Home

Rechtbank Rotterdam, 21-10-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:10487, ROT 21/2272

Rechtbank Rotterdam, 21-10-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:10487, ROT 21/2272

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
21 oktober 2022
Datum publicatie
21 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:11950
Zaaknummer
ROT 21/2272

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting – verzendadministratie – MijnOverheid

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 21/2272

gemachtigde: mr. A. Khadri,

en

gemachtigde: mr. P. van Hattem.

Procesverloop

Verweerder heeft eiser bij beschikking van 10 september 2020 een naheffingsaanslag

parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 66,26, bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing (vorderingsnummer 5508507537).

Met de aanmaning van 3 november 2020 heeft verweerder eiser € 7,- aan aanmaningskosten in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 23 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de aanmaningskosten ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2022.

Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder terecht de aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. Eiser vindt van niet, verweerder vindt van wel.

2. Eiser stelt dat hij niet voor MijnOverheid is aangemeld en hij betwist dat verweerder de naheffingsaanslag van 10 september 2022 via de Berichtenbox van MijnOverheid heeft verzonden. Hij stelt dat hij pas bij de zowel digitaal als per post verzonden aanmaning van de naheffingsaanslag op de hoogte is geraakt. Om die reden vindt hij dat de aanmaningskosten ten onrechte bij hem in rekening zijn gebracht. Volgens eiser heeft verweerder geen deugdelijke verzendadministratie overgelegd op grond waarvan de verzending van de naheffingsaanslag aannemelijk is gemaakt.

3. Verweerder stelt dat eiser zich voor de Berichtenbox van MijnOverheid heeft aangemeld en dat de naheffingsaanslag in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid is geplaatst. Hij wijst in dit verband op de schermprint van het MijnOverheid-systeem van verweerder.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1.

In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat deze de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. Verweerder kan daarbij in eerste instantie volstaan met het bewijs van verzending. Indien verweerder de verzending van het stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de belastingplichtige om feiten en omstandigheden naar voren te brengen op grond waarvan de ontvangst of aanbieding van het stuk redelijkerwijs moet worden betwijfeld. In dit kader verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 15 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).

4.2.

Verweerder heeft toegelicht dat eiser zich bij MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale toezending van berichten door verweerder en dat hij vanwege die aanmelding de naheffingsaanslag digitaal aan eiser heeft verstuurd. Eiser heeft niet gemotiveerd betwist dat hij zich bij MijnOverheid heeft aangemeld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de door verweerder geschetste gang van zaken. Verweerder mocht er dan ook voor kiezen de naheffingsaanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid digitaal bekend te maken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde verzendadministratie aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid aan eiser is verzonden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het vorderingsnummer en de dagtekening op de schermprint overeenkomen met die op de naheffingsaanslag. Ook correspondeert het referentienummer op de schermprint met het nummer op de aanslag. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de statuscode ‘Verwerkt’, zoals vermeld op de schermprint, erop wijst dat de naheffingsaanslag door middel van de Berichtenbox van MijnOverheid kan worden ingezien. Verweerder heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanslag is verzonden en geplaatst in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat eiser de naheffingsaanslag heeft ontvangen. Vervolgens ligt het op de weg van eiser om dit vermoeden te ontzenuwen. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan aan de ontvangst van de naheffingsaanslag redelijkerwijs moet worden getwijfeld. De enkele ontkenning van de ontvangst is daarvoor onvoldoende.

5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanmaningskosten terecht bij eiser in rekening heeft gebracht. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Spaargaren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2022.

Rechter Griffier

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel