Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 31-01-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:9703 BA0126, AWB 06/723 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 31-01-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:9703 BA0126, AWB 06/723 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
31 januari 2007
Datum publicatie
7 maart 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0126
Zaaknummer
AWB 06/723 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Wijze waarop de pensioenuitvoerder de rechten op een nabestaandenpensioen verdeelt tussen de echtgenote en de ex-echtgenote, maakt de pensioenregeling niet onzuiver.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/723 IB/PVV

Uitspraakdatum: 31 januari 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X.], wonende te [Y.], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 8 december 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.148.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2007.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [...] en [...].

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1937, is in 1974 na 18 jaar huwelijk gescheiden van zijn eerste echtgenote en is in datzelfde jaar getrouwd met zijn huidige echtgenote. Eiser was vanaf 1956 werkzaam bij het Ministerie van Financiën. In 1992 is eiser vervroegd uitgetreden; vanaf 2002 ontvangt hij een pensioenuitkering van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (hierna: ABP).

2.2. Eiser heeft voor 2004 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.148. Daarin is begrepen een pensioenuitkering van het ABP van € 24.404. De aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering 2004 is overeenkomstig eisers aangifte opgelegd. Het bezwaar van eiser tegen deze aanslag is bij de bestreden uitspraak op bezwaar afgewezen.

2.3. In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of de pensioenuitkering van het ABP tot het belastbare inkomen uit werk en woning dient te worden gerekend.

2.4. Eiser stelt zich - kort gezegd -op het standpunt dat de wijze waarop het ABP het pensioenreglement uitlegt - meer in het bijzonder de bepalingen over de toedeling van het (bijzondere) nabestaandenpensioen aan zijn huidige echtgenote en zijn ex-echtgenote - in strijd is met de destijds in de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) aan pensioenregelingen gestelde eisen, zodat de pensioenregeling onzuiver en de pensioenuitkering onbelast is.

2.5. Verweerder heeft de standpunten van eiser in de van hem afkomstige stukken gemotiveerd weersproken.

2.6. Tussen partijen is, zoals ter zitting nogmaals is gebleken, niet in geschil dat het totaal op grond van de onderhavige pensioenregeling door eiser opgebouwde (nabestaanden) pensioen niet bovenmatig is en op zich niet onzuiver is.

2.7. De vraag die de rechtbank derhalve heeft te beantwoorden is of de door het ABP toegepaste verdeling van het totale nabestaandenpensioen tussen de ex-echtgenote en de huidige echtgenote van eiser de pensioenregeling onzuiver maakt. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Naar het oordeel van de rechtbank wordt een pensioenregeling die, naar niet in geschil is, op zich aan de in de wet gestelde eisen voldoet, niet onzuiver door de wijze waarop de uit deze regeling voortvloeiende rechten door de pensioenuitvoerder tussen de rechthebbenden worden verdeeld. Reeds op deze grond faalt het beroep van eiser.

2.8. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat zij niet de opvatting van eiser deelt dat het onder het oude pensioenregime in strijd was met de maatschappelijke opvattingen dat een pensioenregeling ten dele de verzorging van gewezen echtgenoten ten doel had. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, naar onder meer blijkt uit de parlementaire behandeling van de Brede Herwaardering II waarbij de term 'gewezen echtgenoot' in de Wet LB is opgenomen, de opbouw van pensioenrechten ten behoeve van gewezen echtgenoten ook onder het oude pensioenregime reeds mogelijk en gebruikelijk was.

2.9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 31 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kwestro, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.