Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 09-08-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:17804 AZ6982, AWB 05/2906 LB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 09-08-2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:17804 AZ6982, AWB 05/2906 LB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
9 augustus 2006
Datum publicatie
30 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6982
Zaaknummer
AWB 05/2906 LB/PVV

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Fooienbesluit. Afdrachtvermindering. Op loon van bedienend personeel moet loonbelasting worden ingehouden naar de voor die werknemers geldende CAO-lonen en niet naar de daadwerkelijk betaalde lagere lonen. De CAO-lonen gelden ook als toetsloon voor de afdrachtvermindering lage lonen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/2906 LB/PVV

Uitspraakdatum: 9 augustus 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de vennootschap onder firma [Café X.], gevestigd te [Y.], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [0000.00.000.0.00.0000]) in de loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag heeft verweerder aan eiseres bij beschikking een verzuimboete opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.

1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 maart 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3 Eiseres heeft hiertegen bij brief van 25 april 2005, ingekomen bij de rechtbank op 26 april 2006, en aangevuld bij brief van 9 juni 2005, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2006. Namens eiseres is [persoon] ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn [personen] verschenen. Ter zitting zijn tevens de beroepen van eiseres, [eiser 1] en [eiseres 2] behandeld, bij de rechtbank bekend onder de procedurenummers AWB 05/3229 OB, AWB 05/2672 IB/PVV, AWB 05/2673 WAZ, AWB 05/2674 IB/PVV, AWB 05/2675 WAZ, AWB 05/2676 IB/PVV, AWB 05/2677 WAZ, AWB 05/2737 IB/PVV, AWB 05/2738 IB/PVV, AWB 05/2739 IB/PVV, AWB 05/2679 WAZ en AWB 05/2680 ZFWET. Al hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd, wordt tevens geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2.1. In het naheffingstijdvak dreef eiseres een café. Eiseres had tot en met 2002 twee werknemers en in 2003 één werknemer in dienst. De werknemers waren als bedienend personeel werkzaam en ontvingen daarvoor een loon dat lager was dan het loon, berekend met inachtneming van de horeca-CAO (hierna: het CAO-loon).

2.2. In maart 2004 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek betrof onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffing voor de jaren 1999 tot en met 2003. In het van het boekenonderzoek opgemaakte rapport stelt de controlerend ambtenaar drie correcties voor.

2.3. De eerste correctie betreft de verschillen tussen de inhoudingen en de afdrachten van loonbelasting en premie volksverzekeringen over het naheffingstijdvak en beloopt € 2.542.

2.4. De tweede correctie betreft de toepassing van de regeling inzake fooien en dergelijke prestaties van derden. Het controlerapport bevat de volgende berekening van de op grond van deze regeling na te heffen bedragen:

jaar / meer loon / na te heffen

1999 / € 1.466 / € 543

2000 / € 1.402 / € 520

2001 / € 2.216 / € 840

2002 / € 2.946 / € 716

2003 / € 574 / € 117

/ € 8.604 / € 2.736

2.5. De derde correctie betreft de afdrachtvermindering lage lonen. De in verband daarmee na te heffen bedragen zijn berekend op € 209 voor het jaar 1999, € 1.087 voor het jaar 2001, € 1.980 voor het jaar 2002 en € 1980 voor het jaar 2003, dat is in totaal € 5.256.

2.6. In totaal belopen de in het controlerapport voorgestelde correcties € 10.534. Dit bedrag heeft verweerder van eiseres nageheven. Daarbij heeft hij een verzuimboete opgelegd van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag (afgerond € 1.053).

3. Geschil

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de door verweerder op basis van de regeling inzake fooien en dergelijke prestaties van derden aangebrachte correctie alsmede op de correctie door verweerder van de door eiseres bij de afdracht op aangifte toegepaste afdrachtverminderingen lage lonen. Indien naar het oordeel van de rechtbank de eerstgenoemde correctie geheel of gedeeltelijk dient te vervallen is voorts nog in geschil of eiseres bij de berekening van de door haar af te dragen loonbelasting artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) had moeten toepassen.

3.2. Eiseres beantwoordt de in geschil zijnde vragen ontkennend. Ter adstructie heeft zij - samengevat - het volgende aangevoerd. De loonheffing behoort berekend te worden over het werkelijk uitbetaalde loon en niet over het CAO-loon. Derhalve dient de correctie op basis van de regeling inzake fooien en dergelijke prestaties van derden te vervallen. Zonder de verhoging van de heffingsgrondslag tot het CAO-loon dient ook de correctie van de afdrachtvermindering lage lonen te vervallen.

In de loonadministratie waren van meet af aan (1993) loonbelastingverklaringen en kopieën van identiteitsbewijzen van de beide werknemers aanwezig. In 2004 is het café gesloten. Nadien is het pand, waarin het café gevestigd was, gesloopt; daarbij zijn de loonbelastingverklaringen en de kopieën van de identiteitsbewijzen zoekgeraakt. De in beroep overgelegde loonbelastingverklaringen zijn naar waarheid door de gemachtigde van eiseres opgemaakte afschriften van de zoekgeraakte loonbelastingverklaringen; ook de in de beroepsfase overgelegde kopie van een identiteitsbewijs is achteraf vervaardigd.

3.3. Verweerder beantwoordt de in geschil zijnde vragen bevestigend en onderbouwt dit standpunt -samengevat - als volgt. Eiseres verrichtte horeca-activiteiten. Haar werknemers werden geacht fooien te genieten tot een bedrag ter grootte van het voor hen geldende CAO-loon verminderd met het rechtstreeks door hen van eiseres ontvangen loon. Nu eiseres bij de inhouding en afdracht van loonbelasting/premie volksverzekeringen met de aldus berekende fooien geen rekening heeft gehouden, is daarover terecht nageheven. Eiseres heeft geen aanspraak op de afdrachtvermindering lage lonen, omdat zij niet per werknemer een administratie heeft bijgehouden waaruit het bedrag van de toegepaste vermindering blijkt, alsmede omdat de wel in haar administratie vastgelegde, in deze relevante, informatie onjuistheden bevat. Voorts dient toepassing van de afdrachtvermindering lage lonen achterwege te blijven, omdat de lonen van de werknemers het toetsloon te boven gingen. Daarbij dient te worden uitgegaan van de naar het anoniementarief gebruteerde lonen. Toepassing van het anoniementarief is aangewezen, omdat in de administratie van eiseres geen loonbelastingverklaringen en kopieën van identiteitsbewijzen van de werknemers zijn aangetroffen. Daarin kunnen de eerst in de beroepsfase door eiseres overgelegde kopieën van één identiteitsbewijs en twee, niet ondertekende, loonbelastingverklaringen geen verandering brengen.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Vaststaat dat de werknemers van eiseres als bedienend personeel werkzaam waren en daarvoor een loon ontvingen dat lager was dan het CAO-loon. Alsdan behoort op de voet van artikel 12 van de Wet, artikel 9 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 (tot 1 januari 2001), artikel 17 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (vanaf 1 januari 2001), artikel 7 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en het Fooienbesluit (tot 1 januari 2002: Besluit van 21 december 1989, Stcrt. 1989, 252; vanaf 1 januari 2002: Besluit van 21 november 2001, Stcrt. 2001, 249), gelezen in onderlinge samenhang, tot het loon van de werknemers van eiseres een bedrag ter grootte van het CAO-loon, verminderd met het door hen rechtstreeks van eiseres ontvangen loon.

4.2. Het vorenstaande brengt mee dat eiseres in het naheffingstijdvak loonbelasting en premie volksverzekeringen had moeten inhouden over het CAO-loon van haar werknemers. De wet biedt geen steun voor de opvatting van eiseres dat haar inhoudings- en afdrachtplicht zich beperkte tot het door haarzelf aan de werknemers betaalde loon.

4.3. Verweerder heeft de correctie wegens fooien en dergelijke prestaties van derden derhalve terecht aangebracht. Alsdan betwist eiseres niet dat verweerder deze correctie juist heeft berekend.

4.4. Ingevolge artikel 7 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen is de afdracht vermindering lage lonen van toepassing op de werknemer wiens loon in het desbetreffende loontijdvak niet meer bedraagt dan diens toetsloon voor dat tijdvak. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat, indien de rechtbank de door verweerder aangebrachte correctie wegens fooien en dergelijke prestaties van derden in stand laat, de door verweerder gemaakte loonberekeningen juist zijn. Nu de rechtbank deze correctie juist heeft bevonden, neemt zij de loonberekeningen van verweerder, waarvan niet is gebleken dat zij op een juridisch onjuist standpunt berusten, bij de beoordeling van de correctie van de door eiseres toegepaste afdrachtverminderingen lage lonen tot uitgangspunt. De loonberekeningen wijzen uit dat in de te onderscheiden loontijdvakken de lonen van de werknemers van eiseres, na verhoging van de door eiseres uitbetaalde lonen met de correctie op basis van de regeling inzake fooien en dergelijke prestaties van derden, het toetsloon voor die tijdvakken te boven gaan. Derhalve heeft verweerder bij de naheffingsaanslag de door eiseres bij de afdracht op aangifte toegepaste afdrachtverminderingen lage lonen terecht teruggenomen.

4.5. Gelet op hetgeen onder 4.1. tot en met 4.4. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Alsdan behoeft de vraag of eiseres bij de berekening van de door haar af te dragen loonbelasting artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) had moeten toepassen, geen behandeling.

4.6. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij, indien de rechtbank de naheffingsaanslag in stand laat, instemt met de aan haar opgelegde verzuimboete.

4.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 9 augustus 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.M. Vink en mr. D.A. Verburg, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.