Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 08-02-2008, BD1955, AWB 07/1258 LB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 08-02-2008, BD1955, AWB 07/1258 LB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
8 februari 2008
Datum publicatie
20 mei 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BD1955
Zaaknummer
AWB 07/1258 LB/PVV

Inhoudsindicatie

Naheffing wegens onjuiste toepassing van afdrachtvermindering loonbelasting. Door inspecteur uitgevoerde deelonderzoeken leiden niet tot een in rechte te beschermen vertrouwen dat de afdrachtvermindering was gecontroleerd en akkoord bevonden, omdat uit de aankondigingen en rapportages van die onderzoeken duidelijk blijkt dat de afdrachtvermindering niet is gecontroleerd. De opgelegde vergrijpboete wordt vernietigd omdat verweerder nauwelijks feiten stelt, laat staan bewijst, dat het aan grove schuld van eiser te wijten is dat te weinig belasting is betaald.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/1258 LB/PVV

Uitspraakdatum: 8 februari 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X.] I B.V., gevestigd te [Z.], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 9 januari 2007 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008.

Namens eiseres is [...] daar verschenen, bijgestaan door A. [X.], [...]. Namens verweerder zijn [...] verschenen.

Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling van de volgende zaken plaatsgevonden:

het beroep van [X.] II, procedurenummer 07/1260 LB/PVV;

het beroep van [X.] III, procedurenummer 07/1261 LB/PVV;

het beroep van [X.] IV, procedurenummer 07/1263 LB/PVV;

het beroep van [X.] V, procedurenummer 07/1269 LB/PVV;

het beroep van [X.] VI, procedurenummer 07/1270 LB/PVV;

Al hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt tevens geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in de onderhavige zaak.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 161, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

2. Gronden

2.1 Eiseres is opgericht op 17 november 2000. Haar bedrijfsomschrijving in het handels-register luidt: “Het verlenen van facilitaire diensten ten behoeve van de horeca, met name voor hotelkamers”. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres is [X.] Holding B.V. te [Z.] (hierna: de Holding). Deze vennootschap heeft nog vijf andere dochter-vennootschappen die dezelfde activiteiten ontplooien als eiseres. Bij de zes dochtervennoot-schappen tezamen zijn in totaal ongeveer 120 werknemers in dienst.

2.2 Per brief van 1 oktober 2003 heeft verweerder een boekenonderzoek aangekondigd bij [X.] BV, een vennootschap waarvan A. [X.] toentertijd directeur en grootaandeelhouder was. Deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Dit bezoek heeft tot doel na te gaan of u in het jaar 2001 voldoet aan de verplichtingen van artikel 28, lid 1, letter f, van de Wet op de loonbelasting 1964. Daarin is vastgelegd dat u verplicht bent de identiteit van uw werknemers vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, alsmede aard, nummer en afschrift op te nemen in de loonadministratie.

Andere onderdelen van de aangiften loonbelasting worden niet gecontroleerd."

2.3 Van het onder 2.2 vermelde boekenonderzoek heeft verweerder op 19 april 2004 een rapport uitgebracht dat in kopie tot de gedingstukken behoort. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:

“1 Reikwijdte van het onderzoek

Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:

- Loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001

Voor de loonbelasting heeft het boekenonderzoek zich beperkt tot de volgende elementen:

- het beoordelen of aan administratieve verplichtingen is voldaan;

- het beoordelen of aan de bewaarplicht van de gegevensdragers is voldaan."

2.4 Per brief van 13 september 2004 heeft verweerder een boekenonderzoek aangekondigd bij [X.] II B.V., een van de andere dochtervennootschappen van de Holding. Deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Het doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften loonbelasting over het tijdvak 1 januari tot en met 30 juni 2004.

Het onderzoek is beperkt tot het volgende element van de aangifte:

- de volledigheid van de in de loonadministratie verantwoorde lonen

Voor een vlot verloop van het onderzoek en voor het verkrijgen van de nodige informatie is het gewenst dat u mij bij de aanvang van het onderzoek aanreikt:

- de aangiften loonbelasting 1e/2e kwartaal 2004

Alleen op grond van deze beoordeling zal er wellicht ook naar andere perioden worden gekeken. Daarom en voor het onderzoek van het UWV wordt u verzocht ook de administratie over de jaren 1999 t/m 2003 beschikbaar te houden (zie bijlage). De Belastingdienst zal bij uitbreiding van het onderzoek aangeven welke jaren en welk deel van de administratie is bekeken."

2.5 Van het onder 2.4 vermelde boekenonderzoek heeft verweerder op 20 december 2004 een rapport uitgebracht dat in kopie tot de gedingstukken behoort. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:

"1 Reikwijdte van het onderzoek

Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:

- Loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2004

Bij dit onderzoek is uitsluitend onderzocht:

- Het aansluitingsverschil in de jaren 2001 tot en met 2003 tussen het nettoloon volgens de salarisadministratie en het geboekte nettoloon volgens de financiële administratie.

- de stomerijvergoeding aan de werknemers in de jaren 2001 tot en met 2003.

- De hoogte van de als lening uitbetaalde bedragen in 2001 aan werknemers die niet meer worden ingevorderd door de inhoudingsplichtige.

- Het loonvoordeel voor de werknemers welk is ontstaan in verband met te weinig ingehouden SV-premies.

- Voor de periode 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 is alleen de volledigheid van de in de loonadministratie verantwoorde lonen onderzocht.”

2.6 Per brief van 14 februari 2006 kondigt verweerder een boekenonderzoek aan bij de zes dochtermaatschappijen, waaronder eiseres. Deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Het onderzoek zal zich beperken tot de loonbelasting over het tijdvak 2001 tot en met 2005, waarbij specifieke aandacht zal worden besteed aan de afdrachtverminderingen.

Om het onderzoek te bespoedigen is het nodig dat ik over de volledige administratie kan beschikken. Ik verzoek u dan ook ervoor te zorgen dat de hele administratie van de jaren 2001 tot en met 2005 op het controle-adres aanwezig is.”

2.7 Van het onder 2.6 vermelde onderzoek heeft verweerder op 20 juli 2006 een rapport uitgebracht dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek heeft verweerder eiseres de onderhavige naheffingsaanslag en vergrijpboete opgelegd.

2.8 In geschil is of de naheffingsaanslag en de vergrijpboete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen wordt verwezen naar de stukken.

2.9 Eiseres stelt dat de onder 2.2 en 2.4 vermelde boekenonderzoeken bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen hebben gewekt dat de afdrachtverminderingen loonbelasting en de daarbij behorende administratieve verplichtingen bij die onderzoeken zijn gecontroleerd en akkoord bevonden. Eiseres voert daarbij aan dat de afdrachtvermindering verhoudingsgewijs van zodanig belang was dat zij niet aan de aandacht van de controle-medewerkers kan zijn ontsnapt, dat de onjuiste berekeningswijze kennelijk eenvoudig uit de loonadministratie te halen was en dat bij alle onderzoeken steeds de gehele loonadministratie ter inzage is gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze beroepsgrond. In de onder 2.3 en 2.4 geciteerde brieven kan bezwaarlijk iets anders worden gelezen dan dat de afdrachtvermindering niet zou worden gecontroleerd. Ook uit de inhoud van de naar aanleiding van deze onderzoeken uitgebrachte rapporten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat, in weerwil van die aankondigingen, de afdrachtvermindering is beoordeeld. De stelling van eiser dat bij de boekenonderzoeken de gehele loonadministratie en de aangiften, waarop de afdrachtverminderingen stonden vermeld, ter inzage moesten worden gegeven, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. De systematiek van de afdrachtvermindering brengt mee dat deze afzonderlijk moet worden berekend en vastgesteld, los van de in de gewone loonadministratie verantwoorde gegevens. Verder zegt het op een aangiftebiljet vermelde bedrag van een afdrachtvermindering niets over de juistheid daarvan.

Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat van gewekt en in rechte te beschermen vertrouwen dat de afdrachtvermindering na de boekenonderzoeken niet meer zou worden gecontroleerd en ter zake daarvan geen naheffingsaanslagen zouden worden opgelegd, geen sprake is. In zoverre is het beroep ongegrond.

2.10 De bewijslast voor het opleggen van de vergrijpboete ligt bij verweerder. Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat sprake is van grove schuld zijn door verweerder nauwelijks gesteld, laat staan bewezen. De enkele opmerking van verweerder ter zitting dat het om een aanzienlijk bedrag aan na te heffen belasting gaat, is daartoe onvoldoende. Reeds hierom moet worden geoordeeld dat de vergrijpboete ten onrechte is opgelegd. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de vraag of de onjuiste aangifte eiseres kan worden aangerekend, kan daarom onbesproken blijven.

2.11 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.12 De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322, een wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaak en een wegingsfactor 1,5 voor meer dan vier samenhangende zaken), waarvan een zesde gedeelte, oftewel € 161, ten goede dient te komen aan eiseres in deze zaak.

Deze uitspraak is gedaan op 8 februari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. Ebbeling, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.