Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 29-05-2008, BD6530, AWB 06/6502 BPM en 08/3959 BPM

Rechtbank 's-Gravenhage, 29-05-2008, BD6530, AWB 06/6502 BPM en 08/3959 BPM

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
29 mei 2008
Datum publicatie
8 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BD6530
Zaaknummer
AWB 06/6502 BPM en 08/3959 BPM

Inhoudsindicatie

BPM. Van taxivervoer in de zin van artikel 16 Wet BPM is alleen sprake bij daadwerkelijk vervoer van personen tegen betaling en bij het rijden naar en van de taxistandplaats en het rijden naar of van een garage of tankstation voor reparatie, keuring of het tanken van brandstof. Eiser maakt niet aannemelijk dat de desbetreffende personenauto geheel of nagenoeg geheel voor taxivervoer is gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/6502 BPM en 08/3959 BPM

Uitspraakdatum: 29 mei 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

B.V. [X], gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 24 mei 2007 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) voor het tijdvak 13 juli 2001 tot en met 13 juli 2003.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2008. Namens eiseres is [...] daar verschenen, bijgestaan door [...]. Namens verweerder is [...]s verschenen, bijgestaan door [...].

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep, waarvan het beroepschrift bij de rechtbank is binnengekomen op 26 juli 2006, niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep, waarvan het beroepschrift bij de rechtbank is binnengekomen op 30 mei 2007, ongegrond.

2. Gronden

2.1 Eiseres drijft een taxi-onderneming en heeft daarvoor de personenauto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) in gebruik. Op verzoek van eiseres is haar, op de voet van artikel 16, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet) teruggaaf verleend van de ter zake van deze auto geheven BPM. De terug-gaaf heeft betrekking op het tijdvak 13 juli 2001 tot 13 juli 2004.

2.2 Met dagtekening 17 maart 2006 heeft verweerder naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd, zich op het stand-punt stellend dat de onder 2.1 vermelde teruggaaf ten onrechte is verleend omdat de auto niet voor ten minste 90 procent is gebruikt voor taxivervoer.

2.3 Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 22 maart 2006. Per brief van 6 juli 2006 heeft verweerder eiseres zijn standpunt kenbaar gemaakt. In deze brief, die in kopie tot de gedingstukken behoort, is onder meer het volgende te lezen:

'Ik ben van plan om niet aan uw bezwaar tegemoet te komen en wil de naheffings-aanslag handhaven. Voordat ik hiertoe overga stel ik u in de gelegenheid te worden gehoord. Indien u daarvan gebruik wenst te maken verzoek ik u mij voor 26 juli 2006 daarvan in kennis te stellen.'

2.4 Naar aanleiding van de in 2.3 geciteerde brief heeft eiseres een beroepschrift inge-diend bij de rechtbank. Het beroepschrift is gedagtekend 25 juli 2006 en is bij de rechtbank binnengekomen op 26 juli 2006. Verweerder heeft vervolgens een verweerschrift ingediend met dagtekening 9 januari 2007.

2.5 Op 21 februari 2007 is eiseres door verweerder gehoord en op 24 mei 2007 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Op 30 mei 2007 is bij de rechtbank een geschrift van eiseres binnen gekomen dat is gedagtekend 25 juli 2006. Dit geschrift bevat de tekst van het beroepschrift en enkele aanvullingen daarop.

2.6 In geschil is de ontvankelijkheid van het op 26 juli 2006 binnengekomen beroep en of de auto gedurende het naheffingtijdvak voor ten minste 90 procent is gebruikt voor taxivervoer.

2.7 Verweerder heeft in zijn verweerschrift primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-heid van het beroep omdat ten tijde van de indiening van het beroepschrift nog geen uit-spraak op bezwaar was gedaan. Subsidiair heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrond-verklaring van het beroep.

2.8 Naar het oordeel van de rechtbank dienen de twee door eiseres ingediende beroep-schriften te worden aangemerkt als twee afzonderlijke beroepen. Ten tijde van de indiening van het eerste beroep, binnengekomen op 26 juli 2006, had verweerder nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Dit beroepschrift is dus voor het begin van de beroepstermijn ingediend. Gelet op de inhoud van de brief van verweerder aan eiseres van 6 juli 2006, kon eiseres redelijkerwijs niet menen dat wel reeds uitspraak op bezwaar was gedaan in de zin van artikel 6:10 eerste lid onder b van de Awb. Dit beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

2.9 Het beroep, binnengekomen op 30 mei 2007, is ingediend nadat verweerder op 24 mei 2007 uitspraak op bezwaar had gedaan. Dit is ingekomen voor het einde van de beroepstermijn. Dit beroep is daarom ontvankelijk.

2.10 Op grond van artikel 16, eerste en vijfde lid, wordt onder de daartoe gestelde voor-waarden teruggaaf van BPM verleend als de personenauto, ter zake waarvan deze BPM is geheven, geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor taxivervoer in de zin van de Wet per-sonenvervoer 2000. Een personenauto wordt geheel of nagenoeg geheel gebruikt voor taxi-vervoer als het met de auto gereden aantal kilometers voor ten minste 90 procent bestaat uit taxivervoer of uit ritten die daaraan direct ten dienste staan.

2.11 In artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000, wordt openbaar vervoer omschreven als voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig, en in onderdeel j van dat artikel wordt taxivervoer omschreven als personenvervoer per auto, anders dan bedoeld in onderdeel h, tegen betaling.

2.12 Gelet op de tekst van de in 2.11 genoemde wettelijke bepalingen, is alleen sprake van taxivervoer ingeval van daadwerkelijk vervoer van personen tegen betaling. Daarnaast kan als taxivervoer in de zin van de Wet worden aangemerkt het gebruik van een personen-auto binnen het kader van de exploitatie van een taxibedrijf, waarbij geen daadwerkelijk vervoer van personen plaatsvindt, maar dat wel direct ten dienste staat aan het personen-vervoer. Te denken hierbij is het rijden naar en van de taxistandplaats en het rijden naar of van een garage of tankstation voor reparatie, keuring of het tanken van brandstof.

2.13 Tot de gedingstukken behoort de kopie van een door verweerder opgemaakt over-zicht 'Bevindingen rittenstaten B.V. [X]'. Op dit overzicht is onder meer het volgende vermeld:

'Tijdvak 13-07-2001 t/m 12-07-2002

Soorten ritten, bevindingen uit controlerapport

- stratenkennis opdoen 365 km

- cursus (inclusief eten examen e,d,) 4.637 km

- boekhouder 601 km

- psych. test, notaris, adviesbureau 268 km

- dealer i.v.m. kijken naar andere auto 150 km

- diversen, RDW, GAK, KVK e.d. 211 km

6.232 km'

Bovenstaand overzicht bevat de handgeschreven toevoeging 'totaal km 32.096'.

2.14 Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de kilometers die zijn vermeld in het in 2.13 weergegeven overzicht, met inbegrip van de handgeschreven toevoeging, door haar niet worden betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen kilometers die zijn gereden voor het opdoen van stratenkennis en het volgen van cursussen niet worden aangemerkt als taxi-kilometers. Het betreft hier immers niet het gebruik van de auto binnen het kader van de exploitatie van het bedrijf, maar ter verkrijging van de voor de uitoefening van het taxibedrijf vereiste kennis en vaardigheden en de daarvoor vereiste vergunning, dus om de exploitatie van het bedrijf mogelijk te maken. Uit het overzicht blijkt dat met de auto 5.002 kilometer voor deze doeleinden is gereden, op een totaal aantal gereden kilometers van 32.096. Reeds hieruit moet worden geconcludeerd dat aan de in 2.12 genoemde 90-procentseis niet is voldaan en eiseres dus geen recht heeft op de teruggaaf van BPM als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet. De navorderingsaanslag is dus terecht opgelegd.

2.15 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep, ingekomen op 30 mei 2007, ongegrond verklaard.

2.16 De rechtbank vindt gaan aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. Vink, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.