Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-10-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:7400 AZ1199, AWB 05/8033 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-10-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:7400 AZ1199, AWB 05/8033 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 oktober 2006
Datum publicatie
31 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1199
Zaaknummer
AWB 05/8033 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Eiser brengt een netto-mobiliteitsvergoeding in mindering op het autokostenforfait.

Dit is niet juist omdat de vergoeding niet tot het loon heeft behoord.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/8033 IB/PVV

Uitspraakdatum: 17 oktober 2006

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X.], wonende te [Y.], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 3 oktober 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem voor het jaar 2003 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.310.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2006.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Namens verweerder is verschenen C.E.A. Engels.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Eiser was in het jaar 2003 in dienstbetrekking werkzaam bij Enertel N.V., voorheen Energis N.V. Eiser heeft het gehele jaar 2003 een auto van de werkgever ter beschikking gehad. De cataloguswaarde van deze auto is € 26.407. De leasetermijnen worden betaald door de werkgever. Blijkens een tot de gedingstukken behorende kopie van de lease-overeenkomst met Interleasing B.V. bedraagt de maandelijkse leaseprijs ƒ 1.931 (€ 876,25).

2.2. Met ingang van 1 april 2001 heeft eiser recht op een zogenoemde mobility allowance (hierna: mobiliteitsvergoeding) van ƒ 1.850 (€ 839,49) per maand. Op een loonstrook van april 2001 staat deze mobiliteitsvergoeding vermeld onder het belastbare loon. Op een eveneens tot de gedingstukken behorende salarisstrook van maart 2003 komt de mobiliteitsvergoeding niet meer voor.

2.3. Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft eiser voor het jaar 2003 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 29.468. Daarbij heeft eiser op de bijtelling voor privé-gebruik auto van € 6.601 (25% van de cataloguswaarde van € 26.407, het autokostenforfait) een betaalde eigen bijdrage voor het gebruik voor privé-doeleinden in mindering gebracht van € 6.283, welk bedrag bestaat uit:

a. een maandelijks door de werkgever ingehouden bijdrage voor het privé-gebruik van de auto van € 36,76. Op jaarbasis 12 maal € 36,76 is € 441,12;

b. een bedrag van € 5.842. Eiser heeft dit bedrag als volgt berekend: 12 maanden maal € 839,49 maal 58% is € 5.842.

2.4. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder het bedrag van € 5.842 niet in aftrek toegestaan en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 35.310.

2.5. In geschil is of eiser een deel van de mobiliteitsvergoeding als eigen bijdrage in mindering mag brengen op het autokostenforfait.

2.6. Eiser heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij de leasetermijn ten dele zelf betaalt, omdat hij geen mobiliteitsvergoeding van zijn werkgever meer ontvangt. Om die reden neemt hij het standpunt in dat deze gemiste mobiliteitsvergoeding, verminderd met 42 % loonheffing, in mindering gebracht kan worden op het autokostenforfait.

2.7. Verweerder heeft het standpunt van eiser weersproken. Hij stelt dat er geen sprake is van een eigen bijdrage van eiser.

2.8. Op grond van artikel 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2003) wordt het genoten voordeel in verband met de ter beschikking gestelde auto door de werkgever ten minste vastgesteld op 25% van de waarde van de auto. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding die de belastingplichtige voor het gebruik voor privé-doeleinden heeft betaald.

2.9. De rechtbank leidt uit de feiten af dat eiser weliswaar recht heeft op een mobiliteits-vergoeding van € 839,49 per maand, doch dat hij deze ontvangt in de vorm van een auto die hem ter beschikking is gesteld. De maandelijkse leasetermijn van de auto bedraagt € 36,76 meer dan de mobiliteitsvergoeding en de werkgever houdt dat bedrag dan ook in op het loon van eiser. Verweerder heeft dit laatste bedrag terecht op het autokostenforfait in mindering gebracht. Eveneens terecht heeft hij het bedrag van de mobiliteitsvergoeding niet, ook niet ten dele, afgetrokken van het belastbare loon. Eiser heeft dit bedrag immers niet genoten en het heeft niet tot het belastbare loon behoord. Het bedrag kan daarom niet als een door hem aan de werkgever betaalde vergoeding voor het privé-gebruik van de auto worden aangemerkt.

2.10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

2.11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van F.J. Crabbendam, griffier.