Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 19-01-2007, AZ8978, AWB 05/3252 SUCCR

Rechtbank 's-Gravenhage, 19-01-2007, AZ8978, AWB 05/3252 SUCCR

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
19 januari 2007
Datum publicatie
21 februari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ8978
Zaaknummer
AWB 05/3252 SUCCR

Inhoudsindicatie

successierecht 2001. Navordering na beschikking geen aanslag. Onjuiste beschikking geen gevolg van systeemfout maar van kenbare vegissing van aanslagregelend ambtenaar. Navordering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/3252 SUCCR, AWB 05/3289 SUCCR, AWB 05/3292 SUCCR, AWB 05/3257 SUCCR, AWB 05/3288 SUCCR, AWB 05/3293 SUCCR, AWB 05/3295 SUCCR, AWB 05/3296 SUCCR, AWB 05/3297 SUCCR

Uitspraakdatum: 19 januari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser 1], wonende te [woonplaats],

[eiser 2], wonende te [woonplaats],

[eiser 3], wonende te [woonplaats],

[eiser 4], wonende te [woonplaats],

[eiser 5], wonende te [woonplaats],

[eiser 6], wonende te [woonplaats],

[eiser 7], wonende te [woonplaats],

[eiser 8], wonende te [woonplaats],

[eiser 9], wonende te [woonplaats],

eisers,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan ieder der eisers wegens een verkrijging in het jaar 2001 een navorderingsaanslag in het recht van successie ten bedrage van ƒ 371.966 opgelegd. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 5 april 2005 de navorderingsaanslagen gehandhaafd.

1.2. Eisers hebben bij brief van 10 mei 2005, ontvangen bij de rechtbank op 11 mei 2005, beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

1.3. Eisers hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006 te 's-Gravenhage. Namens eisers is verschenen [eiser 1], optredend voor zichzelf en als gemachtigde van de overige eisers. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Op [datum] 2001 is te [plaats] overleden [X.], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]. Bij testament heeft zij eisers - negen van haar neven en nichten - benoemd tot erfgenamen en heeft zij een van hen, [eiser 1], benoemd tot executeur-testamentair.

2.2. De executeur-testamentair heeft op 27 maart 2002 een gezamenlijke aangifte successierecht gedaan, waarin de verkrijging van ieder der eisers is berekend op ƒ 681.148. Het aangegeven saldo van de nalatenschap bedroeg ƒ 6.247.055. De aangifte is administratief afgedaan. Na controle - en correctie op één punt - is de aangifte akkoord bevonden. De gegevens uit de aangifte zijn door een - niet fiscaal geschoolde - medewerker ingevoerd in een geautomatiseerd systeem. Aan ieder der eisers is daarna een "beschikking geen aanslag" (dagtekening 12 augustus 2002) gestuurd.

3. Geschillen

3.1. In geschil is of verweerder de mogelijkheid had om, ondanks het ontbreken van een nieuw feit en bij afwezigheid van kwade trouw, op de voet van artikel 16, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen, de navorderingsaanslagen op te leggen.

3.2. Verweerder neemt het standpunt in dat de "beschikkingen geen aanslag" zijn vastgesteld als gevolg van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat hij wilde en wat in de beschikkingen is vastgelegd. Het was voor eisers redelijkerwijs kenbaar dat bij de totstandkoming van de beschikkingen een fout was gemaakt.

3.3. Eisers hebben dit standpunt gemotiveerd bestreden. Er is geen sprake van een vergissing in de hierboven bedoelde zin, maar van een ambtelijk verzuim dat aan navordering in de weg staat. Zij wijzen in dit verband onder meer op de uitspraak van het Hof 's-Hertogenbosch van 9 maart 2004 en het daarop volgende arrest van de Hoge Raad van 14 april 2006, nr. 40 958 (BNB 2006/315).

3.4. Eisers concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4. Beoordeling van de geschillen

4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat in dit geval navordering niet mogelijk is op grond van het bekend worden van een nieuw feit of wegens kwade trouw. Verweerder beroept zich op de jurisprudentie die inhoudt dat in een dergelijke situatie toch navordering is toegestaan ingeval een aanslag te laag is vastgesteld als gevolg van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet is vastgelegd, zoals bijvoorbeeld een schrijf-, reken-, overname- of intoetsfout, en het voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de aanslag een fout was gemaakt. Bij een dergelijke discrepantie kan niet worden nagevorderd indien sprake is van fouten die het gevolg zijn van een onjuiste gegevensverwerking (door personen of automatiseringssystemen) die voortvloeit uit een bepaalde werkwijze waarvoor binnen de Belastingdienst of op de eenheid gekozen is. In zo'n geval moet de inspecteur worden geacht de gevolgen van die werkwijze voor zijn rekening te hebben willen nemen. Onder een fout die voortvloeit uit een bepaalde werkwijze waarvoor gekozen is, zou ook kunnen vallen het

- gelet op de bij de Belastingdienst bekende gegevens - ten onrechte geven van een "beschikking geen aanslag" ten gevolge van een ten tijde van de aanslagregeling aan de Belastingdienst bekende systeemfout in enig door de inspecteur in het kader van de aanslagregeling gebruikt automatiseringssysteem, terwijl geen toereikende maatregelen zijn getroffen tot herstel van de systeemfout of om de gevolgen ervan te vermijden.

4.2. De rechtbank begrijpt het in dit verband gevoerde betoog van eisers zo dat in dit geval sprake is van een systeemfout als hiervoor bedoeld, die is veroorzaakt door het gebruik van een ondeugdelijk automatiseringssysteem en die als gevolg van een gebrek aan controle door verweerder niet al bij de aanslagregeling aan het licht is gekomen.

4.3. Verweerder heeft ter zitting de volgende beschrijving gegeven van hoe het computersysteem voor gevallen als dit werkt en hoe het in dit geval is bediend. Bij het bij de aanslagregeling gebruikte geautomatiseerde systeem moet na het invoeren van alle gegevens een knop "rekenen" worden aangeklikt, waarna het saldo van de nalatenschap wordt berekend en een zogenoemd resultaatscherm met daarop (onder andere) het berekende saldo van de nalatenschap verschijnt. Op dat scherm moet dan handmatig één van de vakjes "beschikking geen aanslag" of "aanslagbiljet" - die dan nog beide leeg zijn - worden aangevinkt; er wordt dus niet automatisch een vinkje geplaatst. Afhankelijk van deze keuze maakt het systeem dan hetzij een aanslagbiljet hetzij een "beschikking geen aanslag" op. Indien de knop "rekenen" niet wordt aangeklikt, verschijnt het resultaatscherm niet en wordt automatisch een "beschikking geen aanslag" opgemaakt.

In dit geval heeft de medewerker die de gegevens heeft ingevoerd het systeem correct bediend door na het invoeren van alle gegevens de knop "rekenen"" aan te klikken. Vervolgens heeft hij per vergissing in plaats van het vakje "aanslagbiljet" het vakje "beschikking geen aanslag" aangevinkt, waarna het systeem voor alle eisers zo'n beschikking heeft opgemaakt.

Nu eisers dit betoog niet hebben bestreden, zal de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaan.

4.4. De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven beschrijving af dat het aanvinken van het vakje "beschikking geen aanslag" of het vakje "aanslagbiljet" de laatste stap in het aanslagregelende proces is, waarna het systeem zonder verdere handmatige of geautomatiseerde bewerkingen de "beschikking geen aanslag" dan wel het aanslagbiljet opmaakt. De vraag of een belastingplichtige een "beschikking geen aanslag" of een aanslag ontvangt, hangt bij juiste bediening van het systeem dus rechtstreeks en uitsluitend af van de vraag of in het resultaatscherm het juiste vakje wordt aangevinkt. De rechtbank gaat voorts - bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel - er van uit dat in dit geval de aanslagregelende medewerker de knop "rekenen" welbewust heeft aangeklikt. Hierop gelet, en gelet op het feit dat - zoals volgt uit de beschrijving hierboven - het opgeroepen resultaatscherm een saldo van de nalatenschap van ƒ 6.247.055 (conform de aangifte) vertoonde, acht de rechtbank aannemelijk dat het handelen van de aanslagregelend medewerker was gericht op het opleggen van aanslagen en dat het aanvinken van het vakje "beschikking geen aanslag" berustte op een vergissing.

4.5. Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.3 en 4.4 is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat de "beschikkingen geen aanslag" niet het gevolg zijn van een systeemfout, laat staan van een systeemfout waarvoor geen toereikende maatregelen zijn getroffen tot herstel of om de gevolgen ervan te vermijden, maar van een fout ten gevolge van een onjuiste muisklik die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat verweerder wilde en wat in de "beschikkingen geen aanslag" is vastgelegd.

De rechtbank overweegt dat deze zaak afwijkt van het geval waarop de uitspraken van Hof 's-Hertogenbosch van 9 maart 2004 en Hoge Raad 14 april 2006 betrekking hadden, omdat in die zaak ten onrechte niet de knop "rekenen" was aangeklikt.

4.6. Gelet op de omvang van het in de aangifte vermelde saldo van de nalatenschap van ƒ 6.247.055 acht de rechtbank aannemelijk dat - zoals verweerder heeft gesteld - het eisers aanstonds na ontvangst van de "beschikkingen geen aanslag" duidelijk moet zijn geweest dat deze berustten op een vergissing. Dat zij wellicht niet hebben begrepen hoe deze vergissing heeft kunnen plaatsvinden, doet niet terzake.

4.7. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat navordering in dit geval mogelijk was. De beroepen dienen ongegrond te worden verklaard. Het standpunt van eisers over de vergoeding van rente behoeft geen behandeling meer.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 19 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. D.A. Verburg, mr. J.P.F. Slijpen en mr. K.M. Braun in tegenwoordigheid van

mr. L.M. Holdert, griffier.

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.