Rechtbank Overijssel, 03-04-2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:1169, ak_18 _ 1517
Rechtbank Overijssel, 03-04-2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:1169, ak_18 _ 1517
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 3 april 2019
- Datum publicatie
- 19 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2019:1169
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2021:422, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- ak_18 _ 1517
Inhoudsindicatie
Aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte opgelegd van op basis van meting in het watertoevoersysteem en bemonstering op basis van tijdgestuurde monstername; Verordening 2014 niet in strijd met het Waterschapsbesluit; beroep ongegrond.
Uitspraak
Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 18/1517
uitspraak van de meervoudige belastingkamer in het geschil tussen
[eiseres] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking van 30 april 2017 heeft verweerder eiseres voor het belastingjaar 2015 een definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte opgelegd van € 19.290,80.
Bij uitspraak op bezwaar van 6 juli 2018 heeft verweerder het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de opgelegde aanslag met € 104,40 verminderd.
Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het beroep is op 22 januari 2019 ter zitting behandeld. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Vliegenthart en
H.J. Vossebeld.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2 De feiten
Eiseres exploiteert op het adres [adres] in Urk een visverwerkend bedrijf waarin in opdracht voor derden voornamelijk platvis wordt schoongemaakt en gefileerd. Van 5 tot en met 20 november 2014 heeft verweerder bij eiseres ambtshalve een afvalwateronderzoek als bedoeld in artikel 4, eerste en vierde lid, van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 (hierna: het Besluit) uitgevoerd om de juistheid van de tot dan toe gehanteerde afvalwatercoëfficiënt voor de zuurstofbindende en overige stoffen te controleren. Op grond van de uitkomsten van dit onderzoek heeft verweerder voor het bedrijf van eiseres een afvalwatercoëfficiënt berekend van 0,0896 vervuilingseenheden (v.e.) per m³ ingenomen water en haar ingedeeld in klasse 11 van de tabel afvalwatercoëfficiënten in artikel 122k, derde lid, van de Waterschapswet (hierna: de tabel afvalwatercoëfficiënten).
Per brief van 19 november 2015 heeft verweerder dit aan eiseres meegedeeld.
Op basis van onder meer de bij klasse 11 behorende afvalwatercoëfficiënt (0,088 v.e. per m³ ingenomen water) en de door eiseres opgegeven hoeveelheid ingenomen water heeft verweerder vervolgens de definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte voor 2015 berekend op € 19.290,80. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de opgelegde aanslag iets verminderd, omdat bij de vaststelling daarvan was uitgegaan van een te hoge vervuilingswaarde van het afgevoerde arseen. In het bestreden besluit is de vervuilingswaarde van het afgevoerde arseen vastgesteld op 12,37 v.e.. Eiseres heeft in beroep verklaard zich bij deze vervuilingswaarde neer te leggen.
3 Het geschil
In geschil is de hoogte van de aan eiseres voor het jaar 2015 opgelegde definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte. Daarbij is met name in geschil of verweerder eiseres terecht heeft ingedeeld in klasse 11 van de tabel afvalwatercoëfficiënten.
Eiseres is van mening dat zij op grond van artikel 2 van het Besluit dient te worden ingedeeld in klasse 10 van de tabel, zodat bij de berekening van de aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte een afvalwatercoëfficiënt van 0,056 v.e. per m³ ingenomen water moet worden gehanteerd. Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd dat het door verweerder uitgevoerde afvalwateronderzoek geen grondslag kan bieden voor het indelen van haar bedrijf in klasse 11, omdat dit onderzoek om meerdere redenen niet aan de bij en krachtens het Besluit gestelde voorschriften voldoet. Allereerst is tijdens het onderzoek de hoeveelheid bedrijfsafvalwater van eiseres niet door middel van meting vastgesteld, maar op basis van aannamen en daarop voortbouwende berekeningen. Ten tweede is de monstername van het bedrijfsafvalwater niet debietproportioneel, maar tijdproportioneel uitgevoerd. Ten derde is bij eiseres geen sprake van een constante afvoer van bedrijfsafvalwater als bedoeld in de NEN 6600-1, omdat deze tijdens de opstart en uitvoering van de productie, de pauzes en de eindschoonmaak fluctueert.
Verweerder heeft zich in het verweerschrift gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de hoogte van de aan eiseres opgelegde aanslag in de uitspraak op bezwaar juist is vastgesteld. In dit kader heeft hij onder meer aangevoerd dat de omvang van de controleput op het bedrijf van eiseres te klein is om volumeproportioneel onderzoek te kunnen doen zonder het risico te lopen dat de waterhuishouding in gevaar komt. Om die reden is in dit geval voor een tijdproportioneel afvalwateronderzoek gekozen. Dit is volgens verweerder niet in strijd met de bij en krachtens het Besluit gestelde voorschriften. Verweerder is van mening dat eiseres op basis van het uitgevoerde afvalwateronderzoek terecht is ingedeeld in klasse 11 van de tabel afvalwatercoëfficiënten.
Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.