Rechtbank Rotterdam, 31-03-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3007, AWB - 16 _ 7783
Rechtbank Rotterdam, 31-03-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3007, AWB - 16 _ 7783
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 31 maart 2017
- Datum publicatie
- 22 april 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2017:3007
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 7783
Inhoudsindicatie
De AFM heeft aan verzoeker een bestuurlijke boete van € 125.000,- opgelegd wegens feitelijk leidinggeven aan overtreding van artikel 4:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht door de onderneming.
De voorzieningenrechter volgt de AFM in haar standpunt dat de onderneming een aanzienlijke hoeveelheid ernstige wetsovertredingen heeft begaan en daarmee stelselmatig de Wft heeft overtreden.
De AFM heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker gelet op zijn mate van betrokkenheid en de omstandigheid dat de onderneming een kleine onderneming is, moest worden aangemerkt als dagelijks beleidsbepaler van de onderneming. Verzoeker had – gelet op zijn rol in de aandeelhoudersstructuur, zijn externe vertegenwoordiging en de interne verhoudingen binnen het management – een sterke invloed op het beleid en bepaalde mede de koers en de langetermijnstrategie van de onderneming. Hij was op de hoogte van het feit dat de onderneming in genoemde periode geen adequaat beleid voerde dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgde althans bewust de aanmerkelijke kans hierop aanvaarde. Het lag binnen zijn bevoegdheid en macht om de overtreding van artikel 4:11, eerste lid, Wft door de onderneming te voorkomen dan wel te beëindigen en was daartoe redelijkerwijs gehouden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de vermelde criteria is voldaan en dat verzoeker derhalve als feitelijk leidinggevende aan de overtreding kan worden aangemerkt.
De AFM heeft zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van één van de in artikel 1:98 van de Wft genoemde omstandigheden die aan volledige openbaarmaking in de weg staan.
Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen.
Uitspraak
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 16/7783
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
gemachtigde: mr. G.P. Roth,
en
gemachtigde: mr. A.J. Boorsma.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2016 (het boetebesluit) heeft de AFM aan [verzoeker] een bestuurlijke boete van € 125.000,- opgelegd wegens feitelijk leidinggeven aan overtreding van artikel 4:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) door [onderneming] (onderneming) in de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 maart 2016 en hem meegedeeld dat zij dit besluit openbaar zal maken door publicatie daarvan.
Tegen het boetebesluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft – met gesloten deuren – plaatsgevonden op 20 maart 2017.
[Verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De AFM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door mr. C. de Rond, en [drie medewerkers van de AFM].
Overwegingen
Onderneming] is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en gevestigd te [vestigingsplaats]. [Onderneming] was van 17 oktober 2000 tot 8 augustus 2016 actief als vermogensbeheerder met een vergunning van de AFM. Volgens de Kamer van Koophandel zijn de statutair bestuurders van [onderneming] [bestuurder 1], [bestuurder 2] en [bestuurder 3]. [Bestuurder 4] was van 20 november 2002 tot 30 januari 2015 statutair bestuurder van [onderneming]. [Verzoeker] was als [functie] in dienst bij [onderneming].
[Verzoeker] houdt 4,02 % van de aandelen van [onderneming]. Zijn echtgenote, [verzoekers echtgenote], houdt 46% van de aandelen. [Onderneming 2] houdt 40% van de aandelen. Als enig bestuurder van deze stichting staat in het register van de Kamer van Koophandel [verzoekers echtgenote] vermeld.
In [land] is sinds 2006 gevestigd het aan [onderneming] gelieerde [onderneming 3]. [Verzoekers echtgenote] houdt 100% van de aandelen in [onderneming 3]. [Onderneming 3] is beheerder van drie [uit dat land afkomstige] beleggingsfondsen. [Verzoeker] is directeur van [onderneming 3] en de [uit dat land afkomstige] fondsen. Hij ontvangt van deze fondsen een directors fee en [onderneming 3] ontvangt van deze fondsen een management fee, waarvan de hoogte afhankelijk is van het fondsvermogen. [Verzoeker] en zijn vrouw verdienen geld aan de investeringen door cliënten in de [uit dat land afkomstige] fondsen.
In 2013 heeft de AFM een onderzoek gedaan bij [onderneming] gericht op de kwaliteit van de beleggingsdienstverlening. Op 3 juni 2014 heeft de AFM een informatieverzoek gestuurd naar [onderneming] om inzicht te krijgen in de mate waarin [onderneming] voldoet aan de eisen die worden gesteld aan beleggingsondernemingen op grond van de Wft en het BGfo. De informatie gaf aanleiding tot vervolgonderzoek. De AFM heeft tevens onderzocht wat de rol van [verzoeker] is binnen [onderneming].
Bij brief van 3 maart 2016 heeft de AFM aan [onderneming] kenbaar gemaakt dat zij voornemens was de vergunning in te trekken omdat [onderneming] niet langer voldeed aan de bij of krachtens de Wft gestelde regels.
Wegens het staken van de activiteiten is de vergunning op verzoek van [onderneming] op 8 augustus 2016 ingetrokken.
De resultaten van het onderzoek als genoemd in 1.3 zijn neergelegd in het onderzoeksrapport van 29 augustus 2016. Bij brief van gelijkluidende datum is [verzoeker] het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete meegedeeld.
Na ontvangst van verzoekers zienswijze heeft de AFM het boetebesluit genomen.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. In het boetebesluit heeft de AFM aan [verzoeker] een bestuurlijke boete opgelegd omdat [onderneming] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 maart 2016 geen adequaat beleid heeft gevoerd dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgde en [verzoeker] daaraan feitelijk leidinggaf.
In het boetebesluit wordt de overtreding als volgt samengevat:
“[onderneming]was (tot 8 augustus 2016) actief als vermogensbeheerder met een vergunning van de AFM. [Verzoeker] was formeel geen bestuurder van de onderneming, maar in de praktijk wel dagelijks beleidsbepaler. Daarnaast was [verzoeker] Director van [onderneming 3], een in [land] gevestigde beheerder van een beleggingsinstelling. [onderneming] heeft klanten ertoe bewogen om hun belegde vermogen deels of geheel over te brengen naar door [onderneming 3] beheerde beleggingsfondsen. Hierbij heeft [onderneming] meerdere bepalingen uit de Wft overtreden. [Onderneming] heeft geen adequaat beleid gevoerd ter zake van het voorkomen en beheersen van belangenconflicten, zij heeft evenmin een adequaat beleid gevoerd dat was gericht op het tegengaan van belangenverstrengeling, zij heeft het provisieverbod overtreden en zij heeft haar bedrijfsvoering niet zodanig ingericht dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgde. Los van de samenwerking met [onderneming 3], heeft [onderneming] ook niet voldaan aan haar verplichting om voldoende informatie in te winnen over de financiële positie, doelstellingen, risicobereidheid en/of kennis en ervaring van haar cliënten. Tot slot heeft [onderneming] nagelaten om [verzoeker] bij de AFM aan te melden als dagelijks beleidsbepaler van de onderneming. Per saldo leidt dit tot de conclusie dat [onderneming] geen adequaat beleid heeft gevoerd dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgde. De AFM is van oordeel dat [verzoeker] feitelijk leiding heeft gegeven aan deze overtreding en heeft besloten hem hiervoor een boete op te leggen van € 125.000.”
De AFM wenst de boete te publiceren door de volledige tekst van het boetebesluit (met uitzondering van vertrouwelijke informatie) op haar website te plaatsen, onder begeleiding van volgend persbericht: