Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 28-11-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:13864 BC9339, AWB 07/2824 WOZ

Rechtbank 's-Gravenhage, 28-11-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:13864 BC9339, AWB 07/2824 WOZ

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
28 november 2007
Datum publicatie
11 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:BC9339
Zaaknummer
AWB 07/2824 WOZ

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. OZB gebruik bedrijfsruimte. De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat de bedrijfsruimte correct is afgebakend van de daarboven gelegen bovenwoning. Voor de beoordeling of sprake is van een zelfstandige onroerende zaak is irrelevant de vraag of de gebruiker, een vennootschap, na aanvang van het tijdvak nog in dezelfde rechtsvorm blijft bestaan. Voor de hoedanigheid van gebruiker voor belasting jaar 2006 is liquidatie van de vennootschap per 31 december 2006 niet van belang. Niet aannemelijk gemaakt dat de gebruikersbelasting voor bedrijfsruimten in strijd met het gelijkheidsbeginsel wordt geheven.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2824 WOZ

Uitspraakdatum: 28 november 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 12 april 2007 ter zake van na te noemen beschikking en aanslag met betrekking tot de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de bedrijfsruimte).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2007.

Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B]. Gemachtigde van eiseres, [C], is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 augustus 2007 naar het adres [adres 2], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 29 augustus 2007 op genoemd adres is afgeleverd met handtekening voor ontvangst, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 29a van de Wet Waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 vastgestelde waarde van de bedrijfsruimte aan eiseres bekendgemaakt. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2006 ter zake van het gebruik bekendgemaakt. Gelet op artikel 30, derde lid, van de Wet WOZ wordt het tegen de aanslag gemaakte bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de beschikking. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de ten aanzien van eiseres genomen beschikking en de aanslag gehandhaafd.

2.2. In geschil is de afbakening tussen de bedrijfsruimte en de daarboven gelegen bovenwoning en de vraag of eiseres terecht als gebruiker is aangemerkt.

2.3. Eiseres stelt dat de bedrijfsruimte niet als zelfstandige onroerende zaak kan worden aangemerkt, onder meer omdat feitelijk geen scheiding tussen het woongedeelte en het bedrijfsdeel kan worden gemaakt. Verder stelt eiseres dat de gebuikersbelasting voor bedrijfsruimten willekeurig wordt geheven, omdat er veel bedrijven zijn die op woonadressen zijn gevestigd, waar geen gebruikersbelasting wordt geheven.

2.4. Verweerder heeft het standpunt van eiseres gemotiveerd weersproken.

2.5. Op grond van het bepaalde in artikel 16 van de Wet WOZ wordt, voor zover thans relevant, voor toepassing van de Wet WOZ als één onroerende zaak aangemerkt een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

2.6. Op grond van het bepaalde in artikel 22 in samenhang met artikel 24 en 29a van de Wet WOZ maakt, samengevat en voor zover relevant, de heffingsambtenaar de laatst vastgestelde waarde bij voor bezwaar vatbare beschikking bekend aan degene aan wie voor het jaar 2006 een aanslagbiljet onroerende zaakbelastingen is of wordt opgelegd ter zake van het gebruik van de onroerende zaak waarop de waarde betrekking heeft.

2.7. De rechtbank is van oordeel dat de onroerende zaak correct als zelfstandige bedrijfsruimte is aangemerkt en overweegt daartoe het volgende.

Verweerder heeft aannemelijk gemaakt, onder meer door het overleggen van bouwtekeningen, dat de bedrijfsruimte op de begane grond uit twee loodsen met een keukentje bestaat, en dat deze bereikbaar zijn via een afsluitbare binnendeur. Deze afbakening van bedrijfsruimte en bovenwoning wordt bevestigd door het door verweerder ter zitting gestelde dat de primaire beschikking alleen betrekking heeft op de bedrijfsruimte op de begane grond en dat waarde van de bovenwoning bij een separate beschikking is vastgesteld. Hetgeen eiseres heeft gesteld omtrent de ophanden zijnde liquidatie als vennootschap leidt niet tot een ander oordeel. Voor de beoordeling of er sprake is van een zelfstandige onroerende zaak is immers in de eerste plaats de feitelijke indeling van de ruimte doorslaggevend en voorts door wie de te onderscheiden delen worden gebruikt. Voor die beoordeling is irrelevant de vraag of de gebruiker na aanvang van het tijdvak nog in dezelfde rechtsvorm blijft bestaan.

2.8. Vervolgens constateert de rechtbank dat de hoogte van de vastgestelde waarde niet is betwist zodat dit de rechtbank niet ter beoordeling voorligt.

2.9. De gebruikersbelasting ten aanzien van bedrijfsruimten moet voor het belastingjaar 2006 worden geheven van degene die op 1 januari van dit jaar de gebruiker is van de betreffende bedrijfsruimte. Eiseres heeft gesteld dat zij op 1 januari 2006 de bedrijfsruimte gebruikte, zodat de gebruikersbelasting terecht aan eiseres is opgelegd. Dat eiseres zoals zij stelt per 31 december 2006 is geliquideerd, waarna de enig aandeelhouder de bedrijfsactiviteiten als eenmanszaak heeft voortgezet, is voor het belastingjaar 2006 niet van belang.

2.10. Voor zover eiseres met haar stelling dat de gebruikersbelasting voor bedrijfsruimten willekeurig wordt geheven heeft beoogd te stellen dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, faalt dit betoog. Uit hetgeen door partijen over en weer is gesteld is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat door verweerder jegens één of meer belanghebbenden of groepen van belanghebbenden een begunstigend beleid is gevoerd of met een oogmerk van begunstiging is gehandeld dan wel dat in een meerderheid van de met dit geval vergelijkbare gevallen een juiste aanslagoplegging achterwege is gebleven.

2.11. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de bedrijfsruimte terecht als zelfstandige onroerende zaak is aangemerkt alsmede dat eiseres op 1 januari 2006 als gebruiker is aan te merken. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.

2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van mr. F. Mulder, griffier.