Rechtbank Noord-Nederland, 30-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2681, AWB - 21 _ 3239
Rechtbank Noord-Nederland, 30-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2681, AWB - 21 _ 3239
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 30 juni 2022
- Datum publicatie
- 27 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2022:2681
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 3239
Inhoudsindicatie
IB/PVV, navorderingsaanslag, (verzwegen) buitenlands vermogen, nieuw feit, vereiste aangifte, (omkering) bewijslast, gebruik bewijsvermoeden door verweerder
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3239
en
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder]).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2008 met dagtekening 18 december 2020 aan eiser een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.977. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.032 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 27 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.988. De heffingsrente heeft verweerder verminderd tot € 492.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft in het jaar 2008 geen fiscaal partner. Eiser heeft een broer, [broer eiser].
Verweerder heeft op 7 april 2009 een aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 van eiser ontvangen. Daarin heeft eiser een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.396 aangegeven. De aangifte vermeldt onder andere een uitkering van het UWV van € 14.286, een saldo eigen woning van -/- € 5.106 en een persoonsgebonden aftrek van € 2.784. Eiser heeft geen inkomen uit sparen en beleggen aangegeven.
Verweerder heeft eiser bij brief van 18 december 2019 verzocht inlichtingen te verstrekken over in het buitenland aangehouden vermogensbestanddelen. In deze brief heeft verweerder – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:
“Waar gaat het om?
Uit de mij ter beschikking staande informatie blijkt dat u en/of uw (fiscale) partner tenminste één rekening aanhouden of heeft/hebben aangehouden in het buitenland. Het betreft:
Bank : VENETO BANCA SPA IN LIQUIDAZIONE COATTA AMMINISTRATIVA
Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 1]
Land : Italië
Bank : POSTE ITALIANE
Rekening- of klantnummer : [rekeningnummer 2]
Land : Italië
Wij wijzen u erop dat u op grond van artikel 47 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken voor zover deze zien op de belastingheffing. In artikel 49 AWR is bepaald dat de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt op de aangegeven wijze en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.
Verklaring vermogen in het buitenland
Het is voor mij van belang hoe het vermogen is opgebouwd c.q. is afgenomen en wat de herkomst van het vermogen is geweest. Ik stel u daarom nadere vragen en verzoek u de relevante (bank)stukken aan mij toe te zenden. Ik verwijs u naar de bijgevoegde Verklaring vermogen in het buitenland en verzoek u deze verklaring vóór 15 januari 2020 ingevuld met de bijbehorende bijlagen aan mij terug te sturen. Indien u de gevraagde stukken niet tijdig kunt toesturen verzoek ik u dat gemotiveerd aan te geven.”
Bij brief van 19 februari 2020 heeft verweerder onder meer geschreven: