Rechtbank Noord-Nederland, 19-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:933, AWB - 20 _ 1367
Rechtbank Noord-Nederland, 19-03-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:933, AWB - 20 _ 1367
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 19 maart 2021
- Datum publicatie
- 26 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2021:933
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 1367
Inhoudsindicatie
Verzoek om pkv voor beroepsfase toegewezen. In bezwaarfase zijn proceskosten reeds vergoed.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/1367
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 19 maart 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigde: [gemachtigde verzoekster] ),
en
(gemachtigde: [medewerker Belastingdienst] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het tijdvak april 2017 tot en met juni 2017 aan verzoekster met dagtekening 28 maart 2019 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 212.272.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 10.873 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 maart 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 137.076. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd.
Verzoekster heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder is bij brief van 14 januari 2021 (ingekomen 19 januari 2021) aan de grief van verzoekster tegemoet gekomen en heeft de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking vernietigd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken bij intrekkingsverklaring van 1 februari 2021 (ingekomen 2 februari 2021) en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 10 februari 2021 (ingekomen 16 februari 2021) op dit verzoek gereageerd.
Motivering
1. Met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist de rechtbank zonder nader onderzoek als volgt.
2. In de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld.1
3. Nu het beroep is ingetrokken, omdat verweerder in beroep aan verzoekster is tegemoet gekomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken in de vorm van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De kosten aan de zijde van verzoekster begroot de rechtbank met toepassing van het bepaalde in het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht (Bpb) op € 534 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift).
5. De rechtbank constateert dat verweerder in de bezwaarfase reeds een kostenvergoeding heeft toegekend van € 730,80. Nu het samenhangende zaken betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding om voor de bezwaarfase een proceskostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor de bezwaarfase af.
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354 te vergoeden.2 Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 534.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier, op 19 maart 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter