Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3794, AWB - 20 _ 106
Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3794, AWB - 20 _ 106
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2020
- Datum publicatie
- 16 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2020:3794
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 106
Inhoudsindicatie
WOZ-waardering sportaccommodatie met een overdekt zwembad en een sporthal. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de door hem voorgestane restwaarden niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft de door haar bepleite restwaarden evenmin aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/106
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 30 oktober 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
(gemachtigden: [gemachtigden verweerder] ).
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2019 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] (de onroerende zaak), per waardepeildatum
1 januari 2018, vastgesteld voor het kalenderjaar 2019, op € 1.583.000.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waarbij de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaken met de zaaknummers LEE 19/355, 19/356, 20/108, 19/357 en 20/107, heeft plaatsgevonden op 17 september 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , kantoorgenoot van haar gemachtigde, en taxateur [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een sportaccommodatie ( [naam 3] ) met een overdekt zwembad (gebouwd in 1995) en een sporthal (gebouwd in 1970).
Eiseres heeft op grond van voornoemde WOZ-waarde voor het belastingjaar 2019 een aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZB) gebruiker opgelegd gekregen van € 1.097.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of verweerder de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum
1 januari 2018 te hoog heeft vastgesteld. Eiseres bepleit een waarde van
€ 1.131.000 en verweerder staat een waarde voor van € 1.583.000.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verweerder een taxatiekaart overgelegd. In de taxatiekaart is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2018 bepaald op € 1.583.000.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een op 7 januari 2020 door taxateur [naam 2] opgemaakt taxatierapport en een taxatiekaart overgelegd. Hierbij is de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2018 bepaald op € 1.131.000.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat (voor 2019) het geschil enkel nog ziet op de vraag of verweerder de restwaarden van het zwembad en de sporthal te hoog heeft vastgesteld.
3. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de door hem voorgestane waarde per 1 januari 2018 niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer op die datum. Als verweerder niet in deze bewijslast slaagt, komt de vraag aan de orde of eiseres de door haar bepleite waarde aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, zal de rechter als regel de waarde zelf vaststellen (zie HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300, en HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2132).
Niet in geschil is dat de waarde van de onroerende zaak aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde moet worden bepaald. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Partijen zijn uitgegaan van de volgende restwaarden: