Home

Rechtbank Roermond, 20-05-2009, BI8824, AWB 07/1527

Rechtbank Roermond, 20-05-2009, BI8824, AWB 07/1527

Gegevens

Instantie
Rechtbank Roermond
Datum uitspraak
20 mei 2009
Datum publicatie
19 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:RBROE:2009:BI8824
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/1527

Inhoudsindicatie

kerkenvrijstelling, artikel 220d, lid 1, sub c, van de Gemeentewet, openbare eredienst

Uitvaarthuis valt niet onder kerkenvrijstelling nu in het uitvaarthuis geen openbare erediensten en/of voordrachten van levensbeschouwelijke aard plaatsvinden. Bij de diensten in het uitvaarthuis staat het afscheid of de herdenking van een overledene voorop en niet de verering van een opperwezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND

Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 07/1527

Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

inzake

[eiseres], eiseres,

gemachtigde [gemachtigde],

tegen

de Heffingsambtenaar van de gemeente Leudal, verweerder.

1. Procedureverloop

1.1. Verweerder heeft bij beschikking, gedateerd 31 maart 2007, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres], [postcode] te [plaats] (hierna: het uitvaarthuis), per waardepeildatum 1 januari 2005 vastgesteld op EUR 849.272,=, voor het tijdvak 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 en de aanslag onroerende zaaksbelasting bepaald op basis van die vastgestelde waarde.

1.2. Tegen voornoemde beschikking heeft eiseres op 15 april 2007 bezwaar gemaakt.

1.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 september 2007 het bezwaarschrift ongegrond verklaard en de aanslag onroerende zaaksbelasting gehandhaafd.

1.4. Eiseres heeft daartegen bij fax van 9 oktober 2007 beroep ingesteld.

1.5. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.6. Eiseres heeft bij schrijven van 28 januari 2009 gereageerd op het verweerschrift.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2009, alwaar eiseres en haar gemachtigde met kennisgeving niet zijn verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemeente-ambtenaar], gemeente-ambtenaar, en [taxateur], taxateur.

2. Feiten

2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, gaat de rechtbank uit van de volgende -niet in geschil zijnde- feiten.

2.2 De in het geding zijnde aanslag onroerende zaaksbelasting betreft een uitvaartcentrum. Dat uitvaartcentrum wordt blijkens een door eiseres overgelegd uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken geëxploiteerd door de vennootschap onder firma (vof) met de handelsnamen: [handelsnaam 1] V.O.F., [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3]. Vennoten van die vof zijn [vennoot 1] en [vennoot 2]. De bedrijfsomschrijving vermeldt: mortuarium beheer, uitvaartcentrum alsmede alle werkzaamheden hieraan verwant.

3. Geschil

3.1. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat het niet mogelijk is om een aanslag als de in het geding zijnde op te leggen aan de handelsnaam “[handelsnaam 3]”. Verder is aangevoerd dat de firmanten procespartij zijn en derhalve in beroep niet het hoge, maar het lage griffierecht verschuldigd is. Tot slot is aangevoerd dat verweerder ten onrechte het uitvaarthuis niet heeft laten vallen onder de zogenoemde kerkenvrijstelling nu in het uitvaarthuis erediensten en/of voordrachten van levensbeschouwelijke aard plaatsvinden.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Artikel 220d, lid 1, sub c, van de Gemeentewet bepaalde ten tijde hier in het geding dat - kort gezegd - bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen buiten aanmerking worden gelaten onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

4.2. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat het uitvaarthuis niet is bestemd voor een gezamenlijke, openbare vorm van godsverering, maar is bestemd voor de nagedachtenis van overledenen. Daarbij kan het zijn dat de levensbeschouwing van een overledene ter sprake komt, maar dat maakt het nog geen openbare eredienst of openbare bezinningsbijeenkomst van levensbeschouwelijke aard. Niet blijkt dat het de bedoeling is van eiseres om bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard te houden en ook wordt het gebouw niet in overwegende mate gebruikt voor dergelijke bijeenkomsten.

4.3. De rechtbank overweegt als volgt.

4.4. Allereerst overweegt de rechtbank dat een van de handelsnamen van [handelsnaam 1] V.O.F. , [handelsnaam 3] is en mitsdien voor eiseres duidelijk heeft moeten zijn dat de aanslag betrekking had op de vof. Aangezien onbestreden is dat de voornoemde vof het uitvaarthuis op de relevante peildatum in gebruik had vermag de rechtbank ook niet in te zien dat de vof ter zake van de onroerende zaaksbelasting voor dat feitelijk gebruik niet kan worden aangeslagen.

4.5. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, derde lid, onder c, bedraagt het verschuldigde griffierecht € 285,= indien anders dan door een natuurlijk persoon beroep is ingesteld. Blijkens het beroepschrift is beroep ingesteld namens [handelsnaam 3] zijnde, zoals hiervoor reeds is overwogen, een handelsnaam van de onder 4.4 genoemde vof. De in het geding zijnde aanslag is ook aan die vof opgelegd en niet aan de firmanten in persoon.

De door de gemachtigde van eiseres overgelegde machtiging heeft verder mede betrekking op de meergenoemde vof. Derhalve is naar dezerzijds oordeel terecht en op goede gronden in de beroepszaak van eiseres een griffierecht ad € 285,= geheven.

4.6. Ter zake van het beroep van eiseres op de zogenoemde kerkenvrijstelling overweegt de rechtbank als volgt.

4.7 Van een openbare eredienst is naar dezerzijds oordeel sprake indien er sprake is van gezamenlijke verering van een opperwezen of, zoals bij sommige godsdiensten, van opperwezens, die voor een ieder toegankelijk is. Van zodanige diensten is in het uitvaarthuis geen sprake. Op de algemeen toegankelijke internetsite van eiseres wordt geadverteerd met het houden van afscheids- en herdenkingsdiensten voor overledenen, waarbij – kort gezegd – het invullen naar eigen inzicht voorop staat. Dat bij dergelijke afscheidsdiensten en herdenkingdiensten van een overledene wellicht (ook) diens godsdienstige overtuiging aan de orde komt brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat er sprake is van een eredienst in voormelde zin. Evenmin maakt het feit dat een dergelijke afscheids- of herdenkingsdienst wordt gehouden door bijvoorbeeld een priester, dat er sprake is van een eredienst in voormelde zin. Het afscheid of de herdenking van een overledene staat immers voorop en niet de verering van een opperwezen. Van bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard is derhalve eveneens geen sprake nu, zoals reeds is overwogen, dat afscheid of de herdenking van een overledene voorop staat. Dat er ook, los van de bedoelde afscheids- en herdenkingsdiensten van overledenen, erediensten en/of bijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard worden gehouden is niet gesteld. Aan de vraag of de bedoelde diensten in het uitvaarthuis van openbare aard zijn in de zin als bedoeld bij de in het geding zijnde vrijstelling komt de rechtbank, gezien het voorgaande, niet toe.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

5. Proceskosten en griffierecht

5.1 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb of tot het laten vergoeden van het door eiseres betaalde griffierecht.

6. Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. F.H. Machiels in tegenwoordigheid van mr. K.M.J. van der Vorst als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.

w.g. mr. K.M.J. van der Vorst,

griffier

w.g. mr. F.H. Machiels,

rechter

Voor eensluidend afschrift:

de wnd. griffier:

Verzonden op: 20 mei 2009

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ’s Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.