Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-10-2006, AZ6978, AWB 05/7259 CSV AWB 05/7260 CSV AWB 05/7262 CSV AWB 05/7267 CSV

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-10-2006, AZ6978, AWB 05/7259 CSV AWB 05/7260 CSV AWB 05/7262 CSV AWB 05/7267 CSV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
13 oktober 2006
Datum publicatie
25 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6978
Zaaknummer
AWB 05/7259 CSV AWB 05/7260 CSV AWB 05/7262 CSV AWB 05/7267 CSV

Inhoudsindicatie

Premies werknemersverzekeringen over vergoedingen en verstrekkingen. Vergrijpboete. Ingeval niet wordt voldaan aan de voorwaarde van het wettelijk minimumloon, vervalt de gehele PC-regeling. Bij het verstrekken van 80 maaltijden per jaar moet een bijtelling plaatsvinden, ook als deze maaltijden een geheel zakelijk karakter hebben. De praktische regeling voor doorbetaling van reiskosten geldt niet bij tijdelijke tewerkstelling in het buitenland. Het onderbrengen van werknemers in hotels, op enige afstand van de werkplek, is geen verstrekking van inwoning maar van huisvesting, die moet worden gewaardeerd op het bedrag van de besparing.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers:

AWB 05/7259 CSV

AWB 05/7260 CSV

AWB 05/7262 CSV

AWB 05/7267 CSV

Uitspraakdatum: 13 oktober 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X.] BV, gevestigd te [Y.] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiseres correctienota's premies werknemersverzekeringen voor de jaren 2001 tot en met 2003 en een afrekennota voor het jaar 2004 opgelegd. Voorts heeft verweerder aan eiseres voor de jaren 2001, 2002 en 2003 boetenota's opgelegd.

1.2 Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte beslissingen op bezwaar van 2 september 2005 de correctienota en de boete voor het jaar 2002 verminderd en de overige correctienota's, afrekennota en boetes gehandhaafd.

1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 12 oktober 2005, ontvangen bij de rechtbank op 13 oktober 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn nadien aangevuld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2006. Namens eiseres is drs. [naam], bijgestaan door [naam]. Verweerder is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet ter zitting verschenen.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van eiseres ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast.

2.1 Eiseres is opgericht in 1995 en oefent een onderneming uit waarbinnen activiteiten worden ontplooid op het gebied van dienstverlening, te weten het ontwikkelen, analyseren, ontwerpen, beheren en dergelijke van operationele hoogwaardige industriële installaties op het gebied van lucht- en ruimtevaart, automobielindustrie, automatisering, satelliet- en telecommunicatie en audiovisuele technieken. Binnen de onderneming van eiseres zijn ongeveer 80 personen werkzaam.

2.2 Bij indiensttreding van een werknemer wordt een in het Engels gesteld arbeidscontract opgemaakt waarin onder meer wordt vastgelegd dat de werknemer recht heeft op een vast maandsalaris (gross basic salary), inclusief 8% vakantiebijslag (vacation allowance).

2.3 In 2004 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek doen uitvoeren waarvan op 28 oktober 2004 een rapport (hierna: het controlerapport) is uitgebracht. In het controlerapport, dat in kopie tot de gedingstukken behoort, is onder meer het volgende vermeld.

" 5 VERGOEDINGEN, VERSTREKKINGEN en OVERIGE REGELINGEN

5.1 Vergoedingen

(...)

- reiskosten woon/werkverkeer.

De werkgever vergoedt op basis van het reiskostenforfait de kosten van het vervoer van de woning naar het werk. (...)

Een aantal werknemers heeft gedurende langere tijd in het buitenland gewerkt. De werkgever heeft de reiskostenvergoeding tijdens de "detachering" doorbetaald. (...) de werknemers werden vaak voor een week of 2 of langer naar Duitsland gezonden. (...)

- vergoeding maaltijden en verstrekking inwoning

De werknemers gaan regelmatig naar het buitenland. (...) De werknemers declareren vaste bedragen voor ontbijt, lunch en diner.

(...) De werkgever geeft een vaste vergoeding voor ontbijt (€ 8,76), lunch (€ 14,60) en diner (€ 23,36).

Voor de werkzaamheden bij [naam bedrijf] in Duitsland huurt de werkgever doorlopend appartementen op het [naam bedrijf]-terrein alwaar de werknemers kunnen verblijven. De werkgever betaalt de huur aan de verhuurder. De werknemers maken voor de overnachtingen geen kosten. Indien de appartementen vol zitten wordt er een hotel geregeld.

(...)

Vanaf het jaar 2001 geldt dat bij overwegend zakelijk belang voor de eerste 80 maaltijden met de besparingswaarde geen rekening gehouden hoeft te worden. Vanaf maaltijd 81 dient tenminste het forfaitaire bedrag in rekening te worden gebracht.

Indien de werkgever rekening had gehouden met de 80-maaltijden regeling zou er een lagere vergoeding van toepassing zijn bij het bereiken van de 80e maaltijd. Er is echter geen lagere vergoeding verstrekt, zodat er een forfaitaire correctie na het bereiken van de 80e maaltijd heeft plaats gevonden.

Inwoning

Voor een vergoeding voor en een verstrekking van inwoning geldt een forfaitaire waarde. Indien de vergoeding of de economische waarde van de verstrekking hoger is dan het forfaitair bedrag, dan valt het meerdere niet onder het premieloon. Voorwaarde is dat het moet gaan om inwoning ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.

Voor het jaar 2003 zijn de forfaitaire bedragen: € 133,00 per maand, € 30,75 per week en € 6,15 per dag.

(...)

5.4 Cafetariasysteem

(...)

- pc-privé project.

Door de werknemers kan gebruik worden gemaakt van een pc privé regeling. De werkgever verlaagt het brutoloon voor 6 maanden.

(...)

Er is geconstateerd dat 2 werknemers na aftrek van de waarde van de pc een loon lager dan het wettelijke minimumloon ontvangen. Dit betreffen de werknemers (...) en (...) "

3. Geschil

3.1 Tussen partijen is in geschil of de correctienota's, de afrekennota en de boetes terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil

- of eiseres het Besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen van 30 september 1998, Staatscourant 14 oktober 1998, nr. 196 (hierna: Besluit PC-privé), op onjuiste wijze heeft toegepast en de werknemersbijdragen in de vorm van tijdelijke loonsverlagingen daarom tot het loon behoren;

- of de reiskostenvergoedingen, voor zover die zijn uitbetaald aan werknemers gedurende de tijd dat zij in Duitsland werkzaam waren, tot het loon behoren;

- of de aan de werknemers verstrekte vergoedingen voor maaltijden tot het loon behoren;

- of de verstrekkingen in de vorm van overnachtingen en huisvesting, verstrekt aan werk-nemers gedurende de tijd dat zij in Duitsland werkzaam waren, tot het loon behoren;

- of het aan opzet of grove schuld van eiseres is te wijten dat over de jaren 2001, 2002 en 2003 aanvankelijk te weinig premies werknemersverzekeringen zijn betaald;

- of voor het jaar 2004 terecht een zogenoemde bruteringnota is opgelegd.

Eiseres beantwoordt deze vragen ontkennend en verweerder bevestigend.

3.2 Ter motivering van haar standpunt heeft eiseres - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.

- Het Besluit PC-privé is juist toegepast omdat de verlaging van de desbetreffende lonen heeft doorgewerkt in de grondslagen voor de berekening van de vakantietoeslag.

- Een vaste reiskostenvergoeding mag bij kortdurende afwezigheid van de werknemer gedurende zes weken worden doorbetaald.

- De vergoedingen voor maaltijden betreffen uitsluitend vergoedingen voor maaltijden met een zakelijk karakter.

- Voor huisvesting buiten de woonplaats mag gedurende ten hoogste twee jaren het werkelijke bedrag worden vergoed.

- Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 4 mei 1994, nr. 247, BNB 1994/234, is er geen plaats voor brutering.

- Omdat het Besluit PC-privé juist is toegepast en omdat terecht is aangenomen dat het verstrekken van huisvesting buiten de woonplaats gedurende twee jaren belastingvrij kan geschieden, kan geen sprake zijn van opzet of grove schuld.

3.3 Ter motivering van zijn standpunt heeft verweerder - zakelijk weergegeven - het volgende betoogd.

- Bij de toepassing van het Besluit PC-privé heeft eiseres de verlaging van het brutoloon niet op de juiste wijze laten doorwerken in de grondslag voor de vakantiebijslag.

- Gedurende de periodes dat de werknemers in Duitsland werkzaam waren zijn de reis-kostenvergoedingen aan hen doorbetaald, terwijl gedurende die periodes geen sprake was van regulier reizen tussen woning en werk.

- Eiseres heeft € 8,76, € 14,60 en € 23,36 vergoed voor respectievelijk ontbijt, lunch en diner en heeft in verband met de hoogte van deze bedragen onvoldoende rekening gehouden met de forfaitaire regeling voor maaltijdvergoedingen.

- Wat de verstrekkingen voor overnachtingen en huisvesting betreft, is eiseres voorbij gegaan aan artikel 17, tweede lid, van de Regeling vergoeding gemengde kosten en waardering loon in natura, vergoedingen en verstrekkingen 2001 en die van 2002 (hierna: Regeling VV).

- Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 april 2003, 00/3414CSV, is er plaats voor brutering omdat niet is gebleken dat eiseres de niet ingehouden loon-heffing op de werknemers heeft verhaald of dat de Belastingdienst heeft besloten om naheffing van loonheffing achterwege te laten.

- Er is sprake van grove schuld omdat eiseres had moeten weten welke loonopgave zij had moeten doen en bij twijfel daarover inlichtingen had moeten inwinnen.

3.4 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beslissing op bezwaar, vermindering van correctienota's, herroeping van de afrekennota en herroeping van de boetenota's.

3.5 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 De rechtbank stelt voorop dat hetgeen in het controlerapport aan feitelijke gegevens is vermeld, door eiseres niet is weersproken, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt.

4.2 Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder y, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: CSV) behoren de verstrekking en terbeschikkingstelling van computers en bijbehorende apparatuur, alsmede vergoedingen van de kosten daarvan, voor zover de waarde in het economische verkeer van de computers en de apparatuur tezamen in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan € 2.269 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dienen ter vervulling van de dienstbetrekking, niet tot het loon in de zin van artikel 4 van de CSV. In artikel 2 van het Besluit PC-privé is vermeld dat een eigen bijdrage van de werknemer ter zake van die verstrekking in de vorm van een verlaging van het contractloon, evenmin wordt aangemerkt als loon in de zin van artikel 4 van de CSV.

4.3 Bij zijn besluit van 23 november 1998, nr. DB98/968, heeft de Staatssecretaris van Financiën het standpunt ingenomen dat een reële verlaging van het contractloon onder meer gevolgen heeft voor een vakantiegelduitkering en dat dit gevolg door de betrokkenen bewust wordt aanvaard. Voorts heeft de Staatssecretaris bij zijn besluit van 29 juli 1999, nr. DB99/ 2355, enkele voorbeeldregelingen gepubliceerd die zowel voor de heffing van loonbelasting/ premie volksverzekeringen als voor de heffing van premies werknemersverzekeringen aanvaarbaar zijn. De rechtsvoorganger van verweerder, het Landelijk instituut sociale verzeke-ringen (hierna: het Lisv), heeft zich met zijn mededeling van 15 maart 2000, nr. M 00.028, bij laatstgenoemd besluit aangesloten.

4.4 Eiseres heeft betoogd dat het loon maandelijks wordt uitbetaald inclusief vakantie-geld en dat, wanneer het loon wordt verlaagd met een werknemersbijdrage voor een com-puter, dit automatisch leidt tot verlaging van het vakantiegeld, dat nu immers geen 8/108-deel van het oorspronkelijke "gross basic salary" meer bedraagt, maar 8/108-deel van het gross basic salary, verminderd met de werknemersbijdrage (hierna: het verlaagde brutoloon). Verweerder heeft betoogd dat dit in strijd is met artikel 15, eerste lid, van de Wet minimum-loon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wet minimumloon), omdat daar is bepaald dat de vakantiebijslag ten minste 8% van het brutoloon moet bedragen en dat daarom, ingeval een loon inclusief vakantiegeld is overeengekomen, het loon eerst moet worden herleid naar het loon exclusief vakantiebijslag en dat op het aldus herleide loon de werknemersbijdrage in mindering moet worden gebracht. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog. Niet valt in te zien waarom de berekeningsmethode van eiseres in strijd zou zijn met artikel 15, eerste lid, van de Wet minimumloon. Bij deze methode bedraagt de vakantiebijslag immers 8/108-deel van het verlaagde brutoloon, oftewel 8% van het verlaagde brutoloon, verminderd met de vakantiebijslag. Voorts dwingt, naar het oordeel van de rechtbank, een redelijke uit-leg van het Besluit PC-privé en de onder 4.3 vermelde beleidsregels niet tot de door verweer-der voorgestane berekeningsmethode. Nu het hier gaat om de toepassing van begunstigend beleid van verweerder, is hij op zichzelf beschouwd wel bevoegd om aanvullende eisen te stellen, maar in dit geval komt het er op neer dat verweerder een aanvullende eis stelt die niet uit de tekst van het beleid blijkt en ook overigens, gelet op het doel van de regeling, geen redelijk doel dient. Verweerder mag niet het beleid stringenter toepassen dan waartoe tekst en doel nopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres het Besluit PC-privé op juiste wijze heeft toegepast. In zoverre is het gelijk aan eiseres.

4.5 In het controlerapport is geconstateerd dat twee met name genoemde werknemers na aftrek van de waarde van een aan hen verstrekte computer en/of toebehoren, een loon lager dan het wettelijk minimumloon hebben ontvangen. In de onder 4.3 bedoelde mededeling van het Lisv, nr. M 00.028, is als voorwaarde opgenomen dat na aftrek van de eigen bijdrage geen strijd mag ontstaan met dwingendrechtelijk voorgeschreven regels, zoals de Wet minimumloon. Nu dat bij twee werknemers wel het geval is, heeft verweerder op dit punt het loon van deze werknemers terecht gecorrigeerd. Nu het hier gaat om een voorwaarde betekent dit dat verweerder bevoegd is wat deze twee werknemers betreft te corrigeren voor de gehele omvang van de PC-regeling. Nu immers niet is voldaan aan de voorwaarde vervalt niet alleen het deel van de PC-regeling tot de hoogte van het wettelijke minimumloon, maar het gehele bedrag dat aan de PC-regeling is besteed.

4.6 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Regeling VV worden vergoedingen ter zake van maaltijden waarbij het zakelijke karakter van meer dan bijkomend belang is, voorzover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer is dan 80 en voorzover deze vergoedingen meer bedragen dan de daarvoor vastgestelde forfaitaire bedragen, geacht te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. In de hier bedoelde gevallen dient dus een gedeelte van de vergoeding ter grootte van de forfaitaire bedragen tot het loon te worden gerekend.

4.7 Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de vergoedingen door haar in het geheel niet tot het loon zijn gerekend en dat verweerder het deel van de vergoedingen dat uitging boven de forfaitaire bedragen tot het loon heeft gerekend. Uit de gedingstukken, met name de als bijlagen bij het verweerschrift gevoegde cijfermatige overzichten, leidt de rechtbank af dat verweerder slechts de forfaitaire bedragen tot het loon heeft gerekend. Nu vaststaat dat eiseres meer dan 80 maaltijden per jaar heeft vergoed en dat de door haar betaalde vergoedingen uitgingen boven de forfaitaire bedragen, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de door verweerder toegepaste correctie juist is. Dat, naar eiseres heeft gesteld, de maaltijden een geheel zakelijk karakter hadden, doet daar, gelet op het in 4.5 overwogene, niet aan af. In zoverre is het gelijk dus aan verweerder.

4.8 Eiseres heeft gesteld dat een vaste reiskostenvergoeding bij kortdurende afwezigheid van de werknemer gedurende zes weken mag worden doorbetaald. Eiseres doelt kennelijk op de zogenoemde praktische regeling, die laatstelijk is geactualiseerd bij het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 7 december 2005, nr. CPP2005/2433M. De in die regeling voorziene doorbetaling van een vrije reiskostenvergoeding tijdens kortstondige afwezigheid van de werknemer ziet op kortstondige afwezigheid wegens vakantie, verlof of ziekte en niet op afwezigheid wegens wijzigingen van de te verrichten arbeid zoals tijdelijke tewerkstelling in het buitenland. De stelling van eiseres vindt daarom geen steun in het recht. Nu de in geschil zijnde reiskostenvergoedingen kennelijk zijn toegekend voor woon-werkverkeer binnen Nederland en vaststaat dat zij zijn doorbetaald gedurende de tijd dat de desbetreffende werknemers in Duitsland werkzaam waren, kunnen de vergoedingen in zoverre niet worden geacht te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking en behoren zij tot het loon. In zoverre is het gelijk dus aan verweerder.

4.9 Blijkens hetgeen daarover in het controlerapport is vermeld, heeft verweerder het onderbrengen in appartementen of hotels van werknemers gedurende de tijd dat zij in Duitsland werkzaam waren, aangemerkt als het verstrekken van inwoning, als bedoeld in artikel 17 van de Regeling VV. Van het verstrekken van inwoning in vorenbedoelde zin is sprake ingeval een werkgever aan een werknemer de gelegenheid biedt bij hem in huis te wonen. Tussen partijen is kennelijk niet geschil dat het in casu gaat om het bieden van onderdak aan in Nederland wonende werknemers, die voor kortere of langere tijd in Duitsland werden tewerkgesteld en, ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, daar gedurende de tijd van die tewerkstelling werden ondergebracht in appartementen of hotels. Naar eiseres ter zitting heeft verklaard en de rechtbank aannemelijk acht, werden de in Duitsland tewerkgestelde werknemers op enige afstand van de plaats van tewerkstelling gehuisvest en moesten zij voor het reizen tussen de plaatsen van huisvesting en tewerkstel-ling gebruik maken van het openbaar vervoer of van door eiseres ter beschikking gestelde auto’s. Vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van het verstrekken van inwoning in de zin van artikel 17 van de Regeling VV, maar van huisvesting buiten de woonplaats. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel leiden zijn gesteld, noch gebleken.

4.10 Voor zover eiseres appartementen huurt en deze beschikbaar stelt aan de werknemers, is dit naar het oordeel van de rechtbank een verstrekking als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, van de CSV, ter zake waarvan in de Regeling VV - anders dan voor een vergoeding van huisvesting - geen waarderingsregel is gegeven en waarvan, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de CSV, de waarde mitsdien dient te worden gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing. Voor zover vaststaat dat de desbetreffende werknemers tijdelijk in Duitsland waren gehuisvest, zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken dat deze huisvesting voor die werknemers een besparing opleverde en dient de waarde op nihil te worden gesteld. In zoverre is het gelijk aan eiseres en dienen de correctienota’s te worden verminderd.

4.11 Voor zover de werknemers worden gehuisvest in een hotel en zij hiervoor een vergoeding ontvangen van eiseres is dit naar het oordeel van de rechtbank een vergoeding van huisvesting in de zin van artikel 2 van de Regeling VV. In dat geval behoort het werkelijke bedrag van de vergoeding voor huisvesting niet tot het loon gedurende ten hoogste twee jaren. Het vorenstaande geldt niet, indien en voor zover sprake mocht zijn van anders dan tijdelijke huisvesting. Omdat eiseres in geding heeft gesteld dat bij sommige werknemers mogelijk moet worden geconcludeerd dat zij zich metterwoon in Duitsland hebben geves-tigd, is in zoverre het onderzoek van verweerder niet volledig geweest. De correctienota’s hebben ook op dit punt mogelijk een onjuiste feitelijke grondslag.

4.12 In zijn uitspraak van 24 april 2003, in de zaak 00/3414 CSV, heeft de Centrale Raad van Beroep beslist dat op het moment dat de werkgever zich er van bewust wordt dat een loonbetaling aan een werknemer is gedaan, zonder dat daarop de verschuldigde loonheffing is ingehouden, er sprake is van een uit dienstbetrekking genoten voordeel ter zake van deze loonheffing, welk moment zich in de regel zal voordoen ten tijde van de looncontrole, doch uiterlijk in de bezwaarfase. Nu, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de correctienota's ten dele juist zijn en eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij ter zake van de door verweerder nageheven premies werknemersverzekeringen geen loonheffing op de werknemers zal verhalen, heeft verweerder terecht aangenomen dat ter zake van deze loonheffing sprake is van een door de werknemers genoten voordeel uit dienstbetrekking, over welk voordeel premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. In zoverre heeft verweerder terecht de afrekennota voor het jaar 2004 opgelegd. Wel dient deze nota, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, te worden verminderd.

4.13 Over de vergrijpboeten overweegt de rechtbank het volgende. Voor zover de vergrijpboeten betrekking hebben op de correcties betreffende de vergoedingen voor de aanschaf van een computer voor zover het de twee werknemers betreft die ten gevolge van de vergoeding in strijd met de Wet minimumloon een lager loon ontvingen, de vergoedingen voor maaltijden en de reiskostenvergoedingen zijn deze, naar het oordeel van de rechtbank, terecht opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres, ter vaststelling en ter nakoming van haar verplichtingen in het kader van de sociale zekerheidswetgeving, gebruik maakt van de diensten van een professionele adviseur, van wie mag worden verwacht dat hij zich voldoende op de hoogte stelt van de ter zake geldende wet- en regelgeving. Nu eiseres, dan wel haar adviseur, dit kennelijk heeft nagelaten, is het aan grove schuld van eiseres te wijten dat aanvankelijk te weinig premies werknemersverzekeringen zijn betaald. Anders dan eiseres heeft betoogd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geoordeeld dat eiseres over die vergoedingen een pleitbaar standpunt huldigde.

Over de verstrekkingen in de vorm van huisvesting buiten de woonplaats dient verweerder opnieuw te beoordelen of ter zake daarvan aanvankelijk te weinig premies zijn betaald en of en in hoeverre dit aan opzet of grove schuld van eiseres te wijten is.

4.14 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.

5. Proceskosten en griffierecht

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor van 1,5).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de beslissing op bezwaar;

- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 966 en wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 13 oktober 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. D.A. Verburg, mr. J.P.F. Slijpen en mr. G.J. Ebbeling in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.