Home

Rechtbank Noord-Nederland, 29-06-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2676, AWB - 20 _ 2030

Rechtbank Noord-Nederland, 29-06-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2676, AWB - 20 _ 2030

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
29 juni 2021
Datum publicatie
6 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:2676
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2030

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft met dagtekening 7 februari 2020 afwijzend beslist op een verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2017. Eiser maakt daartegen bezwaar op 4 maart 2020. De inspecteur neemt het bezwaar in behandeling als tweede bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2017 en verklaart het niet-ontvankelijk. De rechtbank is van oordeel dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het had in behandeling moeten worden genomen als tijdig bezwaar tegen de afwijzende beslissing van 7 februari 2020. Het beroep is gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 20/2030

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 7 februari 2020 afwijzend beslist op eisers verzoek van 4 december 2019 om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017.

Bij uitspraak op bezwaar van 3 juni 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [medewerker Belastingdienst] . De griffier heeft eiser bij aangetekende brief, verzonden op 30 april 2021 op het door hem opgegeven adres onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Volgens het ‘Track & Trace-systeem’ van PostNL is de aangetekende brief op 4 mei 2021 bij eiser bezorgd. Gelet hierop, heeft de rechtbank vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze aan het adres van eiser is aangeboden.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Verweerder heeft eisers bezwaarschrift met dagtekening 4 maart 2020, bij verweerder binnengekomen op 10 maart 2020, aangemerkt als tweede bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2017.

Geschil en beoordeling

2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.

3. Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat eisers brief van 4 maart 2020 in behandeling had moeten worden genomen als een tijdig bezwaar tegen de afwijzende beslissing van 7 februari 2020.

4. De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht heeft gesteld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Eisers brief van 4 maart 2020 had namelijk, zoals verweerder in beroep ook erkent, moeten worden aangemerkt als tijdig bezwaar tegen de afwijzende beslissing van 7 februari 2020. De rechtbank zal daarom de uitspraak op bezwaar vernietigen en de zaak terug verwijzen naar verweerder om alsnog inhoudelijk op het bezwaarschrift te beslissen.

5. Het beroep is gegrond.

6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

7. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier, op 29 juni 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

w.g. griffier w.g. rechter

Rechtsmiddel