Home

Rechtbank Noord-Nederland, 02-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:702, AWB - 19 _ 2785

Rechtbank Noord-Nederland, 02-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:702, AWB - 19 _ 2785

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
2 maart 2021
Datum publicatie
15 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:702
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2785

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Niet kan worden gezegd dat voor het parkeren gebruik is gemaakt van het trottoir als bedoeld in artikel 10 van het RVV.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 19/2785 en 19/2787

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een tweetal naheffingsaanslagen parkeerbelastingen (aanslagnummers [nummer#1] en [nummer#2] ) opgelegd ten bedrage van elk € 64,10.

Bij uitspraken op bezwaar van 27 juli 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021 via een beeldverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerders gemachtigde is met bericht van verhindering wegens computerproblemen niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser is houder van de auto van het merk [merk] en type [type] , met het kenteken [kenteken] .

1.2.

Op 23 mei 2019 om 20.02 uur stond eisers auto geparkeerd aan de Baljéestraat te Leeuwarden. De auto stond aan één zijde met twee wielen op de rand van het trottoir. Voor het overige stond de auto op een parkeerplaats.

1.3.

Op 24 mei 2019 om 20.08 uur stond eisers auto op dezelfde plek en wijze geparkeerd als bij 1.2. beschreven.

1.4.

Eiser heeft geen parkeerbelasting voldaan voor het bij 1.2. en 1.3. bedoelde parkeren.

1.5.

Tijdens een controle op de bij 1.2. en 1.3. vermelde tijdstippen heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat sprake was van “parkeren bij een parkeerautomaat met kaarten zonder aanbrengen kaart op voorgeschreven wijze”. Naar aanleiding daarvan zijn de naheffingsaanslagen opgelegd.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen parkeerbelastingen terecht aan eiser zijn opgelegd.

3.1.

Eiser stelt dat de (defecte) auto gedeeltelijk op het trottoir geparkeerd stond. Dit is volgens eiser in strijd met artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Om die reden was volgens eiser geen sprake van parkeren in de zin van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. Er was immers sprake van een doen of laten staan dat ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. Er zijn daarom ten onrechte naheffingsaanslagen parkeerbelastingen opgelegd, aldus eiser.

3.2

Verweerder stelt dat de auto overduidelijk een parkeerplaats, waarvoor parkeerbelasting moet worden betaald, bezet heeft gehouden. Dat de auto ongelukkig is geplaatst, doet geen afbreuk aan de verschuldigdheid van parkeerbelasting. De naheffingsaanslagen zijn daarom volgens verweerder terecht opgelegd.

3.3.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de op artikel 225 van de Gemeentewet berustende Verordening parkeerbelastingen Leeuwarden 2018 in samenhang met de eerste wijziging van de Verordening parkeerbelastingen Leeuwarden 2018 van 14 december 2018 (hierna gezamenlijk: de Verordening) van de gemeente Leeuwarden wordt verstaan onder parkeren: “het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

3.4.

Ingevolge artikel 2 van de Verordening worden onder de naam ‘parkeerbelastingen’ de volgende belastingen geheven:

a. een belasting voor het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. een belasting voor een van de gemeentewege verleende vergunning of ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning of ontheffing aangegeven plaats en wijze.

3.5.

Ingevolge het Aanwijzingsbesluit Parkeren gemeente Leeuwarden 2018 wordt voor het parkeren aan de Baljéestraat parkeerbelasting geheven.

3.6.

Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het bij 1.2. en 1.3. bedoelde parkeren sprake van een belastbaar feit als bedoeld in artikel 2 van de Verordening. Dit volgt uit de bij 3.3 tot en met 3.5 vermelde wet- en regelgeving. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de mate waarin eiser het trottoir heeft gebruikt zo gering is dat niet gezegd kan worden dat eiser voor het parkeren gebruik heeft gemaakt van het trottoir als bedoeld in artikel 10 van het RVV. Anders dan eiser meent, kan daarom niet worden gezegd dat de auto stond op een plaats waar dat volgens een wettelijk voorschrift verboden is1. De rechtbank verwerpt dus de bij 3.1 vermelde beroepsgrond van eiser.

4. De beroepen zijn ongegrond

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier, op 2 maart 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

w.g. griffier

w.g. rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel