Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 08-02-2008, BC6836, AWB 07/3147 PARKBL

Rechtbank 's-Gravenhage, 08-02-2008, BC6836, AWB 07/3147 PARKBL

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
8 februari 2008
Datum publicatie
17 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BC6836
Zaaknummer
AWB 07/3147 PARKBL

Inhoudsindicatie

Parkeerbelastingen. Eiser heeft geparkeerd met een bezoekersvergunning, in combinatie met een parkeerschijf. Verweerder slaagt er niet in te bewijzen dat eiser een draaiende parkeerschijf heeft gebruikt, zodat niet in strijd met de vergunningvoorwaarden is geparkeerd. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/3147 PARKBL

Uitspraakdatum: 8 februari 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 17 april 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008.

Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is [...] verschenen.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de belastingaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat de gemeente Den Haag het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.

2. Gronden

2.1 Op grond van artikel 1 van de Verordening parkeerbelastingen 1992 (hierna: de Verordening) van de gemeente Den Haag (hierna: de gemeente) wordt parkeerbelasting geheven ter zake van parkeren krachtens een vergunning en ter zake van parkeren, anders dan krachtens een vergunning. In artikel 12A van de Verordening is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven voor de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

2.2 Binnen de gemeente worden bezoekersvergunningen verstrekt, onder meer onder de voorwaarde dat een bezoekersvergunning telkens geldt voor een periode van 2 uur, waarbij het aanvangstijdstip met de hand moet zijn ingesteld op een parkeerschijf.

2.3 Het motorvoertuig met het kenteken [nummer] (hierna: de auto) stond op 12 maart 2007 om 12.40 uur geparkeerd op een parkeerplaats in de [adres]. Deze parkeerplaats is aangewezen als parkeerplaats waar parkeerbelasting wordt geheven met behulp van parkeerapparatuur. Op genoemd tijdstip was er geen parkeerkaartje zichtbaar in de auto aanwezig. Achter de voorruit lagen wel een bezoekersvergunning en een parkeerschijf.

2.4 Ter zake van het onder 2.3 genoemde parkeren heeft verweerder eiser de onder-havige naheffingsaanslag opgelegd. Ten tijde van het opleggen van deze aanslag stond de in de auto aanwezige parkeerschijf op 12.40 uur. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een 'Ambtsverklaring van constatering', opgemaakt op 5 april 2007, waarin, zover hier van belang, het volgende is vermeld:

'Ik (...), parkeercontroleur in dienst van de gemeente Den Haag, (...) verklaar hierbij op ambtsbelofte het volgende:

Op maandag 12 maart 2007, omstreeks 12:40 uur, bevond ik mij (...) op de openbare weg, [adres] in de gemeente Den Haag, ter hoogte van lichtmast [nummer].

Ik zag toen dat een personenauto, merk [merk], wit, voorzien van kenteken [nummer] welke stond geparkeerd op een parkeerplaats voor betaald parkeren. (...)

Ik zag toen dat er achter de voorruit van deze personenauto, op het dashboard een bezoekersvergunning 32 met het nummer [nummer] lag met een tijdschijf die motorisch aangedreven lag. Nadat ik de n.h.a. had uitgeschreven stond de tijdschijf op 13:00 uur, ongeveer 30 minuten later aangekomen stond de tijdschijf op 13:30 uur.'

2.5 In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

2.6 De rechtbank stelt voorop dat verweerder feiten en omstandigheden dient te stellen en aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of de parkeerschijf die ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag zichtbaar in de auto aanwezig was, was voorzien van een tijdmechanisme, hetgeen verweerder stelt en eiser ontkent. Verweerder betoogt verder dat met het gebruik van een parkeerschijf met een tijdmechanisme in strijd met de vergunningvoorwaarden is geparkeerd, zodat sprake is van parkeren, anders dan krachtens een vergunning. Omdat eiser geen parkeerbelasting op aangifte heeft voldaan, is, aldus verweerder, de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

2.7 Eiser ontkent dat de gebruikte parkeerschijf was voorzien van een tijdmechanisme. Hij stelt dat hij tussen 13.00 uur en 13.30 uur de naheffingsaanslag onder de ruitenwisser van de auto aantrof en dat hij die, na wat spullen uit de auto te hebben gehaald, heeft verwijderd en op dat tijdstip de parkeerschijf op 13.30 uur heeft gezet.

2.8 Verweerder heeft twee fotokopieën van de parkeerschijf overgelegd. Anders dan verweerder stelt is daarop, naar het oordeel van de rechtbank, niet goed te zien dat de parkeerschijf was voorzien van een tijdmechanisme. De parkeerschijf of een soortgelijk exemplaar is niet getoond. Verder hecht de rechtbank geloof aan de ter zitting herhaalde stelling van eiser dat hij op enig moment na 13.00 uur de parkeerschijf op 13.30 uur heeft gezet. Dit is in lijn met de door verweerder ter zitting afgelegde verklaring dat de parkeer-schijf ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag al op 13.00 uur stond en een half uur later op 13.30 uur. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd het van hem te verlangen bewijs te leveren. Daarom kan niet worden geoordeeld dat in strijd met de vergunningvoorwaarden is geparkeerd, zodat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.

2.9 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard en is de naheffings-aanslag vernietigd.

2.10 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is dat eiser dergelijke kosten heeft gemaakt.

Deze uitspraak is gedaan op 8 februari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.