Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-03-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:6661 AZ6387, AWB 05/5723

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-03-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:6661 AZ6387, AWB 05/5723

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 maart 2006
Datum publicatie
7 maart 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6387
Zaaknummer
AWB 05/5723

Inhoudsindicatie

OZB, aanslagen opgelegd op grond van Verordening en met inachtneming van de WOZ-waarden, geen sprake van willekeur, aan algemene uitlatingen van wethouder in een regionale krant kan geen rechtens te honoreren vertrouwen worden ontleend dat de aanslagen minder zouden stijgen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/5723

Uitspraakdatum: 17 maart 2006

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 15 juli 2005 op het bezwaar van eiser tegen de met betrekking tot de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [a-straat] 353, [a-straat] 371 en [b-straat] 28 te [Z] (hierna: de woningen), aan hem opgelegde aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2005.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2006.

Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 6 januari 2006 naar Postbus 9100 te Leiden, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Verweerder is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TPG Post is gebleken dat de brief op 9 januari 2006 is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Wegens eigendom van de woningen [a-straat] 353 en [a-straat] 371 te [Z] en wegens eigendom en gebruik van de woning [b-straat] 28 te [Z] zijn aan eiser op grond van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2005 (hierna: de Verordening) aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen 2005 opgelegd (hierna: de aanslagen). In geschil is of de aanslagen tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Niet in geschil zijn de aan de woningen toegekende WOZ-waarden.

2.2. Eiser heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de stijging van de aanslagen van ongeveer 25 % volstrekt ongepast en buitensporig is in een tijd van recessie en nullijn en dat de uitspraak van de wethouder in het Leidsch Dagblad dat er 3,5 % meer betaald moet worden bij hem de verwachting heeft opgeroepen dat de stijging van de aanslagen redelijker zou zijn dan de genoemde 25 %. Een stijging van 25 % is onredelijk, willekeurig en buitensporig, zeker ook tegen de achtergrond van de door de wethouder publiekelijk gedane uitspraken.

2.3. Niet in geschil zijn de WOZ-waarden van de woningen. Gesteld noch gebleken is dat de door de gemeente gehanteerde tarieven te hoog en in strijd met de wettelijke bepalingen zijn. Nu de aanslagen op grond van de Verordening en met inachtneming van de aan de woningen toegekende WOZ-waarden zijn opgelegd, zijn de aanslagen naar het oordeel van de rechtbank tot de juiste bedragen aan eiser opgelegd. Hieraan verbindt de rechtbank de conclusie dat er bij het opleggen van de aanslagen geen sprake is geweest van willekeur.

2.4. De stelling van eiser dat hij erop mocht vertrouwen dat de stijging ongeveer 3,5 % zou bedragen, omdat wethouder Van der Sande zulks in het Leidsch Dagblad heeft uitgesproken, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel, omdat het uitlatingen met een algemeen voorlichtend karakter betreft, die betrekking hebben op gemiddelden. De rechtbank is van oordeel dat eiser, gelet op alle onderliggende feiten en omstandigheden, aan dergelijke algemene uitlatingen in een regionale krant geen rechtens te honoreren vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de aanslag met ongeveer 3,5 %, doch in ieder geval minder dan 25 %, zou stijgen.

2.5. De omstandigheid dat eiser de stijging van ongeveer 25% ongepast en buitensporig vindt kan, wat daar overigens ook van zij, niet tot een ander oordeel leiden. Ingevolge artikel 11 van de Wet algemene bepalingen moet de rechter immers volgens de wet rechtspreken en mag hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wetgeving beoordelen.

2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 17 maart 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kwestro, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;

2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.