Home

Rechtbank Noord-Nederland, 12-02-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:730, AWB - 19 _ 1465

Rechtbank Noord-Nederland, 12-02-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:730, AWB - 19 _ 1465

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
12 februari 2020
Datum publicatie
10 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2020:730
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1465

Inhoudsindicatie

Legesaanslag. Aanslag op naam partner. Eiser niet gerechtigd om beroep in te stellen. Geen aanspraak op dwangsommen omdat aanvrager geen belanghebbende is.

Uitspraak

Zittingsplaats Assen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 19/1465

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 12 februari 2020 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Eiser heeft een beroep wegens het niet tijdig doen van uitspraak op zijn bezwaarschrift tegen de legesaanslag opgelegd aan [partner eiser] en de rechtbank verzocht om dwangsommen vast te stellen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep dat ziet op de dwangsom ongegrond;

- verklaart de overige beroepen niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt dat verweerder hangende het beroep - bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2019 - het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het vorenstaande houdt in dat nu verweerder uitspraak heeft gedaan, eiser geen belang meer heeft bij voortzetting van deze procedure. De rechtbank zal het beroep voor zover het gericht is tegen het niet tijdig beslissen dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal wel beoordelen of zij verweerder zal veroordelen in de kosten die redelijkerwijs moesten worden gemaakt voor het beroep tegen het uitblijven van het besluit.

2. De rechtbank overweegt verder dat op grond van de feiten ambtshalve eerst de vraag dient te worden beantwoord of eiser gerechtigd was om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar tegen de onderhavige legesaanslag gericht aan [naam partner] , de partner van eiser (hierna: de partner).

3. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: awb), voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij de bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken. Volgens artikel 8:1 van de Awb, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

4. De rechtbank overweegt dat de vraag of eiser belanghebbende is in de zin van artikel 8:1 van de Awb in dit geval wordt beantwoord door artikel 26a, eerste lid, onderdeel a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In dit artikel is bepaald dat in afwijking van artikel 8:1 van de Awb, het beroep slechts kan worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd.

5. Het voorgaande houdt in dat uitsluitend de partner gerechtigd is om bezwaar te maken tegen de legesaanslag en desgewenst beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar, dan wel beroep in te stellen tegen het niet tijdig doen van de uitspraak op bezwaar tegen de onderhavige legesaanslag. Eiser is op grond van de genoemde wetsartikelen in onderlinge samenhang bezien niet gerechtigd om beroep - en bezwaar - in te stellen.

6. Volgens artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geacht mede betrekking te hebben op de inmiddels door verweerder gedane uitspraak op bezwaar van 16 mei 2019. Gelet echter op hetgeen de rechtbank heeft overwogen bij 5. komt zij hier niet aan toe, eiser is immers niet gerechtigd om beroep in te stellen en daarom niet-ontvankelijk in dit beroep.

7. De rechtbank overweegt dat ook in gevallen waarin bezwaar is gemaakt door een onbevoegde daarop tijdig dient te worden beslist. Beslist in dit geval verweerder niet tijdig, dan kan ook in dit geval eiser daar op grond van artikel 6:12 Awb tegen op komen. Het voorgaande houdt echter niet in dat verweerder ook een dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank wijst eiser op artikel 4:17, zesde lid van de Awb waarin is bepaald dat er geen dwangsom verschuldigd is, indien de aanvrager geen belanghebbende is. Deze beroepsgrond faalt.

8. Het voorgaande heeft de rechtbank geleid tot het oordeel om de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren en het beroep dat ziet op de dwangsom ongegrond te verklaren.

9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat eiser en zijn gemachtigde ervan op de hoogte zijn dat in een afzonderlijke procedure de partner zelf ook bezwaar en beroep heeft ingesteld tegen de onderhavige legesaanslag.

10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is op 12 februari 2020 gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Flik, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel