Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 05-09-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:10414 BC2739, AWB 06/1801 VORHEF

Rechtbank 's-Gravenhage, 05-09-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:10414 BC2739, AWB 06/1801 VORHEF

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
5 september 2007
Datum publicatie
25 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:BC2739
Zaaknummer
AWB 06/1801 VORHEF

Inhoudsindicatie

Verontreinigingsheffing. Vermindering aanslag aangezien eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij de enige gebruiker is van de woning. Het door verweerder gedane verzoek om uitstel van de zitting is door de rechtbank afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/1801 VORHEF

Uitspraakdatum: 5 september 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap van Delfland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 31 december 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag verontreinigingsheffing voor het jaar 2005.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2007.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is niemand verschenen. Verweerder is bij brief van 22 mei 2007 uitgenodigd om op 22 augustus 2007 ter zitting te verschijnen. Eerst bij fax van 21 augustus 2007 heeft verweerder om uitstel van de zitting verzocht in verband met privé-omstandigheden. De rechtbank heeft bij fax van 21 augustus 2007 het uitstelverzoek afgewezen wegens de late toezending van het verzoek, het feit dat verweerder de door hem aangevoerde privé-omstandigheden niet nader heeft toegelicht alsmede het feit dat het Hoogheemraadschap Delfland over een grote organisatie beschikt, zodat niet valt in te zien waarom verweerder niet voor vervanging kon zorgen. Daarbij heeft de rechtbank tevens nog in aanmerking genomen dat verweerder reeds meerdere keren in andere zaken ook vlak voor de zitting heeft bericht niet ter zitting te kunnen verschijnen. Verweerder had dan ook maatregelen kunnen treffen om voor vervanging te zorgen.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot op € 63 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat de het Hoogheemraadschap Delfland het door eiser betaalde griffierecht van

€ 37 aan hem vergoedt.

2. Gronden

2.1. Eiser is gebruiker van de woning [adres] (hierna: de woning). De woning ligt in het taakgebied van verweerder.

2.2. Aan eiser is met dagtekening 28 februari 2005 een aanslag verontreinigingsheffing (hierna: de aanslag) opgelegd naar een bedrag van € 189. De aanslag is opgelegd naar een heffingsgrondslag van drie vervuilingseenheden.

2.3. In geschil is of de aanslag terecht naar een heffingsgrondslag van drie vervuilingseenheden is opgelegd.

2.4. Eiser stelt dat de aanslag moet worden opgelegd op basis van één vervuilingseenheid, omdat hij in het onderhavige jaar de woning gedurende het hele jaar alleen heeft bewoond.

Hij heeft de woning op [datum] 1999 gehuurd en heeft toen de woning leeg aangetroffen. Hem is pas recent gebleken dat de vorige bewoonster van de woning, [vorige bewoonster], vanaf

[datum] 1997 op zijn adres stond ingeschreven en kennelijk heeft verzuimd zich uit te laten schrijven. Eiser kent deze persoon niet. Voorts heeft eiser ter zitting verklaard dat hij er voor heeft gezorgd dat deze persoon op zijn adres wordt uitgeschreven.

2.5. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de 'Verordening verontreinigingsheffing Delfland 2005' is de vervuilingswaarde van een woonruimte drie vervuilingseenheden, met dien verstande dat voor een woonruimte die door één persoon wordt gebruikt, op aanvraag van de gebruiker, de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid wordt vastgesteld.

2.6. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat eiser, die vermindering van het aantal vervuilingseenheden bepleit, aannemelijk maakt dat hij in het onderhavige jaar de enige gebruiker van de woning was. Eiser heeft daartoe een afschrift van de door hem op

[datum] 1999 voor de woning getekende huurovereenkomst ingebracht. In de huurovereenkomst wordt eiser als enige huurder van de woning genoemd. Gelet op deze huurovereenkomst en hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat eiser in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie weliswaar een indicatie kunnen zijn voor het aantal personen dat een woonruimte gebruikt, maar dat deze gegevens, anders dan verweerder meent, niet doorslaggevend zijn. Het is namelijk niet uitgesloten dat de gegevens bij de gemeentelijke basisadministratie onjuist zijn, reeds omdat de mogelijkheid bestaat dat wijzigingen door de desbetreffende persoon niet of niet tijdig zijn doorgegeven.

2.7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. De aanslag dient te worden verminderd naar een heffingsgrondslag van één vervuilingseenheid.

2.8. Tot slot wijst de rechtbank verweerder er nog op dat het verweerschrift met dagtekening 10 mei 2006 niet door de daartoe bevoegde heffingsambtenaar is opgemaakt, aangezien het Sectorhoofd Facilitaire Zaken bij besluit van de Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Delfland van 5 september 2006 met terugwerkende kracht tot 1 april 2006 als heffingsambtenaar is aangewezen. De rechtbank gaat er vanuit dat verweerder er voor zal zorgen dat dergelijke fouten in de toekomst niet meer worden gemaakt.

2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van mr. U.A. Salomons, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.