Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 25-10-2006, AZ1188, AWB 05/6770 LB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 25-10-2006, AZ1188, AWB 05/6770 LB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
25 oktober 2006
Datum publicatie
31 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1188
Zaaknummer
AWB 05/6770 LB/PVV

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid beroep: terpostbezorging van de uitspraak. Verzuimboete, nu eiseres een G-rekening heeft gebruikt die van een andere rekeninghouder was kan niet worden gezegd dat sprake is van avas.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/6770 LB/PVV

Uitspraakdatum: 19 oktober 2006

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiseres] h/o [X.] Schoonmaakdiensten, wonende te [woonplaats], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 8 augustus 2005 op het bezwaar van eiseres tegen de boetebeschikking begrepen in de aan eiseres voor het tijdvak van 1 april 2005 tot en met 30 april 2005 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2006.

Zowel verweerder als eiseres zijn niet verschenen. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 1 september 2006 aan eiseres op het adres [straatnaam en huisnummer] te [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TPG Post is gebleken dat de brief op 4 september 2006 aan eiseres op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Tot 1 januari 2004 voerde eiseres de directie van de vennootschap onder firma [X.] Schoonmaakdiensten (hierna: VOF). Deze VOF had als vennoten de twee zoons van eiseres. Vanaf 1 januari 2004 is de onderneming door eiseres voortgezet als eenmanszaak handelend onder de naam [X.] Schoonmaakdiensten. Sinds 1 januari 2004 heeft zij personeel in dienst waarvoor zij inhoudingsplichtige is voor de loonbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV).

2.2. Tot en met maart 2005 doet eiseres aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen met het haar bekende sofinummer van de VOF en betaalt tot april 2005 de verschuldigde belasting via de op naam van de VOF gestelde G-rekening. Zij laat ook haar inleners storten op die G-rekening. Eiseres heeft op 20 mei 2005 een aangifte LB/PVV ingediend over de maand april 2005 met een af te dragen bedrag van € 7.794. Eiseres heeft tijdig gepoogd om aan haar afdrachtsverplichting te voldoen. Deze poging via de voornoemde G-rekening lukte niet. De betaling werd geweigerd en het bedrag is teruggestort door de ontvanger. Op 24 juni 2005 was de op aangifte verschuldigde belasting niet betaald, op grond waarvan verweerder met dagtekening 24 juni 2005 aan eiseres een naheffingsaanslag heeft opgelegd over het tijdvak 1 april 2005 tot en met 30 april 2005 ten bedrage van € 7.794. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is aan eiseres bij beschikking een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 77, zijnde 1% van de nageheven belasting.

2.3. De door eiseres tegen de boetebeschikking gemaakt bezwaar is bij de bestreden uitspraak van 8 augustus 2005 afgewezen. Bij brief van 16 september 2005, ingekomen bij de rechtbank op 26 september 2005, heeft eiseres beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.

2.4. In geschil is of het door eiseres ingestelde beroep ontvankelijk is en zo ja, zo begrijpt de rechtbank, of de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag aan eiseres is opgelegd.

2.5. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in afwijking van artikel 6:8 van de Awb aan op de dag na die van de dagtekening, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.

2.6. Met betrekking tot de tijdigheid van de indiening van het beroep is ten eerste van belang vast te stellen op welke dag de uitspraak op de voorgeschreven wijze aan eiseres is bekendgemaakt in de zin van artikel 6:8van de Awb. Als 'voorgeschreven wijze' moet worden aangemerkt de terpostbezorging van de uitspraak.

2.7. Eiseres stelt, in haar brief van 24 oktober 2005, dat zij op 2 september 2005 de uitspraak op bezwaar heeft ontvangen. De rechtbank gaat ervan uit dat hierin besloten ligt de stelling van eiseres dat verweerder de uitspraak op bezwaar kort daarvoor ter post heeft bezorgd. Verweerder heeft zich uiteindelijk op het standpunt gesteld dat de uitspraak op het bezwaarschrift is gedagtekend op 8 augustus 2005 en dat het beroepschrift derhalve niet binnen de zes weken termijn is ingediend. Omtrent de stelling van eiseres inzake de datum van ontvangst van de uitspraak op bezwaar heeft verweerder in zijn brief van 15 november 2005 en/of in zijn nadien ingediende verweerschrift niets aangevoerd. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat eiseres de uitspraak op bezwaar op 2 september 2005 heeft ontvangen. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat de uitspraak op bezwaar niet ter post is bezorgd vóór de dagtekening van de uitspraak op bezwaar maar slechts enkele dagen vóór

2 september 2005. Nu het beroepschrift ter griffie is ontvangen op 26 september 2005 is het binnen zes weken na de bekendmaking ingediend en is het beroep mitsdien ontvankelijk.

2.8. Ten aanzien van de boete oordeelt de rechtbank als volgt.

2.9. Ingevolge artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) kan de inspecteur aan een inhoudingsplichtige een verzuimboete opleggen indien deze de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald. Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB 1998) bevat beleidsregels voor het uitoefenen van deze discretionaire bevoegdheid van verweerder. Ingevolge paragraaf 23, vijfde lid, van het BBBB 1998 legt de inspecteur in geval van een verzuim wegens het niet dan wel gedeeltelijk niet betalen van de verschuldigde belasting, bij een eerste verzuim een boete op van

1 procent van de niet betaalde belasting, met een maximum van € 1.134. Op grond van paragraaf 4, eerste lid, van het BBBB 1998, blijft het opleggen van een verzuimboete geheel achterwege indien blijkt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Eiseres dient een en ander te stellen en te bewijzen.

2.10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verschuldigde belasting binnen de termijn is betaald, maar dat door een misverstand die betaling niet is gelukt, waarna is gebleken dat via de door haar tot dan toe gebruikte G-rekening geen betalingen meer konden worden voldaan. Door de wijziging van rechtsvorm van het bedrijf had ook een nieuw sofinummer en G-rekeningovereenkomst aangevraagd dienen te worden. Eiseres stelt daarvan niet op de hoogte te zijn geweest, mede omdat in principe alles met betrekking tot het bedrijf hetzelfde is gebleven. Nadat een nieuw sofi-nummer was aangevraagd en duidelijk werd dat in dat geval ook een nieuwe G-rekening moest worden aangevraagd, heeft zij dat meteen gedaan.

2.11. Verweerder stelt dat de verschuldigde belasting niet is betaald en dat eiseres, nu zij niet optrad als rekeninghouder van de gebruikte G-rekeningovereenkomst, niet door de ontvanger gemachtigd was tot het doen van deze betalingen. Een en ander is opgenomen in artikel 7 van de G-rekeningovereenkomst en eiseres wordt geacht op de hoogte te zijn van deze bepaling nu zij de directie heeft gevoerd van de VOF, de rekeninghouder.

2.12. Artikel 7 van een G-rekeningovereenkomst (voor zover hier van belang) luidt:

'De ontvanger en (...) verlenen volmacht aan de rekeninghouder ten laste van de g-rekening bedragen over te maken naar ( ) de ontvanger (...)'

Vaststaat dat eiseres, door voor de betaling van de aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak april 2005 als inhoudingsplichtige van haar eenmanszaak gebruik te maken van de tussen de VOF en de ontvanger overeengekomen G-rekening, niet is opgetreden als rekeninghouder van die G-rekening. De ontvanger heeft derhalve de betaling kunnen weigeren en het bedrag kunnen terugboeken. De omstandigheid dat de op dezelfde wijze gedane betalingen door eiseres in 2004 en 2005 wel zijn geaccepteerd maakt dat niet anders. Mitsdien moet ervan worden uitgegaan de eiseres de volgens de aangifte verschuldigde belasting niet heeft betaald. Aangezien eiseres, zoals verweerder onweersproken heeft gesteld, de directie heeft gevoerd van de VOF was zij op de hoogte of kon zij in ieder geval op de hoogte zijn geweest dat de ontvanger alleen volmacht had verleend aan de VOF als inhoudingsplichtige. Nu eiseres een G-rekening heeft gebruikt, die van een andere rekeninghouder was, kan niet worden gezegd dat sprake is van afwezigheid van alle schuld bij eiseres. Het standpunt van eiseres treft derhalve geen doel. De hoogte van deze boete acht de rechtbank in het onderhavige geval ook overigens passend en geboden.

2.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 19 oktober 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. Vink, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier.