Rechtbank Roermond, 12-05-2004, AP1094, 47968 / HA ZA 01-952
Rechtbank Roermond, 12-05-2004, AP1094, 47968 / HA ZA 01-952
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Roermond
- Datum uitspraak
- 12 mei 2004
- Datum publicatie
- 8 juni 2004
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROE:2004:AP1094
- Zaaknummer
- 47968 / HA ZA 01-952
Inhoudsindicatie
Gevorderde schadevergoeding voor nabestaanden in verband met onder meer shock-schade (artikel 6:106 BW). De rechtbank wijst de gevorderde schadevergoeding af nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken welke tot vergoeding van deze schade zouden kunnen leiden. Verwijzing naar de rechtspraak (HR 22 februari 2002, NJ 2002,240).
Uitspraak
uitspraak: 12 mei 2004
V O N N I S
van de rechtbank Roermond
in de zaak van:
eisers:
[eiser sub 1], mede in haar hoedanigheid van
wettelijk vertegenwoordigster van
[eiser sub 2],
beide wonende te [woonplaats],
procureur mr. M.M. van den Boomen;
tegen:
gedaagden:
1. de besloten vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten TRAVEL SUPREME INC.,
gevestigd te Wakarusa (VS), 66149 State Road 19,
procureur mr. O.J.H.M. van Eijndhoven,
2. de besloten vennootschap naar Zweeds recht SIEVERT AB,
gevestigd te S-17126 Solna (Zweden), Hemvärnsg. 22,
procureur mr. S.J.P.H. Kuijpers.
Partijen worden aangeduid als:
eisers: gezamenlijk als [eisers] en afzonderlijk als [eiser sub 1] en [eiser sub 2];
gedaagden: Travel Supreme en Sievert.
1. Inhoud van het procesdossier
Er wordt recht gedaan op de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 12 maart 2001;
- de conclusie van eis met bijlagen;
- de conclusie van antwoord met bijlagen zijdens Sievert;
- de conclusie van antwoord met bijlagen zijdens Travel Supreme;
- het vonnis van deze rechtbank van 10 september 2003;
- de akte productie tevens akte naar aanleiding van tussenvonnis zijdens [eisers].;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 november 2003;
- de aanvulling akte producties zijdens [eisers].;
- de antwoordakte zijdens Sievert;
- de antwoordakte zijdens Travel Supreme.
In deze zaak heeft de rechtbank reeds eerder geoordeeld in het incident tot vrijwaring en het incident tot verwijzing. Voor de daartoe relevante stukken verwijst de rechtbank naar de stukken genoemd in haar vonnissen in incident van 26 september 2002 en 19 maart 2003.
2. Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
2.1 Op 13 maart 1996 is [H. vd V] (hierna: [vd V]) overleden aan de gevolgen van koolmonoxidevergiftiging.
2.2 [vd V] was de zoon van [eiser sub 1] en de halfbroer van [eiser sub 2], de minderjarige zoon van [eiser sub 1]. [vd V] was eigenaar en enig directeur van de eenmanszaak "Circus Renz".
2.3 De koolmonoxide was afkomstig uit de gaskachel in de motorhome van [vd V]. De motorhome was geproduceerd door Travel Supreme. De kachel was geproduceerd door de vennootschap naar Zweeds recht Primus AB, de rechtsvoorgangster van Sievert. Beide vennootschappen zullen hierna worden aangeduid als Sievert. De motorhome met kachel zijn rond 26 januari 1996 aan [vd V] geleverd door Termeer Motorhomes B.V. (hierna: Termeer). De gaskachel was in de motorhome geïnstalleerd door de vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten Vantage Points Projects Inc. (hierna: Vantage).
3. Vordering en stellingen van [eisers].
[eisers]. vorderen Travel Supreme en Sievert te veroordelen tot vergoeding van de schade zoals door [eisers]. geleden, zonodig nader op te maken bij staat, en beiden te veroordelen in de proceskosten.
Voor de stellingen en onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de stukken.
4. Verweer van Travel Supreme en Sievert
Travel Supreme en Sievert concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers]. in de vorderingen dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met kostenveroordeling.
Voor de weren en onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de stukken.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 [eisers]. baseren hun vordering jegens Travel Supreme en Sievert op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) en productaansprakelijkheid (artikel 6:185 e.v.). Zij stellen schade te hebben geleden. De vorderingen betreffende de schade vallen te verdelen in vorderingen gebaseerd op onrechtmatig handelen jegens [vd V] (artikel 6:108 BW) en vorderingen gebaseerd op onrechtmatig handelen jegens [eisers]. zelf (artikel 6:106 BW).
5.2 Ter comparitie hebben partijen ten overstaan van de rechter afgesproken dat de procedure in eerste instantie zal worden geconcentreerd rond de vraag of er door [eisers]. vergoedbare schade is geleden. De rechtbank zal deze vraag hierna beantwoorden.
Schade als bedoeld in artikel 6:108 BW
5.3 [eisers]. verwijzen in verband met de schadevordering uitdrukkelijk naar artikel 6:108, eerste lid aanhef en onder c BW. Dit artikel bepaalt dat indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, die ander verplicht is tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid rust met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijs niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
5.4 Door [eisers]. is niet gesteld dat zij in gezinsverband samenwoonden met [vd V]. Voor zover dit al uit de enkele verwijzing naar het artikellid afgeleid zou moeten worden, is dit uitdrukkelijk betwist door Sievert en Travel Supreme en geenszins nader onderbouwd, zodat ook om deze reden het betoog niet slaagt.
De vorderingen van [eiser sub 1] voorzover gebaseerd op artikel 6:108, eerste lid, aanhef en onder c BW, dienen derhalve te worden afgewezen.
5.5 [eisers]. hebben geen uitdrukkelijke verwijzing gedaan naar artikel 6:108, eerste lid, aanhef en onder b BW. Zij hebben dit nagelaten te doen, hoewel door Travel Supreme en Sievert bij conclusie van antwoord ingegaan is op deze mogelijke grond voor schadevergoeding. Hierbij hebben gedaagden verwezen naar het onherroepelijk vonnis van de rechtbank Den Bosch, gewezen tussen [eisers]. als eisende partij en Termeer als gedaagde partij, bij welk vonnis een beroep op dit artikel is afgewezen. Nu [eisers]. geen hoger beroep hebben ingesteld tegen voornoemd vonnis van de rechtbank Den Bosch en zij voorts bij beide latere akten hun eis niet hebben gewijzigd in de zin dat zij naast een uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 6:108, eerste lid, aanhef en onder c BW tevens uitdrukkelijk hebben gewezen naar artikel 6:108, eerste lid, aanhef en onder b BW ziet de rechtbank geen aanleiding om nader in te gaan op deze bepaling.
Voorzover [eisers]. dit anders hebben beoogd, acht de rechtbank de enkele verwijzing naar de processtukken uit de zaak in Den Bosch volstrekt onvoldoende. Immers is op datzelfde feitencomplex door de rechtbank Den Bosch haar oordeel gebaseerd, welk oordeel Travel Supreme en Sievert als onderbouwing van hun betwisting van de stellingen van [eisers]. hebben gehanteerd. In het licht van deze onderbouwde betwisting hadden [eisers]. niet kunnen volstaan met de verwijzing naar de eerdere processtukken doch hadden zij uitdrukkelijk andere of nieuwe feiten en omstandigheden dienen te stellen, hetgeen niet is gebeurd. Voorzover [eisers]. derhalve beoogd hebben alsnog artikel 6:108 eerste lid, aanhef en onder b BW aan hun vordering ten grondslag te leggen slaagt dit niet.
5.6 [eisers]. vorderen voorts kosten van de lijkbezorging als bedoeld in artikel 6:108, tweede lid BW. Deze kosten zouden zijn voorgeschoten door het circus. [eiser sub 1] stelt vervolgens dat deze kosten 'derhalve' ten laste van [eisers]. zouden zijn gekomen. Een en ander volgt niet zonder meer uit deze stellingen en wordt door [eisers]. ook overigens niet onderbouwd. Nu dit door Sievert en Travel Supreme wordt betwist, zal de rechtbank de vorderingen in zoverre afwijzen.
Schade als bedoeld in artikel 6:106 BW ("shock-schade")
5.7 [eisers]. doen bij akte productie tevens akte naar aanleiding van tussenvonnis een beroep op artikel 6:106 eerste lid, aanhef en onder b BW, in het bijzonder de zogenoemde "shock-schade".
5.8 Door Sievert en Travel Supreme is inhoudelijk betwist dat door [eisers]. vergoedbare "shock-schade" is geleden. De rechtbank volgt Sievert en Travel Supreme in dit betoog, zodat de overige weren van gedaagden in dit kader onbesproken kunnen blijven.
5.9 Uit de rechtspraak (HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240) volgt dat indien iemand door overtreding van een veiligheids- of verkeersnorm een ernstig ongeval veroorzaakt, hij onder omstandigheden niet alleen onrechtmatig handelt jegens degene die dientengevolge is gedood of gekwetst, maar ook jegens degene bij wie door het waarnemen van het ongeval of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ongeval is gedood of gewond. De daardoor ontstane immateriële schade komt in beginsel op grond van het bepaalde in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW voor vergoeding in aanmerking. Daarvoor is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
5.10 De rechtbank stelt vast dat uit enerzijds het feitencomplex dat aanleiding heeft gegeven tot voornoemd arrest en anderzijds de aard van het begrip "shock-schade" volgt dat alleen in zeer ernstige gevallen schadevergoeding op deze grond kan worden toegekend. Het enkele aantreffen van de overledenen, zoals in casus uit de stukken valt af te leiden, is daartoe onvoldoende. Er dienen bijzondere bijkomende omstandigheden gesteld en zonodig bewezen te worden. Dit is door [eisers]. niet gedaan.
Wat betreft [eiser sub 2] zijn geen enkele omstandigheden gesteld waaruit shock-schade zou kunnen worden afgeleid. Niet blijkt dat hij immers met de overledenen is geconfronteerd, noch blijkt er van enig geestelijk letsel.
Overige gestelde schade
5.11 Door [eisers]. zijn voorts andere (vermogens-)schadeposten opgevoerd. Deze vallen echter - mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen - niet onder de op grond van artikel 6:106 danwel 6:108 BW als vergoedbaar aan te merken schade.
Afrondend
5.12 Uit al het voorgaande volgt dat niet blijkt van enige vergoedbare schade aan de zijde van [eisers].. Reeds op grond hiervan dienen de vorderingen van [eisers]. afgewezen te worden. [eisers]. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, de kosten van het incident tot vrijwaring daaronder begrepen.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
Wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers]. in de proceskosten van Sievert, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 193,76 aan griffierecht en
€ 1.365,-- aan salaris ten behoeve van de procureur;
veroordeelt [eisers]. in de proceskosten van Travel Supreme, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op:
€ 193,76 aan griffierecht en
€ 975,-- aan salaris ten behoeve van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en op de openbare civiele terechtzitting van 12 mei 2004 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Type: ap