 19 _ 356

Inhoudsindicatie

WOZ-waardering sportaccommodatie. Gecorrigeerde vervangingswaarde. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de door hem voorgestane restwaarden niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft de door haar bepleite restwaarden evenmin aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 19/356

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 30 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),

en

(gemachtigden: [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2018 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] (de onroerende zaak), per waardepeildatum

1 januari 2017, vastgesteld voor het kalenderjaar 2018, op € 760.000.

Bij uitspraak op bezwaar van 14 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting, waarbij de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaken met de zaaknummers LEE 20/106, 19/355, 20/108, 19/357 en 20/107, heeft plaatsgevonden op

17 september 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , kantoorgenoot van haar gemachtigde, en taxateur [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een sportaccommodatie ( [naam 3] ) uit 1991 met in totaal 8.902 m² grond.

1.2.

Eiseres heeft op grond van voornoemde WOZ-waarde voor het belastingjaar 2018 een aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZB) gebruiker opgelegd gekregen van

€ 539,60.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is of verweerder de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum

1 januari 2017 te hoog heeft vastgesteld. Eiseres bepleit een waarde van

€ 610.000 en verweerder staat een waarde voor van € 760.000.

2.1.

Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder een taxatiekaart overgelegd. In de taxatiekaart is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2017 bepaald op € 760.000.

2.2.

Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een op 7 augustus 2018 door taxateur [naam 2] opgemaakt taxatierapport en een taxatiekaart overgelegd. Hierbij is de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2017 bepaald op € 610.000.

3. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de door hem voorgestane waarde per 1 januari 2017 niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer op die datum. Als verweerder niet in deze bewijslast slaagt, komt de vraag aan de orde of eiseres de door haar bepleite waarde aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, zal de rechter als regel de waarde zelf vaststellen (zie HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300, en HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2132).

3.1.

Niet in geschil is dat de waarde van de onroerende zaak aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde moet worden bepaald. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Het geschil ziet enkel nog op de vraag of verweerder de restwaarden van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld.

4.1.

Partijen zijn uitgegaan van de volgende restwaarden:

Verweerder: Eiseres:

Ruwbouw 27% Ruwbouw 15%

Afbouw 27% Afbouw 10%

Installaties 15% Installaties 5%

4.2.

Eiseres heeft gesteld dat verweerder is uitgegaan van te hoge restwaarden. Een enkele verwijzing naar de restwaarden die zijn opgenomen in de taxatiewijzer (in dit geval: de “Taxatiewijzer en kengetallen DEEL 18 Sport” met waardepeildatum 1 januari 2017) acht eiseres onvoldoende.

4.3.

Verweerder heeft ter zitting erkend dat de taxatiewijzer geen concrete onderbouwing kent voor de bepaling van de restwaarden. Verweerder heeft geprobeerd aan de hand van gerealiseerde transacties de restwaarden te onderbouwen. Hij verwijst in dit verband naar de volgende transacties:

Adres : [adres 2]

Transactieprijs : € 450.000,- exclusief BTW

Transactiedatum : 3 september 2018

Bouwjaar : 1995

Bijzonderheden : -

Gehanteerd archetype : Sporthal/Sportzaal

Grondwaarde : € 269.184,-

Vervangingskosten : € 526.613

Restwaarde : € 450.000,- -/- €269.184,-

--------------------------------------------- = 34,33%

€ 526.613,-

Restwaarde uit transactie : 34,33%

Adres : [adres 3]

Transactieprijs : € 375.000,- exclusief BTW

Transactiedatum :15 april 2019

Bouwjaar : Voornamelijk 1996 en 1999, 2004 fitnessruimte

Gehanteerd archetype : Gymzaal

Grondwaarde : 1.937 m2 x € 47,25,- = € 91.523,-

Ongecorrigeerde vw : € 626.032,-

Restwaarde : € 375.000,- - € 91.523,-

--------------------------------------------- = 45,28%

€ 626.032

Restwaarde uit transactie : 45,28%

Adres : [adres 4]

Transactieprijs : € 1.211.000,- exclusief BTW

Transactiedatum : 6 september 2017

Bouwjaar : 1970 en 1984

Bijzonderheden : Deels gesloopt, nu woningbouw. Oudste deel blijft

staan, bestemming daarvan is nog onbekend.

Gehanteerd archetype : Bioscoop/Filmhuis

Grondwaarde : € 165.072

Ongecorrigeerde vw : € 2.565.376,-

Restwaarde : € 1.211.000,- -/- € 165.072,-

----------------------------------------------- = 40,77%

€ 2.565.376,-

Restwaarde uit transactie : 40,77%

4.4.

Volgens verweerder zijn de door hem gehanteerde restwaarden niet te hoog, omdat er goede herbestemmingsmogelijkheden zijn. Hij wijst erop dat vanwege de ligging de locatie zich prima leent voor de realisatie van woningen. Bij stopzetting van het huidige gebruik kan de bestemming worden gewijzigd in bijvoorbeeld “wonen”. Verder wijst hij erop dat voormalige school- en sportgebouwen relatief eenvoudig kunnen worden getransformeerd tot bijvoorbeeld kinderdagverblijven.

4.5.

Eiseres heeft ter zitting betoogd dat deze transacties niet bruikbaar zijn voor de bepaling van de restwaarden. Dit zijn volgens haar heel andere objecten, die onvoldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Volgens eiseres is geen sprake van een goede herbestemming. De restwaarden die zij heeft gehanteerd (15%, 10% en 5%) acht zij dus zeker niet te laag.

4.6.

De rechtbank volgt partijen in hun standpunt dat de kengetallen in de taxatiewijzer in dit geval geen goed uitgangspunt vormen voor de onderbouwing van de restwaarden van de onroerende zaak. Met de overgelegde transacties heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van hetgeen eiseres heeft aangevoerd, niet inzichtelijk gemaakt dat bij de onderbouwing van de restwaarden voldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaak van eiseres en de gehanteerde transacties van een sporthal, een gymzaal en een bioscoop/filmhuis. Verweerder heeft van deze objecten geen verdere gegevens overgelegd, bijvoorbeeld over de onderhoudstoestand en de ligging, en heeft daar ter zitting ook geen inzicht in gegeven. Verweerder heeft dus naar het oordeel van de rechtbank de door hem voorgestane restwaarden niet aannemelijk gemaakt.

5.1.

Nu verweerder de restwaarden niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder evenmin aannemelijk gemaakt dat de door hem voorgestane waarde per 1 januari 2017 niet te hoog is.

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres de door haar bepleite waarde evenmin aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft eiseres de door haar gehanteerde restwaarden niet concreet onderbouwd.

5.3.

Nu beide partijen de door hen verdedigde waarde niet aannemelijk hebben gemaakt, is het aan de rechtbank om de waarde vast te stellen. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast op een bedrag van € 720.000.

Conclusie

6.1.

Nu de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde wordt verminderd, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de waarde tot een bedrag van € 720.000.

6.2.

Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.

6.3.

In de zaken LEE 19/357 en 20/107 (die gelijktijdig zijn behandeld met deze zaak, zie procesverloop) heeft verweerder - in het kader van een compromis - toegezegd een totaalbedrag aan proceskosten van € 4.716 aan eiseres te vergoeden. Dit bedrag ziet ook op de vergoeding van de proceskosten in deze zaak en die van de zaken met de nummers LEE 19/355, 20/106 en 20/108.

Zoals afgesproken ter zitting dient verweerder, nu het beroep gegrond is, in deze zaak nog een bedrag van € 960 voor het taxatierapport te vergoeden aan eiseres.

Beslissing

Rechtsmiddel