Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-12-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:10365 AZ5221, AWB 06/5344 WOZ

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-12-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:10365 AZ5221, AWB 06/5344 WOZ

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 december 2006
Datum publicatie
27 december 2006
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5221
Zaaknummer
AWB 06/5344 WOZ

Inhoudsindicatie

Eiseres (huurster) is terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de (enkele) vermelding van de WOZ-waarde 2005 van haar woning op een gemeentelijk belastingbiljet 2006. Deze beschikking stond al in rechte vast. Zelfs als sprake zou zijn geweest van een nieuwe WOZ-beschikking heeft eiseres geen rechtstreeks belang nu zij geen ozb aanslag over 2006 krijgt en niet te maken heeft met het fiscale huurwaardeforfait. Het wetsvoorstel modernisering huurbeleid 2007 maakt dit niet anders. Het was onzeker of het wetsontwerp (tijdig) in werking zou treden en kent een eigen overgangsregeling die voorziet in adequate rechtsbescherming. Daarbij heeft de 1e Kamer op 5 december 2006 het ontwerp als controversieel aangemerkt. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/5344 WOZ

Uitspraakdatum: 22 december 2006

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X.], wonende te [Y.], eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 april 2006 op het bezwaar van eiseres tegen de door verweerder vastgestelde waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te Den Haag (hierna: de woning). Bij die uitspraak is eiseres bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006.

Eiseres is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen G.M.C. Baars.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Het door verweerder niet-ontvankelijk verklaarde bezwaar van eiseres richtte zich tegen het op 28 februari 2006 gedagtekende gemeentelijke belastingbiljet. Echter niet tegen de daarop vermelde aanslag afvalstoffenheffing 2006, met het oog waarop het biljet aan eiseres is toegezonden, en evenmin tegen de uit dat biljet blijkende omstandigheid dat aan eiseres, omdat zij huurster van de woning is, over 2006 geen aanslag onroerende-zaakbelasting wordt opgelegd. Het bezwaar richt zich enkel tegen de (hoogte van de) WOZ-waarde van de woning (object [adres]), die op het belastingbiljet is vermeld. Het gaat hier echter slechts om een vermelding van louter informatieve aard, niet om een op rechtsgevolg gericht besluit. De vermelding betreft de datum van de WOZ-beschikking 2005 en de in die beschikking gehanteerde WOZ-waarde van de € 190.000. Die beschikking is, naar ter zitting is gebleken, in rechte komen vast te staan nadat het door eiseres daartegen destijds ingediende bezwaar ongegrond is verklaard en door eiseres, om haar moverende reden, tegen verweerders uitspraak op bezwaar geen beroep is ingesteld.

De rechtbank stelt vast dat in een situatie als de onderhavige de enkele vermelding van of verwijzing naar een eerder vastgestelde WOZ-waarde, zonder dat daar een herbeoordeling van die waarde aan is voorafgegaan, de mogelijkheid om tegen de WOZ-beschikking in bezwaar of beroep te komen, niet doet herleven. Elke andere benadering zou een doorkruising betekenen van het wettelijk stelsel van bezwaar- en beroepstermijnen.

Eiseres kon derhalve reeds op deze grond niet in haar bezwaar worden ontvangen.

2.2. Ware wel sprake geweest van een tussentijds uitgevaardigde nieuwe WOZ-beschikking, dan zou de omstandigheid dat met ingang van 1 januari 2006 de gebruikersbelasting voor woningen is afgeschaft met zich hebben gebracht dat eiseres, die bovendien als huurster niet met het fiscale huurwaardeforfait wordt geconfronteerd, niet geacht kan worden door de beschikking rechtstreeks in haar belangen te zijn geschaad. Anders dan eiseres kennelijk veronderstelt kan de aanvankelijk voorziene inwerkingtreding van de Wet modernisering huurbeleid 2007 per 1 januari 2007 niet tot een andere conclusie leiden. Zowel het gegeven dat het onzeker was of het wetsontwerp de eindstreep zou halen als het feit dat het ontwerp een eigen overgangsregeling kent dat voorziet in de mogelijkheid om op grond van die regeling in verschillende situaties alsnog een WOZ-beschikking uit te lokken, staat daaraan in de weg. Inmiddels heeft de 1e Kamer der Staten-Generaal op 5 december 2006 het ontwerp als controversieel aangemerkt, hetgeen - onverminderd het vorenstaande - aan anticipatie op de modernisering van het huurbeleid in de weg staat.

2.3. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder eiseres terecht niet in haar bezwaar ontvangen en is het beroep ongegrond verklaard.

2.4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. H. Ollermann, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier.