Home

Rechtbank Noord-Nederland, 10-03-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:592, AWB LEE - 21 _ 3064

Rechtbank Noord-Nederland, 10-03-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:592, AWB LEE - 21 _ 3064

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
10 maart 2022
Datum publicatie
10 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:592
Zaaknummer
AWB LEE - 21 _ 3064

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet samengevat voor publicatie.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/3064

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

en

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2017 met dagtekening 6 oktober 2020 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.309. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 357 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 1 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand van verweerder] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

De partner van eiser is op 1 februari 2010 gestart met [naam onderneming] , dat logeeropvang verzorgt voor gehandicapten. Per 1 oktober 2012 zijn deze activiteiten ondergebracht in v.o.f. [naam onderneming] (hierna: de vof). Eiser en zijn partner zijn de twee vennoten van de vof.

1.2.

Verweerder heeft in 2013 bij de partner van eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2011. Dit onderzoek richtte zich in het bijzonder op toepassing van het urencriterium en de ondernemersfaciliteiten met betrekking tot de activiteiten die de partner van eiser verrichtte. Van dit boekenonderzoek heeft verweerder een rapport opgemaakt met dagtekening 15 april 2013.

1.3.

Eiser heeft op 18 december 2018 een aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 gedaan naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.790. Eiser heeft in deze aangifte een negatief belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van € 8.519 aangegeven dat ziet op activiteiten van de vof.

1.4.

Blijkens de aangiften IB/PVV voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 van eiser en zijn partner heeft de vof in die jaren de volgende resultaten (door beide vennoten aangegeven als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden) behaald:

Jaar

Omzet van de vof

Resultaat van de vof

2012

€ 9.450

€ 5.042

2013

€ 4.500

-/- € 13.733

2014

€ 2.400

€ 0

2015

€ 3.600

€ 0

2016

€ 3.600

-/- € 2.130

2017

€ 3.000

-/- € 5.519

1.5.

Voor het jaar 2018 is geen resultaat aangegeven voor de vof.

1.6.

Bij brief met dagtekening 21 augustus 2020 heeft verweerder aan eiser medegedeeld voornemens te zijn af te wijken van de door hem ingediende aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 wat betreft het aangegeven negatieve belastbare resultaat uit overige werkzaamheden, omdat volgens verweerder geen sprake is van een bron van inkomen.

1.7.

Bij e-mail van 16 september 2020 heeft eiser op verweerders brief van 21 augustus 2020 gereageerd.

1.8.

Verweerder heeft met dagtekening 6 oktober 2020 de onderhavige aanslag opgelegd en overeenkomstig de onder 1.5. bedoelde vooraankondiging het negatieve belastbare resultaat uit overige werkzaamheden van € 8.519 niet in aanmerking genomen.

1.9.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2017.

1.10.

Bij brief van 29 maart 2021 heeft verweerder eiser om informatie verzocht ter beoordeling van het bezwaar. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“Bron van inkomen

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van bron van inkomen, verzoek ik u mij de volgende informatie te sturen:

- In welk jaar zijn de activiteiten gestaakt? Na 2017 worden er geen opbrengsten meer verantwoord en lijken de activiteiten te zijn beëindigd. Is dit correct? Zo niet, waaruit bestaan de activiteiten na 2017 dan (graag met het overleggen van onderliggende bewijsstukken)?

In 2017 heeft u een tweede auto op de balans geplaatst (een Peugeot). Is deze auto vanuit privé overgebracht naar de zakelijke balans? Zo ja, wat is hiervoor de reden geweest? Hoe heeft u de waarde op het inbrengmoment bepaald?

Als de activiteiten per 31 december 2017 zijn beëindigd, moeten de auto/auto’s weer overgebracht worden naar privé-vermogen. Wat is volgens u de waarde in het economisch verkeer van de auto’s op 31 december 2017?

-

Heeft u naast de afschrijving van de auto’s ook rekening gehouden met andere kosten van de auto’s en met een privé-gebruik van de auto’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, U geeft in uw aangifte alleen kosten aan. Bent u niet gerechtigd tot de opbrengsten uit de v.o.f.?

-

Graag een kopie van de overeenkomst van vennootschap onder firma;

-

Graag ontvang ik een specificatie van de overige kosten ter grootte van € 3.000 met onderliggende bescheiden;

-

Graag een overzicht van de opbrengsten van [naam onderneming] voor het jaar 2017 en 2018; (…)”

1.11.

Bij uitblijven van een reactie van eiser heeft verweerder bij brief van 4 mei 2021 zijn verzoek om informatie herhaald.

1.12.

Bij brief met dagtekening 1 september 2021 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“Beoordeling van uw bezwaar

De rechtbank heeft op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan dat het [naam onderneming] geen onderneming is belastingjaar 2016. Aangezien de feitelijke omstandigheden niet zijn gewijzigd ten opzichte van het jaar 2016, ben ik van mening dat ook voor het jaar 2017 geen onderneming aanwezig is.

1.13.

Bij zijn beroepschrift heeft eiser een pagina uit het verweerschrift in zaaknummer LEE 18/1658 overgelegd. Die zaak ziet op de aan eiser opgelegde aanslag IB/PVV 2015. Deze pagina luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“5. Standpunt belanghebbende

Beslissing

Rechtsmiddel