Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-02-2007, BA0986, AWB 05/5436 OB en AWB 05/5437 OB

Rechtbank 's-Gravenhage, 22-02-2007, BA0986, AWB 05/5436 OB en AWB 05/5437 OB

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 februari 2007
Datum publicatie
19 maart 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA0986
Zaaknummer
AWB 05/5436 OB en AWB 05/5437 OB

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Eiseres drijft een onderneming die zich bezig houdt met de handel in mobiele telefoons. Over augustus en september 2002 heeft eiseres negatieve aangiften omzetbelasting ingediend en verzocht om terugbetaling. Om de voorheffing aan te tonen, heeft eiseres inkoopfacturen overgelegd. De rechtbank oordeelt dat verweerder heeft bewezen dat de op de facturen vermelde goederen niet aan eiseres zijn geleverd, dat de facturen vals zijn en dat de directeur en enig aandeelhouder van eiseres, zich hiervan, bewust moet zijn geweest. Eiseres heeft derhalve bewust om terugbetaling van omzetbelasting verzocht zonder dat zij beschikte over facturen die op de voorgeschreven wijze zijn opgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 05/5436 OB en AWB 05/5437 OB

Uitspraakdatum: 22 februari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X.] B.V., gevestigd te [Y.], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [P.], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Eiseres heeft verweerder bij brief gedagtekend 2 september 2002 en bij aangifte gedagtekend 2 oktober 2002 verzocht om terugbetaling van omzetbelasting over het tijdvak augustus 2002 van een bedrag van € 168.230 respectievelijk over het tijdvak september 2002 van een bedrag van € 101.840.

1.2. Bij brief gedagtekend 18 maart 2003 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hangende een FIOD-onderzoek geen teruggaaf omzetbelasting zal worden verleend. Bij een tweetal beschikkingen, beide gedagtekend 30 mei 2003, heeft verweerder de verzoeken om terugbetaling over het tijdvak augustus 2002 (aanslagnummer [00000.081]) en over het tijdvak september 2002 (aanslagnummer [000000.091]) afgewezen.

1.3. Eiseres is daartegen bij brief van 16 juni 2003 in bezwaar gekomen.

1.4. Bij uitspraak van 14 juli 2005 (registratienummer AWB 05/2765) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om met toepassing van artikel 8:81 van de Awb verweerder op te dragen een beslissing op bezwaar te nemen toegewezen.

1.5. Bij uitspraak op bezwaar van 1 juli 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de besluiten om geen terugbetaling van omzetbelasting over de tijdvakken augustus 2002 en september 2002 te verlenen afgewezen.

1.6. Eiseres heeft daartegen bij brief van 2 augustus 2005, ontvangen bij de rechtbank op 4 augustus 2005, beroep ingesteld.

1.7. Bij uitspraak van 7 oktober 2005 (registratienummers AWB 05/5433 en AWB 05/5435) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om met toepassing van artikel 8:81 van de Awb verweerder op te dragen bij voorlopige voorziening te bepalen dat de door verzoekster ingediende aangiftes omzetbelasting over de tijdvakken augustus 2002 en september 2002 door verweerder zullen worden gevolgd en dat derhalve de gevraagde teruggave van omzetbelasting wordt verleend afgewezen.

1.8. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

1.9. Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.

1.10. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2006 te 's-Gravenhage.

Namens eiseres is daar verschenen mr. M.B.C.R. Heemskerk. Namens verweerder zijn verschenen [....].

1.11. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Eiser heeft daarbij een stuk overgelegd waarvan verweerder heeft kunnen kennisnemen.

1.12. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat eiseres binnen een week na de dag van de mondelinge behandeling de uitspraak in de strafzaak tegen de heer [A.] aan de rechtbank dient toe te sturen en daarbij gemotiveerd dient aan te geven of zij zich hierover wenst uit te laten.

1.13. Eiseres heeft bij brief van 21 februari 2006, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde datum op het voormelde gereageerd. Bij brief van 22 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 23 augustus 2006, heeft eiseres een verklaring van de heer [A.] overgelegd.

1.14. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 24 augustus 2006 te 's-Gravenhage.

Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde mr. M.B.C.R. Heemskerk en [A.]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...].

1.15. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Medio 2002 is eiseres aangevangen met het drijven van een onderneming die zich bezig houdt met de handel in mobiele telefoons. Directeur en enig aandeelhouder van eiseres is [A.] (hierna te noemen: [A.]).

2.2. Over de maanden augustus en september 2002 heeft eiseres negatieve aangiften omzetbelasting ingediend en verzocht om terugbetaling van € 168.230 over augustus 2002 en € 101.840 over september 2002. Bij de aangiften waren inkoopfacturen, afkomstig van [bedrijf B.] (hierna: [bedrijf B.]), gevestigd te [plaats Q.], gevoegd om de voorheffing aan te tonen.

2.3. Uit de systemen van de Belastingdienst is naar voren gekomen dat [bedrijf B.] geen aangiften omzetbelasting had ingediend en de aan eiseres in rekening gebrachte omzetbelasting niet had afgedragen of verrekend. Het Centraal Punt BTW-fraude van de Belastingdienst heeft op het vermoeden dat sprake was van een BTW-carrouselfraude de Belastingdienst te [plaats Q.] en de Belastingdienst te [plaats R.] in september 2002 verzocht een controle in te stellen bij [bedrijf B.] respectievelijk bij eiseres. Naar aanleiding van de controle bij [bedrijf B.] is een controle ingesteld bij [bedrijf C.] BV (hierna: [bedrijf C.]) te [plaats S.].

2.4. Naar aanleiding van deze en andere controles heeft de FIOD een onderzoek ingesteld naar het deelnemen aan vermoedelijke criminele organisaties die BTW-carrouselfraude plegen in de Europese Unie, gepleegd door twintig natuurlijke- en rechtspersonen, onder wie eiseres, [A.], [bedrijf B.] en [bedrijf C.]. De uitkomsten van dat onderzoek zijn neergelegd in een proces-verbaal met dossiernummer 25.488/25.909/23.279 (hierna: het proces-verbaal). Kopieën van delen van het proces-verbaal behoren tot de stukken van het geding.

2.5. Bij een zoeking in de woning van [A.] in [Y.] zijn onder meer gegevensdragers met digitale bestanden aangetroffen. Eén van deze bestanden is een ongedateerde brief op het briefpapier van eiseres van [A.] aan een zekere [F.]. De tekst van deze brief - die als bijlage nr. D 027 bij het proces-verbaal tot de gedingstukken behoort - luidt:

"Ik heb even zitten brainstormen voor een aantal uurtjes om even te kijken of er nog een andere weg is die we kunnen bewandelen. Hierbij ging ik uit in mijn gedachte dat [X.] de BTW zal kunnen gaan voorschieten.

1. Blad 1 laat de toestellen per stuk zien

2. Blad 2 laat de toestellen per 500 zien

3. Blad 3 laat de toestellen per 1000 zien

Je ziet dat met minder dan ons beschikbare budget wij in principe, ALS WIJ DE WINST VAN [X.] IN MINDERING BRENGEN OP DE TE BETALEN BTW, 1000 toestellen per week gedurende 6 weken kunnen er mede ook van uitgaande dat de prijzen van de 8310 in de toekomst zal dalen.

Wij kunnen in principe draaien totdat de BTW-pot op is. Daarna moeten we misschien 1 of 2 weken op de bank zitten wachten.

Nogmaals [F.] uiteraard niets is moeten maar laten we er in ieder geval goed over denken en er open voor staan. Gaarne eerst bestuderen voordat je oordelen velt, en AUB de bladen goed opbergen, uitprinten en verwijderen van je PC!

Succes!

[(voornaam) A.]"

Op dezelfde floppy werd een bestand aangetroffen met een viertal werkbladen. Deze werkbladen behoren als bijlagen bij het proces-verbaal met de nrs. D 028/1, D 028/2, D 028/3 en D 028/4 eveneens tot de gedingstukken. Deze werkbladen bevatten berekeningen en namen van bedrijven die in het FIOD-onderzoek betrokken zijn. Op één van de werkbladen staat een uitgewerkt stappenplan.

2.6. [directeur bedrijf C.], directeur van [bedrijf C.], heeft verklaard dat er geen goederen zijn geleverd door [bedrijf C.] aan [bedrijf B.], dat de hele boekhouding van [bedrijf C.] "fake" is en dat hij valse facturen van [bedrijf C.] aan [bedrijf B.] heeft opgemaakt.

2.7. Met betrekking tot het vermoeden van BTW-fraude is tegen [A.] een strafrechtelijke vervolging ingesteld. In het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank te Arnhem van 9 februari 2006 is onder meer opgenomen dat wettig en overtuigend bewezen wordt geacht dat [A.] de grondlegger is geweest van de BTW-fraude en dat hij daarin als feitelijk leidinggevende een belangrijke rol heeft gehad, dat [A.] medepleger was van valsheid in geschrifte, dat [X.] bij de aangifte omzetbelasting BTW in mindering heeft gebracht op basis van een valse factuur en dat de strafrechtelijke betrokkenheid van [A.] bij deze factuur volgt uit het feit dat deze factuur is gericht aan het bedrijf van [A.] bezien in samenhang met hetgeen met betrekking tot de rol van [A.] in de BTW-fraude is overwogen. Op grond daarvan heeft de Rechtbank te Arnhem onder meer geoordeeld dat eiseres ook de onderhavige aangiften opzettelijk onjuist heeft gedaan, omdat zij op deze aangiften opzettelijk onjuiste gegevens met betrekking tot voorbelasting heeft vermeld, terwijl dat feit er (telkens) toe heeft gestrekt dat er te weinig belasting werd geheven.

3. Geschil

3.1. Tussen partijen is in geschil of eiseres recht heeft op de door haar verzochte terugbetaling van omzetbelasting.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugbetaling van omzetbelasting van een bedrag van € 270.070.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Standpunten van partijen

4.1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat [bedrijf B.] geen leveringen aan eiseres heeft verricht en dat eiseres op basis van valse facturen verzocht heeft om terugbetaling van in de onderwerpelijke tijdvakken door haar betaalde omzetbelasting.

4.2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij aan alle verplichtingen heeft voldaan om recht te hebben op de verzochte terugbetaling. Zij staat geheel buiten de fraude, zodat dit geen belemmering daarvoor kan opleveren. [A.] heeft werkzaamheden verricht voor [bedrijf D.], het kantoor van een zekere [F.] De bestanden die bij [A.] zijn aangetroffen stonden op een floppy die hij van [bedrijf D.] heeft ontvangen met het verzoek een aantal brieven te printen voor de boekhouding aangezien de printer van [bedrijf D.] kapot was. [A.] heeft twee bestanden met daarop winstoverzichten van die floppy gekopieerd, omdat hij dat op dat moment interessant vond. De Fiod heeft geen onderzoek gedaan naar de computers van [bedrijf D.] om te achterhalen wie de auteur van de documenten is.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. In artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) is bepaald dat de in artikel 2 bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, de belasting is welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur.

5.2. Met betrekking tot de bewijslastverdeling overweegt de rechtbank dat op degene die om een terugbetaling van voorbelasting verzoekt de bewijslast rust dat deze voorbelasting hem in rekening is gebracht. In overeenstemming met het heffingssysteem van de omzetbelasting en het voormelde deel van artikel 15 van de Wet volstaat daartoe in eerste instantie dat facturen worden overgelegd. Eiseres heeft facturen overgelegd waarop de teruggevraagde voorbelasting voorkomt (hierna: de facturen). In die zin heeft eiseres aan haar bewijslast voldaan. De bewijslast waarom desondanks de gevraagde teruggave niet kan worden verleend rust vervolgens op verweerder.

5.3. De rechtbank overweegt dat uit de gedingstukken en de daarop ter zitting gegeven toelichting naar voren komt dat eiseres deel uitmaakt van de volgende (factuur)keten:

[bedrijf C.] - [bedrijf B.]

[bedrijf B.] - eiseres

eiseres - [bedrijf E.] GmbH

Kenmerken van deze (factuur)keten zijn:

- de inkoop van eiseres vindt uitsluitend plaats bij [bedrijf B.];

- eiseres heeft alle goederen doorgefactureerd aan [bedrijf E.] GmbH in Duitsland en op deze leveringen het nul-tarief toegepast;

- [bedrijf B.] heeft geen aangifte omzetbelasting gedaan en heeft de aan eiseres in rekening gebrachte omzetbelasting niet afgedragen;

- [bedrijf B.] koopt volgens haar administratie alleen bij [bedrijf C.] mobiele telefoons in en zij verkoopt deze telefoons met een winst van € 1 per stuk aan onder meer eiseres;

- eiseres betaalt [bedrijf B.] op de dag van aflevering telefonisch per bank, waarna [naam aandeelhouder] (aandeelhouder [bedrijf B.]) of [medewerker] (werknemer [bedrijf B.]) het geld dezelfde dag in contanten opneemt;

- blijkens haar administratie betaalt [bedrijf B.] ongeveer een maand na facturering contant aan [bedrijf C.]. Of daadwerkelijk contant aan [bedrijf C.] betaald is, is niet bekend. Wel bevinden zich bij [bedrijf B.] door [bedrijf C.] ondertekende kwitanties;

- [bedrijf C.] is volgens de administratie van de Belastingdienst vanaf 1 november 2001 niet meer als ondernemer voor de omzetbelasting bekend.

5.4. De rechtbank acht aannemelijk dat de onder 2.5. weergegeven brief en de daarbij behorende werkbladen door [A.] zijn vervaardigd. De bestanden stonden op een in de woning van [A.] aangetroffen floppy. De stelling van eiseres dat [A.] heeft verklaard dat de bestanden zijn aangetroffen op een floppy die [A.] van [bedrijf D.] heeft ontvangen met het verzoek een aantal brieven te printen voor de boekhouding aangezien hun printer kapot was, en dat hij twee bestanden met daarop winstoverzichten van de floppy heeft gekopieerd omdat hij dat op dat moment interessant vond, acht de rechtbank ongeloofwaardig, te meer omdat juist de werkbladen waarop BTW-carrousels zijn beschreven op de computer van [A.] zijn aangetroffen. De rechtbank acht daarom aannemelijk dat [A.] de hiervoor genoemde documenten heeft opgemaakt en dat hij de grondlegger, althans één van de grondleggers, is van de onderhavige BTW-fraude.

5.5. De rechtbank acht eveneens aannemelijk dat de betrokkenheid van [A.] bij deze facturen volgt uit het feit dat de facturen zijn gericht aan eiseres, het bedrijf van [A.], bezien in samenhang met hetgeen met betrekking tot de rol van [A.] in de BTW-fraude is overwogen. De door [bedrijf B.] aan [X.] geleverde telefoons zouden volgens eiseres blijkens de administratie van [bedrijf B.] afkomstig zijn van [bedrijf C.]. De voorhanden zijnde feiten in aanmerking nemende, met name ook de onder 2.5. genoemde berekening, waarin de namen van zowel [bedrijf C.] als [bedrijf B.] en [X.] zijn genoemd alsmede het stappenplan, hecht de rechtbank geloof aan de in 2.6. weergegeven verklaring van [directeur bedrijf C.], directeur van [bedrijf C.]. De rechtbank acht op grond daarvan aannemelijk dat [bedrijf C.] facturen ten behoeve van [bedrijf B.] heeft opgemaakt zonder dat [bedrijf C.] mobiele telefoons aan [bedrijf B.] heeft geleverd. Gelet op de omstandigheid dat [bedrijf B.] blijkens haar administratie uitsluitend bij [bedrijf C.] telefoons heeft ingekocht, kan [bedrijf B.] geen telefoons aan eiseres hebben geleverd.

5.6. Ten slotte hecht de rechtbank betekenis aan het in 2.7. vermelde oordeel van de strafkamer van de Rechtbank te Arnhem.

5.7. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verweerder heeft bewezen dat de op de facturen vermelde goederen niet door [bedrijf B.] aan eiseres zijn geleverd, dat de facturen vals zijn en dat [A.], als de directeur en enig aandeelhouder van eiseres, zich hiervan, mede gelet op zijn rol in de BTW-fraude zoals in 5.4. is omschreven, naar het oordeel van de rechtbank bewust moet zijn geweest. Eiseres heeft derhalve bewust om terugbetaling van omzetbelasting verzocht zonder dat zij beschikte over facturen die op de voorgeschreven wijze zijn opgemaakt. Verweerder heeft de terugbetaling derhalve op goede gronden geweigerd, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

6. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

7. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 22 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. J.P.F. Slijpen in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Riel, griffier.

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.