Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 27-12-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:10441 BL7864, AWB 06/199 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 27-12-2007, ECLI:NL:RBSGR:2007:10441 BL7864, AWB 06/199 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 december 2007
Datum publicatie
17 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:BL7864
Zaaknummer
AWB 06/199 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Verweerder heeft het bezwaar van eiser ten onrechte afgewezen, ondanks niet tijdig ontvangen aangifte. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/199 IB/PVV

Uitspraakdatum: 27 december 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.000, gelijktijdig met een verzuimboete van € 1.134.

1.2. Eiser heeft tegen die aanslag bezwaar ingediend, welk bezwaar op 5 augustus 2005 bij verweerder is ontvangen. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening van

17 november 2005 de aanslag gehandhaafd.

1.3. Eiser heeft daartegen bij brief van 27 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 29 december 2005, beroep ingesteld.

1.4. Naar aanleiding van een alsnog gedane aangifte, gedateerd 1 november 2005, heeft verweerder met dagtekening 21 maart 2006 het inkomen uit werk en woning verminderd tot € 58.268.

1.5. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.6. Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2007.

Eiser is daar verschenen bij zijn gemachtigde mr. T. de Vries. Namens verweerder is verschenen [A].

Namens eiser is een pleitnota, met twee aangehechte bijlagen, voorgedragen en overgelegd.

Verweerder heeft vervolgens ook twee bijlagen overgelegd.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het navolgende vast.

2.1. Aan eiser is op 2 maart 2004 een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premies volks- verzekeringen 2002 uitgereikt. Volgens de vermelding op het voorblad van het biljet diende de aangifte voor 1 mei 2004 bij verweerder binnen te zijn. Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen aangifte ingediend.

2.2. Met dagtekening 21 juli 2005 is aan eiser de bestreden aanslag ambtshalve opgelegd. Eiser heeft hiertegen, in een op 5 augustus bij verweerder binnengekomen, pro forma bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift deelde eiser mede dat de aangifte zo spoedig mogelijk zal worden ingediend. In een brief van verweerder met dagtekening 9 augustus 2005 is eiser verzocht zijn bezwaar nader te motiveren. Na ontvangst van een uitstelverzoek van eiser heeft verweerder bij brief met dagtekening 7 september 2005, eiser wederom verzocht om binnen twee weken na dagtekening van laatstgenoemde brief het bezwaarschrift te motiveren. In die brief is tevens vermeld dat het bezwaarschrift van eiser niet ontvankelijk kan worden verklaard als niet wordt voldaan aan voormeld verzoek. Op 15 november 2005 is het originele, in 2004 uitgereikte, aangiftebiljet, zonder bijlagen of nadere toelichting, bij verweerder binnengekomen. Hierin is als inkomen uit werk en woning, winst uit onderneming van negatief € 2.728 vermeld. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening

17 november 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.

2.3. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft verweerder eiser verzocht nadere informatie te verstrekken met betrekking tot de door eiser in aanmerking genomen zelfstandigenaftrek en kleine ondernemersregeling. Bovendien zijn vragen gesteld omtrent het niet door eiser in aanmerking nemen van loon van drie met name genoemde werkgevers. Verweerder heeft de ingediende aangifte uiteindelijk op deze punten gecorrigeerd en het inkomen uit werk en woning met dagtekening van 21 maart 2006 vastgesteld op € 58.268.

3. Geschil

3.1. In geschil is of verweerder het bezwaar terecht heeft afgewezen.

3.2. Eiser is van mening dat zijn bezwaar ten onrechte is afgewezen met de motivering dat de aangifte niet tijdig was ontvangen omdat die aangifte immers reeds door verweerder was ontvangen vóór dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Hij concludeert tot gegrond- verklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen zoals in de aangifte aangegeven. Ter zitting heeft eiser eraan toegevoegd om praktische redenen akkoord te gaan met de correctie van de winst met betrekking tot de kleine ondernemersregeling ten bedrage van € 1.021.

3.3. Ter zitting concludeert verweerder tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot het bedrag zoals deze is vastgesteld met dagtekening 21 maart 2006. Volgens verweerder wordt in de uitspraak op bezwaar ten onrechte het bezwaar afgewezen in plaats van niet ontvankelijk verklaard.

4. Beoordeling van het geschil

De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volks- verzekeringen voor het jaar 2002, bedoeld als motivering van zijn pro forma gemaakte bezwaar tegen de ambtshalve opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volks- verzekeringen voor het jaar 2002 niet tijdig aan verweerder heeft verstrekt. Uit de (rappél)brief van verweerder met dagtekening 7 september 2005 blijkt dat eiser binnen veertien dagen, derhalve vóór 21 september 2005, zijn bezwaarschrift had dienen te motiveren. Tussen partijen is niet in geschil dat dit niet binnen die termijn is geschied. De rechtbank is van oordeel dat die tweede gegeven termijn om zijn verzuim te herstellen als een redelijke termijn aangemerkt kan worden. Zeker omdat eiser in zijn pro forma bezwaar al had aangegeven dat de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen zo spoedig mogelijk zou worden ingediend. Verweerder had eiser bovendien in laatstvermelde brief erop gewezen dat het bezwaarschrift mogelijk niet ontvankelijk verklaard kon worden indien niet tijdig aan het verzoek zou worden voldaan. Mitsdien kon het bezwaar ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb niet ontvankelijk worden verklaard.

De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het bezwaar ten onrechte geen melding maakt van de niet ontvankelijk verklaring maar als beslissing vermeldt dat het bezwaar wordt afgewezen. Gelet op dit laatste is het beroep wel gegrond. De uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd, en de onderhavige aanslag inkomstenbelasting/premie volks- verzekeringen dient te worden vastgesteld op het bedrag zoals de aanslag door verweerder uiteindelijk is verminderd.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroep- schrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 58.268;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 27 december 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J. Bandell-Hauptová, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier.

De rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.