Rechtbank Noord-Nederland, 11-03-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:805, AWB - 21 _ 2946
Rechtbank Noord-Nederland, 11-03-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:805, AWB - 21 _ 2946
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 11 maart 2022
- Datum publicatie
- 20 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2022:805
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2946
Inhoudsindicatie
Eiser en zijn ex-partner hebben in 2019 de zorg over hun kinderen verdeeld. De inspecteur heeft geweigerd aan eiser de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) toe te kennen omdat het jongste kind in 2019 niet ten minste 156 dagen tot het huishouden van eiser behoorde.
De rechtbank overweegt dat als eiser niet aan de inschrijvingseis van artikel 8.14a van de Wet IB 2001 voldoet, eiser toch aan de eisen voor de iack voldoet als het jongste kind in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden tot het huishouden van beide ouders behoort. Een kind behoort op grond van artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (tekst 2019) tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders indien hij doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft.
Op basis van de week- en weekendregeling en de vakantieregeling uit de zorg/contactregeling in het ouderschapsplan heeft eiser aannemelijk gemaakt dat het jongste kind in het jaar 2019 gedurende minstens 26 weken (en dus ten minste zes maanden) tenminste drie gehele dagen bij eiser verbleef en voor het overige bij de ex-partner. Hieruit volgt dat eiser recht heeft op toepassing van de iack.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2946
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 11 maart 2022 in de zaak tussen
(gemachtigde: W.A. van Meggelen),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2019 met dagtekening 5 maart 2021 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.194. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 61 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 6 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 3 januari 2022 uitgenodigd voor de zitting. De rechtbank heeft deze brief aangetekend verstuurd naar het door gemachtigde in het beroepschrift opgegeven adres. Uit informatie uit het Track & Trace systeem van PostNL blijkt dat de uitnodiging op 6 januari 2022 op dat adres is uitgereikt en dat is getekend voor de ontvangst. De rechtbank stelt daarmee vast dat eiser correct en op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgenodigd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [medewerker verweerder] .
Overwegingen
Feiten
Eiser is gehuwd geweest met [ex-partner] (hierna: ex-partner). Eiser heeft samen met zijn ex-partner twee [kinderen] , [kind 1] en [kind 2] . [kind 1] is geboren op [datum] 2006 en [kind 2] is geboren op [datum] 2009.
De ex-partner was in 2019 geen fiscaal partner van eiser, woonde niet bij eiser en stond ook niet op het woonadres van eiser ingeschreven. [kind 1] stond heel 2019 ingeschreven op het adres van de ex-partner. [kind 2] stond tot 16 januari 2019 ingeschreven bij eiser. Voor de periode 16 januari 2019 tot en met 31 december 2019 stond [kind 2] ingeschreven op het woonadres van de ex-partner.
Eiser heeft op 25 maart 2020 zijn aangifte IB/PVV 2019 ingediend. Daarbij heeft hij een arbeidsinkomen van € 39.145 aangegeven en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: iack) geclaimd.
Bij brief van 14 januari 2021 heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat hij van plan is van de aangifte af te wijken wat betreft de iack. Verweerder heeft eiser een reactietermijn gegeven, maar eiser heeft niet op deze brief gereageerd.
Met dagtekening 5 maart 2021 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2019 vastgesteld. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is conform de ingediende aangifte vastgesteld. De iack is niet toegekend.
Tijdens de bezwaarfase heeft eiser een afschrift van het op 17 juli 2015 door hem en de ex-partner ondertekende echtscheidingsconvenant overlegd. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“1.3 Partijen zijn met elkaar de volgende zorg/contactregeling overeengekomen:
Week-/weekendregeling:
De kinderen verblijven de ene week van donderdagavond (na het eten) tot
zaterdagochtend (ca. 10.00 uur) en de andere week van donderdagavond (na het eten) tot zondagavond (na het eten) bij de vader. De overige dagen verblijven de kinderen bij de moeder.