Home

Rechtbank Noord-Nederland, 07-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1850, AWB - 19 _ 3932

Rechtbank Noord-Nederland, 07-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1850, AWB - 19 _ 3932

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
7 juni 2022
Datum publicatie
9 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1850
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3932

Inhoudsindicatie

IB/PVV: Formele geschillen over de ontvankelijkheid van een bezwaar, het intrekken van een beroep en de navorderingsbevoegdheid. Materiële geschillen over de hoogte van de winst.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 19/3932, 19/3933 en 20/1765

(gemachtigde: mr. W.A. Velema),

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 7 juli 2017 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.618.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 5.960 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot nihil. De belastingrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd tot nihil.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar op digitale wijze op 14 november 2019 beroep ingesteld. Het beroep was bij de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer 19/3934. Eiser heeft dit beroep bij brief van 9 december 2019, ontvangen door de rechtbank op 10 december 2019, ingetrokken.

Zaaknummer 20/1765

In voormelde uitspraak op bezwaar van 15 november 2019 heeft verweerder tevens een verlies uit werk en woning vastgesteld van € 15.620, waarvan € 0 ondernemingsverlies.

Bij uitspraak op bezwaar van 21 april 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de vaststelling van het verlies uit werk en woning niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Zaaknummer 19/3932

Verweerder heeft over het jaar 2013 met dagtekening 11 april 2018 aan eiser een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.460.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 2.119 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Zaaknummer 19/3933

Verweerder heeft over het jaar 2013 met dagtekening 4 april 2018 aan eiser tevens een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Het bijdrage-inkomen is vastgesteld op € 66.058 en de aanslag is berekend over een bijdrage-inkomen van € 50.853 (maximum). Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 173 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft in alle zaken verweerschriften ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Eiser heeft, met toestemming van de rechtbank, een conclusie van repliek ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .

Ter zitting is het beroep met zaaknummer LEE 20/1554 van [X] gezamenlijk behandeld, voor zover het hetzelfde geschilpunt betrof. [X] is daar ook verschenen.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser is geboren op [datum] 1963.

1.2.

Eiser was van [datum] 1996 tot [datum] 2013 gehuwd met [ex-echtgenote] . Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden.

1.3.

Eiser is samen met [X] vennoot van [VOF] (de VOF), die een administratie- en adviesbureau exploiteert.

1.4.

Eiser exploiteerde in Duitsland een melkveehouderij. Daartoe is hij een Gesellschaft bürgerlichen Rechts aangegaan onder de naam [eiser] - [A] GbR, waarin eiser en Grundstückgemeinschaft [A] GbR de vennoten zijn. Vennoten van Grundstückgemeinschaft [A] GbR zijn het echtpaar [A] en [A] - [B] . Het door eiser aan [eiser] - [A] GbR ter beschikking gesteld buitenvennootschappelijk vermogen houdt hij bij op [eiser] Sonderbilanz.

1.5.

Op 4 augustus 2004 is eiser een Überlassungsvertrag (overdrachtsovereenkomst) aangegaan met Grundstückgemeinschaft [A] GbR in verband met de bouw van een ligboxenstal op de grond van Grundstückgemeinschaft [A] GbR. Daarin is (volgens de Nederlandse vertaling) onder meer opgenomen:

De overdrachtsovereenkomst loopt van 01-08-2004 tot en met 30-06-2024. Indien niet

minstens 6 maanden vóór afloop van de aangegane overeenkomst een schriftelijke

opzegging volgt, dan wordt deze overeenkomst telkens met 2 jaar verlengd.

Indien het gebruik eerder eindigt dan het economische verbruik van de bouwsels, dan moet de Grundstücksgemeinschaft [A] GbR aan [eiser] de aan het eind van het gebruik geldende verkeerswaarde van de bouwsels, die door [eiser] zijn bijgebouwd. vergoeden.

1.6.

In opdracht van eiser heeft [taxateur] op 6 december 2010 in een taxatierapport de waarde bepaald van de onroerende zaken inclusief de ligboxenstal, van het melkveehouderijbedrijf. De opname van de onroerende zaken was op 5 mei 2010 en het doel van de taxatie was de bepaling van de executiewaarde en onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik. De onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik is bepaald op € 1.775.000. Bij de foto’s van de ligboxenstal is de volgende tekst opgenomen:

Deze zeer ruime ligboxenstal is geschikt voor ruim 325 melkkoeien en heeft een ruime afkalf stal voorin de stal. Verder heeft de stal boogspanten waardoor de stal makkelijk aan te passen is.

1.7.

Bij notariële akte van 25 oktober 2012 hebben [A] en [A] - [B] de onroerende zaken van het melkveehouderijbedrijf verkocht aan [M] en [N] voor € 606.000. Deze koopprijs is volgens de beëdigde vertaling in het Nederlands als volgt opgebouwd:

Grond en bodem agrarisch gebruik:

Grond en bodem gebouwen:

a. a) woonhuis bj. 1967 € 20.000,00

b) woonhuis bj, 1989 € 20.000,00

c) schuur € 50.000,00

d landbouwgrond € 45.000,00

Bouwkundige inrichtingen:

a. a) woonhuis bj. 1967 € 57.800,00

samen met inbouwkeuken € 7.200,00

b) woonhuis bj 1989 € 80.200,00

samen met inbouwkeuken € 4.800,00

schuur € 251.000,00

mestsilo € 70.000,00”.

1.8.

Eiser heeft een print van een pagina van een Kaufvertrag tussen [eiser] - [A] GbR en [M] GbR overgelegd. Volgens deze pagina zijn er ‘bewegliches Inventar’ en ‘unbewegliches Inventar’ verkocht voor een totaalprijs van € 149.000.

1.9.

Eiser heeft op 17 juli 2014 een aangifte IB/PVV 2012 ingediend en daarin uitsluitend een belastbaar inkomen van negatief € 480.579 aangegeven.

1.10.

Bij brief van 12 juni 2017 heeft verweerder aan eiser aangekondigd bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2012 af te zullen wijken van de onder 1.9. vermelde aangifte van eiser. Deze correcties die alle zien op de post winst uit onderneming zijn als volgt opgebouwd:

correcties VOF

Waardering onderhanden werk: € 126.524

Niet aannemelijk gemaakte kosten: € 4.054

Geen onderbouwing zakelijke kilometers: € 3.800

Beperkt aftrekbare kosten: € 4.300

Van aftrek uitgesloten kosten: € 55

Niet aftrekbare kosten: € 1.040

Ten onrechte niet activeren server: € 4.930

€ 144.703

Af:

Naheffing OB 2012 € 998

€ 143.705

correctie [eiser] Sonderbilanz

Afwaardering ligboxenstal € 560.390

€ 704.095

Af:

Extra MKB-winstvrijstelling € 20.804

Totaal: € 683.291.

1.11.

Over de correctie waardering onderhanden werk en de beperkt aftrekbare kosten heeft verweerder in de onder 1.10. vermelde brief onder meer geschreven:

“Waardering onderhanden werk

Op basis van artikel 3.29b Wet IB 2001 moeten onderhanden werk en onderhanden opdrachten gewaardeerd worden op het deel van de overeengekomen vergoeding dat is toe te rekenen aan het reeds verrichte onderhanden werk (‘percentage of completion method’).

Er wordt bij [VOF] gedeclareerd op basis van gewerkte uren. De winstneming wordt dan bepaald door het declarabele vorderingsstelsel, dat inhoudt dat het bedrag dat ingevolge de overeenkomst in rekening kon worden gebracht en opeisbaar was, op de eindbalans wordt geactiveerd en aldus tot de jaarwinst wordt gerekend (BNB 1968/103).

Deze waarderingsregel laat natuurlijk onverlet dat er een voorziening mag worden gevormd bij twijfel aan de uiteindelijke ontvangst van de vergoeding.

Deze voorziening moet dan wel aannemelijk worden gemaakt door belastingplichtige. Hierin bent u dan wel [X] niet geslaagd en is de stelling dat altijd zo is gehandeld geen argument om de waardering van het onderhanden werk met 56% van het totaal te voorzien.

Om deze reden verhoog ik de waarde van het onderhanden werk ultimo 2012 van [VOF] met € 253.047; van € 196.000 naar € 449.047. De winst uit onderneming van u wordt hiermee verhoogd met 50% van € 253.047 ad. € 126.524.

(…)

Beperkt aftrekbare kosten/Van aftrek uitgesloten kosten/niet aftrekbare kosten

“Verlies uit werk en woning (excl. ondernemingsverlies)

“3.3Status IB / PVV 2013

Waardering onderhanden werk

Niet activeren van server

Beperkt aftrekbare kosten

Verlengd boekjaar 2012

Opbrengst resterende melkquotum

Beslissing

Rechtsmiddel