Rechtbank Noord-Nederland, 07-09-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4357, AWB - 20 _ 515
Rechtbank Noord-Nederland, 07-09-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4357, AWB - 20 _ 515
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 7 september 2021
- Datum publicatie
- 15 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2021:4357
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 515
Inhoudsindicatie
Specifieke zorgkosten.
De in Indonesië wonende echtgenote van eiser kwalificeert niet als partner voor de inkomstenbelasting.
De door de zoon van eiser gebruikte Neocate, een koemelkeitwitvrije zuigelingenvoeding, is dieetvoeding en geen farmaceutisch hulpmiddel.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/515
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 7 september 2021 in de zaak tussen
en
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 22 juni 2019 aan eiser een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2016 opgelegd berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.054. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 195 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 januari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.503. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon 2] .
Overwegingen
Feiten
Eiser is gehuwd met [echtgenote] (de echtgenote). Zij hebben een zoon geboren op [geboortedatum] 2015. De echtgenote en de zoon wonen in [land] .
Eiser heeft op 11 juni 2017 zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2016 ingediend. Eiser heeft daarin het volgende bedrag aan specifieke zorgkosten in aanmerking genomen:
Kosten medicijnen |
4.242 |
|
Dieetkosten |
100 |
|
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed |
300 |
|
Uitgaven specifieke zorgkosten voor verhoging |
4.642 |
|
Bij: verhoging |
5.246 |
|
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten |
9.888 |
|
Af: drempel |
528 |
|
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten |
9.360 |
Verweerder heeft met dagtekening 22 juni 2019 aan eiser de aanslag IB/PVV 2016 opgelegd. Verweerder heeft de specifieke zorgkosten niet in aftrek toegelaten.
Bij uitspraak op bezwaar is verweerder deels aan eiser tegemoet gekomen. Verweerder heeft een bedrag van € 700 voor het dieet van eiser toegekend. Verder heeft verweerder de koemelkeiwitvrije voeding van de zoon als dieet aangemerkt en hiervoor € 300 toegekend. Daarnaast heeft verweerder € 438 aan vaccinatiekosten en € 16 voor bezoeken aan een arts in aftrek toegelaten. Verweerder heeft het belastbaar inkomen van eiser als volgt vastgesteld:
Inkomen uit vroegere dienstbetrekking |
32.054 |
||
Persoonsgebonden aftrek/specifieke zorgkosten: |
|||
Geneeskundige hulp Medicijnen |
16 438 |
||
Dieet eiser |
700 |
||
Dieet zoon |
300 |
+ |
|
1.454 |
|||
Bij: verhoging (1.438*113%) |
1.625 |
+ |
|
3.079 |
|||
Af: drempel |
528 |
- |
|
Aftrek specifiek zorgkosten |
2.551 |
||
Inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) |
29.503 |
Geschil en beoordeling
2. In geschil is de hoogte van de persoonsgebonden aftrek in de zorgkosten voor de posten kleding- en beddengoed, medicijnen en genees- en heelkundige hulp.
Kleding- en beddengoed
3. Eiser voert aan dat de kosten voor kleding- en beddengoed voor aftrek in aanmerking komen omdat de kosten zijn gemaakt voor zijn echtgenote. Hij onderhoudt zijn echtgenote. Hij woont ook gedurende het jaar zes maanden op hetzelfde adres als zijn vrouw. Volgens eiser voeren zij dus een gezamenlijke huishouding en mag hij ervan uitgaan dat zij fiscale partners zijn.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser en zijn echtgenote niet voldoen aan de voorwaarden om de kosten voor kleding- en beddengoed in aanmerking te kunnen nemen. Verweerder wijst in dat kader op de omstandigheid dat de echtgenote geen inwoner is van Nederland en niet is aan te merken als een kwalificerende buitenlands belastingplichtige.
5. Ingevolge artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt als partner aangemerkt de echtgenoot. Voor de inkomstenbelasting is het partnerbegrip uit artikel 5a van de AWR echter beperkt in artikel 1.2, vierde lid sub b van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). In dat laatstgenoemde artikel is namelijk bepaald dat niet als partner wordt aangemerkt een persoon die geen inwoner is van Nederland dan wel geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 van de Wet IB 2001 is. De echtgenote is geen inwoner van Nederland en is ook niet aan te merken als een kwalificerend buitenlands belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 van de Wet IB 2001.
De echtgenote kwalificeert voor de inkomstenbelasting om die reden niet als partner. Dit betekent dat eiser de kosten voor kleding- en beddengoed gemaakt ten behoeve van de echtgenote niet in aftrek mag nemen als specifieke zorgkosten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Neocate
6. Eiser voert aan dat hij recht heeft op een aftrek van € 4.242 aan farmaceutische hulpmiddelen, in plaats van € 300 aan dieetkosten. Eiser heeft toegelicht dat deze kosten betrekking hebben op de aanschaf van Neocate, een koemelkeiwitvrije zuigelingenvoeding in poedervorm (hierna: Neocate). In verband met de koemelkallergie van zijn zoon was koemelkeitwitvrije voeding medisch noodzakelijk. Er was geen alternatieve voeding mogelijk. Er is sprake van een farmaceutisch hulpmiddel omdat het middel is voorgeschreven door een arts en zijn zoon zou zonder Neocate het niet hebben overleefd, aldus eiser. Eisers echtgenote was namelijk niet in staat om hun zoon borstvoeding te geven.
7. Verweerder stelt dat eiser slechts recht heeft op de aftrek van het forfaitaire bedrag omdat sprake is van gespecialiseerde dieetvoeding, en niet van een farmaceutisch hulpmiddel. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar een bedrag van € 300 aan aftrek toegestaan voor Neocate op basis van de tabel met vast aftrekbare bedragen voor dieetkosten.
Tot de farmaceutische hulpmiddelen behoren medicijnen die op recept zijn voorgeschreven en alternatieve geneesmiddelen voor zover zij door een arts zijn voorgeschreven. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook cannabis als farmaceutisch hulpmiddel worden aangemerkt als het gebruik door een arts is voorgeschreven.1 Voor uitgaven voor andere middelen, zoals (vitamine)preparaten, dextrosetabletten en kruiden, geldt dat deze middelen niet aftrekbaar zijn als dergelijke middelen ook voor andere doeleinden dan de behandeling of voorkoming van ziekte of aandoeningen worden gebruikt (ook niet als deze middelen op medisch voorschrift worden gebruikt). De omstandigheid dat die middelen een gunstige werking hebben voor de gebruiker, leidt niet tot een ander oordeel.2
De rechtbank overweegt dat het primaire doel van Neocate is om de zoon van de benodigde voedingsstoffen te voorzien. Daarnaast voorkomt Neocate dat de zoon klachten ervaart. Neocate heeft aldus (in dit geval) twee doelen. Farmaceutische hulpmiddelen hebben maar één doel, te weten het behandelen dan wel voorkomen van ziekte of aandoeningen (zie sub 8.3.). Ook een op medisch voorschrift gehouden dieet als bedoeld in artikel 6:17, eerste lid, onderdeel f van de Wet IB 2001, heeft dezelfde doelen als Neocate. Naar het oordeel van de rechtbank is Neocate om die reden gelijk te stellen met een op medisch voorschrift gehouden dieet, en niet met een farmaceutisch hulpmiddel. Dat er geen sprake is van een farmaceutisch hulpmiddel blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de omstandigheid dat borstvoeding – indien praktisch mogelijk – een alternatief zou zijn geweest voor de zoon. Borstvoeding heeft immers niet als doel het behandelen dan wel voorkomen van ziekte of aandoeningen. Dat in dit geval het gebruik van Neocate noodzakelijk was voor de zoon, maakt voorgaande niet anders. Dit betekent dat Neocate naar het oordeel van de rechtbank gelijk is te stellen met een op medisch voorschrift gehouden dieet, en niet met een farmaceutisch hulpmiddel. De beroepsgrond van eiser slaagt om die reden niet.
Genees- en heelkundige hulp
9. Eiser voert aan dat hij € 105 aan kosten voor medicijnen heeft gemaakt en € 48 aan kosten voor consulten bij een arts. Aan het uitschrijven van een recept gaat een consult vooraf. Eiser beschikt niet over de bonnetjes voor de doktersconsulten.
10. Verweerder heeft ter zitting ingestemd met een bedrag van € 105 aan medicijnen. Verweerder heeft daarvoor echter een beroep op interne compensatie gedaan, omdat hij bij uitspraak op bezwaar een te hoog bedrag aan vaccinatiekosten, namelijk € 438, heeft geaccepteerd terwijl die kosten gelet op de wisselkoers, € 312 hadden moeten zijn.
De rechtbank overweegt dat op eiser – bij betwisting daarvan door verweerder – de bewijslast rust voor de kosten van de doktersbezoeken. Aangezien eiser niet meer over de onderbouwing van de kosten van de doktersbezoeken beschikt, is de rechtbank van oordeel dat eiser deze kosten niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor aftrek van een hoger bedrag dan verweerder heeft aangegeven te accepteren (€ 105).
Ten aanzien van het beroep op interne compensatie vanwege de wisselkoers heeft eiser verklaard dat – vanwege de schommelingen in de koers – het hanteren van de door verweerder gehanteerde wisselkoers niet in geschil is. Eiser voert echter aan dat rekening gehouden moet worden met de bankkosten en dat verweerder dat heeft nagelaten. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze stelling van eiser geen steun in het recht.
Het voorgaande betekent dat verweerder voor het bedrag van € 126 (verschil € 438 -/- € 312, zie 10.) een beroep kan doen op interne compensatie voor de alsnog in aftrek geaccepteerde kosten van medicijnen van € 105. Aldus leidt het voorgaande niet tot een vermindering van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Ook deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Belastingrente
12. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft in beroep geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente.
Slotsom
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Kattenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, op 7 september 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: