Rechtbank Noord-Nederland, 08-04-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1177, AWB - 21 _ 310
Rechtbank Noord-Nederland, 08-04-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1177, AWB - 21 _ 310
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 8 april 2021
- Datum publicatie
- 27 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2021:1177
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 310
Inhoudsindicatie
Proceskostenveroordeling
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/310
(gemachtigde: G. Gieben),
en
Procesverloop
Verzoeker heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 21 december 2020 beroep ingesteld.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft verweerder alsnog de door verzoeker gevraagde proceskostenvergoeding voor het hoorgesprek toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker bij brief van 2 maart 2021 zijn beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om op de voet van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over te gaan tot veroordeling in de proceskosten.
Verweerder heeft op 3 maart 2021 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft bij brief van 3 maart 2021 verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek van verzoeker om veroordeling in de proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 11 maart 2021 gereageerd. Verzoeker heeft hierop gereageerd bij brief van 19 maart 2021.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Voor de situatie dat het beroep wordt ingetrokken, omdat verweerder aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen, bepaalt artikel 8:75a van de Awb dat de rechtbank verweerder in de kosten van de procedure kan veroordelen.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep was gericht tegen de door verweerder bij de uitspraak op bezwaar genomen beslissing inzake de vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Verweerder heeft naar aanleiding van dit beroep alsnog de door verzoeker gevraagde vergoeding van de kosten voor het hoorgesprek toegekend.
4. Verweerder stelt dat het onredelijk en voorbarig was om tegen de bij de uitspraak op bezwaar genomen beslissing inzake de kostenvergoeding beroep in te stellen. Hij wijst er daarbij op dat hij er in de uitspraak op bezwaar voor het geval verzoeker een andere mening is toegedaan aangaande de toegekende kostenvergoeding, op heeft gewezen dat verzoeker contact op kan nemen met de behandelend ambtenaar.
5. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder. Zoals verzoeker terecht stelt, eindigt met het doen van uitspraak op bezwaar de bezwaarprocedure bij verweerder. Tegen deze uitspraak kon verzoeker op grond van de Awb alleen ageren door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank. Dat verzoeker ervoor heeft gekozen om deze wettelijke beroepsprocedure te volgen zonder eerst (op buitenwettelijke wijze) contact met verweerder op te nemen, kan hem naar het oordeel van de rechtbank dus niet worden tegengeworpen.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de door verzoeker voor de beroepsfase gemaakte proceskosten moet worden veroordeeld. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 0,5).
7. De rechtbank wijst verzoeker erop dat een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb niet het griffierecht kan omvatten. Verzoeker dient zich met het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht (€ 49) rechtstreeks tot verweerder te wenden (zie artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).
Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek toe;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 267.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier, op 8 april 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: