Rechtbank Overijssel, 30-12-2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:4888, AK_21 _ 41
Rechtbank Overijssel, 30-12-2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:4888, AK_21 _ 41
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 30 december 2021
- Datum publicatie
- 12 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2021:4888
- Zaaknummer
- AK_21 _ 41
Inhoudsindicatie
Relativiteitsvereiste. Omgevingsvergunning voor zonnepark. Eiser woont op 6,6 km van de beoogde locatie van het zonnepark. Belangen zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, goede ruimtelijke inpassing, leefbaarheid van de omgeving, behouden herkenbaarheid bestaand cultuurhistorisch landschap en voorkomen overlast voor omwonenden zijn niet verweven met eisers belang bij het behoud en/of herstel van een goed woon- en leefklimaat. Daarom kan de gestelde schending van deze normen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/41
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Wierden, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden, verweerder,
gemachtigden: A. ter Avest en L.G. Pak.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te Elsloo.
Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens de derde-partij was niemand aanwezig.
Overwegingen
Relevante feiten en omstandigheden
1. Op 11 september 2019 heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een zonnepark met hekwerk en transformatoren op de percelen kadastraal bekend gemeente Wierden, [percelen] (de percelen). De percelen zijn gelegen aan [de weg 1] in Hoge Hexel. Het beoogde zonnepark heeft een omvang van ongeveer 8 hectare. De gemeenteraad van de gemeente Wierden (de raad) heeft een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor het aangevraagde zonnepark. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. De vergunning heeft betrekking op de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’. De vergunning is verleend voor een periode van 25 jaar.
De percelen hebben op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2009” (het bestemmingsplan) de bestemming “Agrarisch met waarden - landschap”. Een zonnepark past niet in deze bestemming. Om het zonnepark, ondanks deze afwijking van het bestemmingsplan, mogelijk te maken, heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo.1
Is het beroep ontvankelijk?
2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen belanghebbende is. Volgens verweerder is het niet aannemelijk dat eiser gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van het bestreden besluit, omdat hij hemelsbreed op ongeveer 6,6 km van de rand van het beoogde zonnepark woont. Volgens verweerder maakt de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Europese Hof) van 14 januari 20212 dit niet anders.
2.2 Eiser is van mening dat zijn beroep ontvankelijk is. Volgens eiser is het in het Verdrag van Aarhus gebruikte begrip “het betrokken publiek” ruimer dan het nationale begrip “belanghebbende” en maakt dit een ruimere toepassing van het begrip “belanghebbende” mogelijk. Eiser vindt dat hij behoort tot “het betrokken publiek”, omdat hij inwoner is van de gemeente Wierden en hij daarom rechtsbetrekkingen heeft met het gemeentebestuur. Daarom mag eiser van verweerder verwachten dat hij zich op een behoorlijke en verantwoorde manier bezighoudt met de energietransitie en het daarbij behorende vergunningenbeleid. Eiser vindt dat hij als betrokken burger/inwoner een persoonlijk belang heeft bij een zorgvuldige belangenafweging van natuur en landschap bij de aanleg van zonneparken. Verder stelt eiser dat hij zich ook beroepshalve zeer nadrukkelijk met de belangen van het Wierdense buitengebied bezig heeft gehouden. Daarnaast voert eiser aan dat het Europese Hof heeft geoordeeld dat, wanneer iemand van “het algemene publiek” een zienswijze heeft ingediend, aan diegene de toegang tot de rechter niet kan worden ontzegd op de grond dat alleen beroep mag worden ingesteld door belanghebbenden.
2.3 De rechtbank oordeelt dat eisers beroep ontvankelijk is. Zij legt hierna uit waarom.
2.3.1 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)3 kunnen ook niet-belanghebbenden beroep instellen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar alleen als zij een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht of als hen niet kan worden verweten dat zij dit niet hebben gedaan.
2.3.2 De omgevingsvergunning is voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpbesluit heeft zes weken ter inzage gelegen en gedurende deze termijn konden zienswijzen naar voren worden gebracht. Eiser heeft tijdig een zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpbesluit. Daarom kon eiser beroep instellen tegen de omgevingsvergunning, ongeacht of hij belanghebbende is.
Kunnen eisers beroepsgronden leiden tot het vernietigen van het bestreden besluit?
3.1 De rechtbank moet (ook als dat niet door een partij is aangevoerd) beoordelen of de door eiser aangevoerde gronden kunnen leiden tot het vernietigen van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat dit niet zo is, omdat het (in artikel 8:69a van de Awb neergelegde) relativiteitsbeginsel daaraan in de weg staat. De rechtbank legt dit hierna uit.
3.1.1 Uit de wetsgeschiedenis4 blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
3.1.2 Het is vaste rechtspraak van de ABRvS5 dat als een norm is bedoeld om een algemeen belang te beschermen, niet zonder meer kan worden aangenomen dat deze norm (ook) is bedoeld om het belang waarvoor een natuurlijke persoon in rechte opkomt te beschermen. Een natuurlijke persoon kan in rechte niet opkomen voor een algemeen belang.
De norm van een goede ruimtelijke ordening is bedoeld om een groot aantal ruimtelijk relevante belangen te beschermen, zoals het belang van individuele appellanten bij het behoud en/of herstel van een goed leef-, woon-, werk- en ondernemingsklimaat. Deze norm is ook bedoeld om algemene belangen te beschermen, zoals het algemeen belang van het behoud van cultuurhistorische waarden. Voor zover de norm van een goede ruimtelijke ordening is bedoeld om algemene belangen te beschermen, is zij niet bedoeld om individuele belangen van natuurlijke personen te beschermen.
Onder omstandigheden kan echter worden aangenomen dat het belang van een natuurlijke persoon zodanig verweven is met het algemene belang dat een rechtsnorm beoogt te beschermen dat niet kan worden gezegd dat de rechtsnorm kennelijk niet het doel heeft om het belang van deze natuurlijke persoon (mede) te beschermen. Als bijvoorbeeld een natuurlijke persoon zich in het kader van een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan beroept op normen uit een provinciale omgevingsverordening die zijn bedoeld om de (natuur)waarden van een gebied te beschermen, beroept hij zich op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen. Als deze appellant woont of werkt in of in de directe nabijheid van dat gebied, is het daadwerkelijke belang waarin deze appellant vreest te worden geraakt als gevolg van het plan, het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving. Belangen van omwonenden bij het behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving kunnen zo verweven zijn met de algemene belangen bij het voorkomen van de aantasting van een vanuit natuur- of landschappelijk oogpunt waardevol gebied, dat niet kan worden gezegd dat de normen van de omgevingsverordening kennelijk niet bedoeld zijn om de belangen van deze omwonenden te beschermen. Dit doet zich voor als het gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van de appellant. In dat geval raakt de aantasting van het gebied ook het belang van de appellant bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving.
3.1.3 Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft meegewerkt aan het afwijken van het bestemmingsplan en ten onrechte omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van het zonnepark, omdat (het plan voor) het beoogde zonnepark
a.) in strijd is met een goede ruimtelijke ordening;
b.) geen goede ruimtelijke onderbouwing bevat, vooral voor wat betreft het verlies van de karakteristieke open ruimte tussen landschappelijke elementen;
c.) in strijd is met de normen van het rijk en de provincie voor de volgorde/prioriteitsstelling voor duurzame klimaatvoorzieningen (de zogenaamde “zonneladder”);
d.) in strijd is met het gemeentelijke beleidskader “Grootschalige duurzame energieopwekking in Wierden” (het beleidskader).
3.1.4 De belangen waarin eiser wil worden beschermd zijn onderdeel van de norm van een goede ruimtelijke ordening. Uit de toelichting op artikel 2.1.8 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 leidt de rechtbank af dat deze bepaling en de daarin opgenomen “zonneladder” zijn bedoeld om het algemene belang van een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik te beschermen. Uit het beleidskader leidt de rechtbank af dat het daarin neergelegde beleid is bedoeld om de algemene belangen van een goede ruimtelijke inpassing, het zuinig gebruik van de ruimte, de leefbaarheid van de omgeving en het behouden van de herkenbaarheid van het bestaande cultuurhistorische landschap en het belang van het voorkomen van overlast voor omwonenden (onder meer in de vorm van gezondheid) te beschermen. Ook het beschermen van de karakteristieke open ruimte tussen de landschappelijke elementen is een algemeen belang.
3.1.5 De rechtbank is van oordeel dat de genoemde algemene belangen niet zijn verweven met eisers belang bij het behoud en/of het herstel van een goed leef- en woonklimaat. Eiser is geen omwonende. Hij woont op een afstand van ongeveer 6,6 kilometer van de beoogde locatie van het zonnepark. Hij heeft vanuit zijn woning of tuin geen zicht op het zonnepark. Hij heeft niet gesteld dat het zonnepark andere gevolgen heeft voor zijn woon- of werkomgeving en dit is ook niet gebleken. Dat eiser een betrokken inwoner van de gemeente Wierden is en zich ook beroepshalve heeft beziggehouden met de belangen van het buitengebied van Wierden, zoals hij stelt, maakt niet dat de genoemde algemene belangen verweven zijn met zijn persoonlijke belangen. Dit geldt eveneens voor de stelling van eiser ter zitting dat hij regelmatig langs de beoogde locatie van het zonnepark komt. Daarom kan de schending van de door eiser ingeroepen materiële normen niet leiden tot het vernietigen van het bestreden besluit.
3.1.6 Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder geen zorgvuldige en objectieve belangenafweging heeft gemaakt. Het is vaste rechtspraak van de ABRvS6 dat het beschermingsbereik van de onderliggende materiële norm bepalend is voor de vraag of een appellant een beroep kan doen op de schending van een procedurele norm of de schending van een formeel beginsel van behoorlijk bestuur. De schending van dergelijke normen of beginselen kan bij de toepassing van artikel 8:69a van de Awb niet los worden gezien van de materiële normen waarop de appellant zich beroept. Omdat de schending van de door eiser ingeroepen materiële normen niet kan leiden tot het vernietigen van het bestreden besluit, geldt dit ook voor de door eiser gestelde schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Daarom bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage: Regelgeving en beleid
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 1:2, eerste lid
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:15
1. Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
2. Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.
(…).
Artikel 6:13
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).
Artikel 2.12, eerste lid
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…).
Omgevingsverordening Overijssel 2017
Artikel 1.2.1, eerste lid
Waar in deze verordening instructies worden gegeven ten aanzien van de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, moeten deze instructies ook geacht worden gericht te zijn op: (…)
d. omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan of de geldende beheersverordening; (…).
Artikel 2.1.1
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
h. bestaand bebouwd gebied: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro; (…)
j. Groene Omgeving: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied; (…).
Artikel 2.1.8.1
In deze titel wordt verstaan onder: a. Zelfstandige opstelling van zonnepanelen: installatie voor de opwekking van zonne-energie die niet gecombineerd wordt met bebouwing, maar zelfstandig opgesteld is in het vrije veld.
Artikel 2.1.8.2
1. In de Groene Omgeving mogen zelfstandige opstellingen van zonnepanelen uitsluitend worden toegestaan als tijdelijk (mede)gebruik van de gronden.
2. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in de opstelling van zelfstandige opstellingen van zonnepanelen in de Groene Omgeving als de maatschappelijke meerwaarde is aangetoond én is aangetoond dat het verlies van ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
3. De maatschappelijke meerwaarde als bedoeld in lid 2 dient te worden onderbouwd vanuit de volgende criteria:
a. de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik;
b. maatregelen die getroffen worden om de impact op de omgeving te beperken en/of te compenseren;
c. de mate waarin wordt aangesloten op de karakteristieken van het gebied;
d. de bijdrage die geleverd wordt aan maatschappelijke doelen.
4. In aanvulling op het gestelde onder 2 geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN), geldt de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.