Rechtbank Overijssel, 02-07-2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:2250, 08-993156-16 (P)
Rechtbank Overijssel, 02-07-2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:2250, 08-993156-16 (P)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 2 juli 2020
- Datum publicatie
- 2 juli 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2020:2250
- Zaaknummer
- 08-993156-16 (P)
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel veroordeelt een 39-jarige man tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar voor het plegen van belastingfraude. Als leidinggevende van een accountants- en advieskantoor had de man de leiding bij verschillende gedragingen die gericht waren op het doen van onjuiste aangifte van de belasting om op die manier de afdracht aan de belasting te verminderen.
Uitspraak
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-993156-16 (P)
Datum vonnis: 2 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 oktober 2018, 4 juni 2020 en 18 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. A.M. Ruige en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M. Muller, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met (een) ander(en):
feit 1:
opzettelijk de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 op naam van [bedrijf 1] B.V. onjuist heeft gedaan;
subsidiair:
feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 1] B.V. met betrekking tot het opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010;
feit 2:
opzettelijk de aangiften omzetbelasting over de jaren 2008, 2009 en 2010 op naam van [bedrijf 2] B.V. onjuist heeft gedaan;
subsidiair:
feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 2] B.V. met betrekking tot het opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting over de jaren 2008, 2009 en 2010;
feit 3:
opzettelijk de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 onjuist heeft gedaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 april 2010, in ieder geval in de periode van 01 januari 2010 tot en met 28 april 2010 in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. en/of met enige (andere) natuurlijke en/of rechtspersoon, althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] B.V. over het tijdvak 01 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben verdachte en/of [bedrijf 1] B.V. en/of zijn/hun (andere) mededader(s) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingediende/ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] B.V.
over genoemd tijdvak een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf 1] B.V. op of omstreeks 28 april 2010, in ieder geval in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 28 april 2010 in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere of anderen, althans allen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak 01 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben die [bedrijf 1] B.V. en/of haar mededader(s) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingediende/ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting over genoemd tijdvak een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan niet tezamen met een ander of anderen opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met of anderen een ander feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht.
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 11 januari 2011 in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 2] B.V. en/of met enige (andere) natuurlijke en/of rechtspersoon, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting op naam van [bedrijf 2] B.V. over het/de maand(en) januari 2008 en/of februari 2008 en/of maart 2008 en/of april 2008 en/of mei 2008 en/of juni 2008 en/of juli
2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008 en/of november 2008 en/of december 2008 en/of januari 2009 en/of februari 2009 en/of maart 2009 en/of april 2009 en/of mei 2009 en/of juni 2009 en/of juli 2009 en/of augustus 2009 en/of september 2009 en/of oktober 2009 en/of november 2009 en/of december 2009 en/of januari 2010 en/of februari 2010 en/of maart 2010 en/of april 2010 en/of mei 2010 en/of juni 2010 en/of juli 2010 en/of augustus 2010 en/of september 2010 en/of oktober 2010 en/of november 2010
en/of december 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben verdachte en/of [bedrijf 2] B.V. en/of zijn/hun (andere) mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingediende/ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting op naam van [bedrijf 2] B.V. over
genoemd(e) maand(en) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of (telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf 2] B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 11 januari 2011 in de gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het/de maand(en) januari 2008 en/of februari 2008 en/of maart 2008 en/of april 2008 en/of mei 2008 en/of juni 2008 en/of juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008 en/of november 2008 en/of december 2008 en/of januari 2009 en/of februari 2009 en/of maart 2009 en/of april 2009 en/of mei 2009 en/of juni 2009 en/of juli 2009 en/of augustus 2009 en/of september 2009 en/of oktober 2009 en/of november 2009 en/of december 2009 en/of januari 2010 en/of februari 2010 en/of maart 2010 en/of april 2010 en/of mei 2010 en/of juni 2010 en/of juli
2010 en/of augustus 2010 en/of september 2010 en/of oktober 2010 en/of november 2010 en/of december 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben die [bedrijf 2] B.V. en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingediende/ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) maand(en) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of (telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte als dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met een ander of anderen (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht.
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 juli 2009 tot en met 06 mei 2012 in de gemeente(n) Zwolle en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op zijn/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingediende/ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3 De voorvragen
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard en heeft daartoe twee verweren gevoerd.
Ten eerste heeft de raadsman aangevoerd dat in de tenlastelegging artikel 68, lid 1, onderdeel a, AWR staat vermeld en dat verdachte daarom niet goed weet waar hij zich tegen moet verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 69 lid 2 AWR ten laste is gelegd, dat dit wettelijk voorschrift ook in de tenlastelegging staat vermeld en dat het op grond van de tekst van de ten laste legging zonneklaar is waar verdachte zich tegen moet verdedigen en dat zij daarom ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank overweegt dat de dagvaarding, op grond van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn en dat de dagvaarding verder de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld vermeldt.
De rechtbank stelt vast dat het wettelijk voorschrift, te weten artikel 69 lid 2 AWR, in de tenlastelegging is vermeld en dat ook overigens aan de vereisten van artikel 261 Sv is voldaan.
Dat abusievelijk ook artikel 68, lid 1, onderdeel a, AWR in de tenlastelegging is vermeld leidt niet tot het oordeel dat het voor verdachte onvoldoende duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen.
Dit verweer wordt dan ook verworpen.
De verdediging heeft ten tweede aangevoerd dat in het voortraject jegens verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de officier van justitie verdachte voor slechts één feit zou vervolgen. De raadsman van verdachte heeft in dit kader verwezen naar hetgeen hij reeds in het bezwaarschrift tegen de dagvaarding heeft aangevoerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet-ontvankelijkverklaring op deze grond evenmin aan de orde is. Zij heeft daartoe, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3984, aangevoerd dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist is dat jegens de verdachte is medegedeeld dat hij niet voor de andere feiten zal worden gedagvaard.
Nu hiervan geen sprake is, is van opgewekt vertrouwen geen sprake.
De rechtbank overweegt dat zij reeds bij beschikking van 9 april 2018 heeft beslist dat verdachte aan de uitnodigingsbrief van 5 september 2017 en de uitlatingen van een medewerker van het Openbaar Ministerie niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat hij niet zou worden vervolgd ten aanzien van de andere verdenkingen.
De rechtbank blijft bij dit oordeel en verwijst voor de verdere motivering hieromtrent naar voormelde beschikking waarin dit gemotiveerd uiteen is gezet.
De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
De rechtbank oordeelt verder dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.