Rechtbank 's-Gravenhage, 26-07-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:23411 BB9896, AWB 06/1383 LEGGW
Rechtbank 's-Gravenhage, 26-07-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:23411 BB9896, AWB 06/1383 LEGGW
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 26 juli 2007
- Datum publicatie
- 28 januari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9896
- Zaaknummer
- AWB 06/1383 LEGGW
Inhoudsindicatie
Verhoging bouwleges met 100% omdat al zonder bouwvergunning met de bouw is begonnen, wordt als boete aangemerkt. Eiseres niet in verzuim bij te laat ingediend beroepschrift omdat zonder bericht te laat uitspraak op bezwaar is gedaan en eiseres in de tussentijd was verhuisd. Uitlatingen van ambtenaar dat zonder vergunning kan worden gebouwd, wekken niet het vertrouwen dat voor achteraf wel benodigde vergunning geen leges verschuldigd zijn.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/1383 LEGGW
Uitspraakdatum: 26 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [P.], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij schriftuur met nummer [nummer] (hierna: de kennisgeving), verzonden 20 september 2004, heeft verweerder van eiseres leges geheven ten bedrage van € 1.874,31 ter zake van, samengevat, een aangevraagde bouwvergunning. Eiseres heeft bij brief van 4 oktober 2004 hiertegen bezwaar gemaakt, welk bezwaar op 6 oktober 2004 bij verweerder is ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar, met dagtekening 12 december 2005, heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2. Eiseres heeft bij brief van 1 februari 2006, tevens per fax bij de rechtbank ontvangen op 1 februari 2006, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2007 te Den Haag. Eiseres is daar in persoon verschenen, vergezeld van haar echtgenoot, [de heer Y.], en bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigden] en mr. D. Ravelli.
1.4. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen. Het onderzoek ter zitting is geschorst en verweerder heeft bij brief van 15 maart 2007 een nader standpunt ingenomen, welke brief aan eiseres is doorgezonden.
1.5. De rechtbank heeft met toestemming van partijen bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
2. Feiten
2.1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning. Tijdens de zitting van de welstandscommissie waar deze aanvraag werd behandeld, is door de behandelend ambtenaar op een tekening de lijn aangegeven waarbinnen eiseres vergunningvrij een uitbouw aan haar woning kon realiseren en is aan eiseres geadviseerd haar aanvraag in te trekken. Eiseres heeft op grond van dit advies haar aanvraag ingetrokken. Tussen partijen is niet in geschil, zoals ter zitting is bevestigd, dat de door eiseres gewenste aanbouw viel binnen de lijn, welke door de ambtenaar is aangewezen.
2.2. Na aanvang van de bouwwerkzaamheden is geconstateerd dat de uitbouw als door eiseres gewenst en eerder aangevraagd de door het bestemmingsplan toegestane 2,5 metergrens, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel, overschreed. Eiseres heeft vervolgens in opdracht van de gemeente een zogenoemde lichte bouwvergunning aangevraagd. Verweerder heeft de ontvangst van deze aanvraag bevestigd bij de onder 1.1. vermelde kennisgeving.
3. Geschil
3.1. Allereerst staat ter beoordeling of het beroep ontvankelijk is. Eiseres stelt dat het beroep ontvankelijk is, hetgeen verweerder gemotiveerd bestrijdt.
3.2. Indien het beroep ontvankelijk is, komt de vraag aan de orde of van eiseres terecht leges zijn geheven tot een bedrag van € 1.874,31, te weten: ter zake van aanschrijving voor een illegaal bouwwerk: € 797,31 + bouwaanvraag: € 797,31 + welstandsadvies: € 70 + vrijstelling ex artikel 19 WRO: € 168,69 + publicatie: € 41. Eiseres is van mening dat verweerder in dit geval geen leges mocht heffen.Verweerder stelt dat de leges terecht zijn geheven.
3.3. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. Beoordeling van het geschil
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep.
4.1. Het afschrift van de bestreden uitspraak op bezwaar is gedagtekend 12 december 2005 en op die dag verzonden naar het bij het bezwaar vermelde adres. Het beroepschrift is gedagtekend 1 februari 2006. Het beroepschrift is dezelfde dag per fax en op 2 februari 2006 per post ter griffie van de rechtbank ontvangen.
4.2. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen (...).
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3. De beroepstermijn eindigde in onderhavig geval op 23 januari 2006. Het beroepschrift is niet voor het einde van de termijn ter post bezorgd. Het beroepschrift is derhalve niet tijdig ingediend. Vervolgens komt de vraag aan de orde of redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest.
4.4. Eiseres heeft bij haar bezwaarschrift in oktober 2004 haar toenmalige adres ([a-straat 61] te [Z]) opgegeven. In december 2004 vond het laatste (telefonisch) contact plaats over de behandeling van het bezwaarschrift, en wel tussen een medewerker van verweerders gemeente en de echtgenoot van eiseres. Niet in geschil is dat eiseres na dit laatste contact, maar voor toezending van de uitspraak op bezwaar binnen de gemeente is verhuisd en dit heeft doorgegeven, in mei 2005, aan de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) van de gemeente. Verweerder heeft de uitspraak op bezwaar in december 2005 verzonden naar het oude adres, [a-straat 61].
4.5. Het enkele feit dat eiseres haar verhuizing aan de GBA heeft doorgegeven maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, nu verweerder als heffingsambtenaar niet gehouden is zich van eventuele wijzigingen in de GBA op de hoogte te stellen alvorens uitspraak te doen. Verweerder heeft echter, in strijd met het bepaalde in artikel 25 van de AWR, meer dan een jaar na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak gedaan. Verweerder heeft geen bericht van verdaging van de uitspraak verzonden. In dat geval zou verweerder op een eerder moment op de hoogte zijn gekomen van de onjuistheid van het op dat moment door hem gehanteerde adres van eiseres. Hierdoor zou het risico van het niet ontvangen van de uitspraak op bezwaar bij verweerder zijn komen te liggen. Voorts is na het laatste (telefonisch) contact over het bezwaarschrift ongeveer een jaar verstreken voordat uitspraak op bezwaar is gedaan, zonder dat in die periode nog nader feitenonderzoek heeft plaatsgevonden. Indien deze periode slechts enkele maanden was geweest, zou eiseres de uitspraak op bezwaar nog op haar oude, toen nog juiste, adres hebben ontvangen.
4.6. De geheven leges bevatten voorts een verhoging van 100% wegens legalisering van zogenaamde illegale bouwactiviteiten. Verweerder heeft, desgevraagd ter zitting, niet aannemelijk gemaakt dat de kosten van behandeling van een bouwvergunning meer bedragen indien de aanvraag na afloop van de bouwactiviteiten wordt ingediend dan indien deze voorafgaand daaraan wordt ingediend. De verhoging moet dan ook worden aangemerkt als een boete, waarop de bepalingen van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) van toepassing is. Het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot de rechter zou onvoldoende zijn gewaarborgd indien de gevolgen van de termijnoverschrijding in het onderhavige geval voor rekening van eiseres zouden blijven.
4.7. Gelet op het onder 4.5. en 4.6. overwogene kan in redelijkheid niet worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Eiseres is daarom ontvankelijk in haar beroep.
Beoordeling van de geheven leges.
4.8. Verweerder heeft in de loop van het onderzoek ter zitting nader het standpunt ingenomen dat de verhoging van de leges met 100% (€ 797,31) en de leges betreffende het welstandsadvies (€ 70) dienen te vervallen. Ter beoordeling ligt thans voor het resterende bedrag van € 1.007.
4.9. Op grond van het bepaalde in de artikelen 2 en 5 van de Legesverordening 2004 van de gemeente [P.] worden onder de naam 'leges' rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel naar de in de verordening en de tarieventabel opgenomen tarieven, waarbij een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid wordt aangemerkt.
Op grond van het bepaalde in artikel 29, lid 2, onderdeel 1c, van de bij de Legesverordening 2004 behorende tarieventabel (hierna: de tarieventabel) bedragen de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een lichte of een reguliere bouwvergunning die betrekking heeft op een bouwplan waarvan de bouwkosten tussen € 4.600 en € 23.000 zijn gelegen: € 209,19 vermeerderd met € 16,90 voor elke € 500 of gedeelte daarvan waarmee de bouwkosten een bedrag van € 4.600 overschrijden.
Op grond van het bepaalde in artikel 29, lid 4, onderdeel a2, van de tarieventabel wordt het berekende bedrag verhoogd met € 168,69 indien toepassing van een vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) aan de orde is.
Op grond van het bepaalde in artikel 29, lid 11, van de tarieventabel wordt het berekende tarief vermeerderd met € 41,00 indien publicatie moet geschieden, alvorens een beslissing op de aanvraag wordt genomen.
4.10. Eiseres heeft een bouwvergunning aangevraagd, waarvoor een vrijstelling van het bestemmingsplan ex artikel 19 van de WRO en daarmee samenhangende publicatie aan de orde is. Verweerder heeft eiseres daarom terecht in heffing van leges betrokken.
Niet in geschil is dat ten tijde van de aanvraag de geraamde bouwkosten € 22.000 bedroegen. Dit bedrag is 35 eenheden van € 500 (of een gedeelte daarvan) hoger dan € 4.600, zodat de daarmee corresponderende hoogte van de leges ingevolge de tarieventabel € 800,69 (€ 209,19 plus 35 x € 16,90) bedraagt in plaats van de door verweerder berekende € 797,31. De rechtbank gaat, gelet op het beginsel dat eiseres niet door het maken van bezwaar in een nadeliger positie mag komen te verkeren, aan dit geringe verschil voorbij.
Gelet op de ingevolge de tarieventabel voorgeschreven verhogingen ter zake van vrijstelling ex artikel 19 van de WRO (€ 168,69) en publicatiekosten (€ 41), is de rechtbank van oordeel dat het aldus berekende bedrag van € 1.007 niet te hoog is (€ 797,31 + € 168,69 + € 41).
4.11. Hieraan doet niet af dat eiseres eerder op advies van de gemeente haar bouwaanvraag had ingetrokken. De verschuldigdheid van leges is immers, afgezien van de vervallen verhoging met 100%, niet afhankelijk van de vraag of een bouwaanvraag voorafgaande aan of na de bouw wordt ingediend. Dat eiseres door uitlatingen of gedragingen van de behandelend ambtenaar tijdens de zitting van de welstandscommissie verkeerd is geadviseerd, leidt niet tot een ander oordeel. Niet gesteld of gebleken is immers dat die uitlatingen betrekking hadden op de al dan niet verschuldigdheid van leges of op de hoogte daarvan. Voorts kan de vraag of eiseres aan die uitlatingen het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat vergunningvrij kon worden gebouwd buiten beschouwing blijven nu niet in geding is dat een bouwvergunning vereist was en een eventueel gerechtvaardigd vertrouwen niet kan leiden tot het oordeel dat daarvoor geen leges verschuldigd zouden zijn.
4.12. Hetgeen eiseres heeft gesteld ten aanzien van haar verzoek om vergoeding van geleden schade ten gevolge van allerlei extra werkzaamheden van de aannemer leidt niet tot een ander oordeel nu een dergelijk verzoek in onderhavige procedure niet aan de orde kan komen.
4.13. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aannleiding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 976,38, zijnde € 644 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1), € 13,84 voor reiskosten (tweemaal dagretour Leiden Centraal - Den Haag Centraal en twee strippen), en
€ 318,54 verletkosten (tweemaal 3 uur à € 53,09).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de geheven leges tot een bedrag van € 1.007 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 976,38 en wijst de gemeente [P.] aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de gemeente [P.] het door eiseres betaalde griffierecht van € 37 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van mr. F. Mulder, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.