Rechtbank 's-Gravenhage, 23-10-2008, BG4943, AWB 07/8526 IB/PVV
Rechtbank 's-Gravenhage, 23-10-2008, BG4943, AWB 07/8526 IB/PVV
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2008
- Datum publicatie
- 21 november 2008
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4943
- Zaaknummer
- AWB 07/8526 IB/PVV
Inhoudsindicatie
Omzetcorrecties snackbar. Administratieve verplichting. Administratie terecht verworpen. Theoretische omzetberekening. Rechtgeldig compromis met betrekking tot in aanmerking te nemen omzet. Omkering van de bewijslast. Redelijke schatting.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/8526 IB/PVV
Uitspraakdatum: 23 oktober 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 3 oktober 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.561 (aanslagnummer [nummer ]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2008.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [C]. Namens verweerder is verschenen mr. [...], tot bijstand vergezeld van de controlerend ambtenaar
[...].
Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van eiser tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2003 en 2004 en de aan hem opgelegde aanslag premie Ziekenfondswet voor het jaar 2005
(AWB 07/8523 ZFWET, AWB 07/8527 IB/PVV en AWB 07/8528 IB/PVV).
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
2.1. Eiser exploiteert onder de naam [A] een snackbar in de vorm van een eenmanszaak .
2.2. In 2003, 2004 en 2006 zijn in het kader van een zogenoemde SPOD-aktie - een samenwerkingsverband tussen politie, douane en de belastingdienst ondernemingen [plaats] - bij de snackbaar van eiser waarnemingen ter plaatse uitgevoerd. Tijdens deze waarnemingen is geconstateerd dat de administratie niet voldoet aan de eisen die voor een bedrijf als dat van eiser kunnen worden gesteld. Van de waarneming op 13 juni 2003 is een verslag opgemaakt, waarvan een kopie is overgelegd. Van de waarneming op 10 februari 2006 is een rapport uitgebracht, gedagtekend 7 maart 2006, waarvan eveneens een kopie is overgelegd. Blijkens dit laatste rapport is eiser op deze gebreken gewezen en zijn er afspraken gemaakt met betrekking tot het voeren en bewaren van de administratie. Voorts blijkt uit het rapport dat aan eiser een 'officiële waarschuwing'is uitgereikt.
2.3. Op 31 oktober 2006 is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2003, 2004 en 2005. Daarvan is een rapport opgemaakt, gedagtekend 20 april 2007, waarin onder meer wordt vermeld:
'(...)
De eerste aantekeningen met betrekking tot de ontvangsten geschieden door de belastingplichtige in een schrijfblok. Aan het eind van de maand worden de ontvangsten overgenomen op losse kasbladen. Op deze kasbladen worden eveneens de uitgaven, vanuit de inkoopfacturen en onkostennota's ingevuld. Tijdens de controle is geconstateerd dat alleen de schrijfblokken over het jaar 2003 bewaard zijn gebleven. De schrijfblokken over de jaren 2004 en 2005 zijn niet bewaard gebleven. Bij de beoordeling van de kasbladen is het volgende vastgesteld:
- de omzet wordt in afgeronde bedragen vermeld;
- indien de omzetbedragen per maand en per dag worden ingedeeld, dan blijkt dat op bepaalde dagen in de maand exact hetzelfde bedrag aan omzet wordt vermeld;
- op een aantal dagen wordt geen omzet vermeld terwijl de onderneming open is;
- inkopen die in buurtwinkels en op de markt worden gedaan worden niet genoteerd;
- het kasblad van januari wordt niet geopend met een beginsaldo en de kasbladen worden niet (regelmatig) afgesloten;
- privé-opnames worden niet geboekt. Tijdens het inleidend gesprek deelde [eiser] mede dat voor privé doeleinden, naar behoefte, bedragen variërend tussen de € 100 en € 400 wordt opgenomen;
- in de rubriek 'Privé opnamen'op het kasblad zijn bedragen variërend tussen € 80 en € 120 vermeld. Dit zijn geen privé-opnamens maar betaalde huren per week. De privé-opnamens worden derhalve niet vermeld op het kasblad.
(...)
De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen.
(...)
De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard:
- primaire bescheiden met betrekking tot de ontvangstverantwoording over 2004 en 2005 (schrijfblokken);
- inkoopnota's van buurtwinkels en van de markt.
(...)
Uit de jaarstukken blijken de onderstaande brutowinstpercentages:
(...)
Gelet op de in- en verkoopprijzen zijn de vastgestelde brutowinstpercentages te laag.
(...)
Uit het bovenstaande blijkt dat de administratie over de jaren 2003 tot en met 2005 dusdanig ernstige tekortkomingen kent, dat de door belastingplichtige gevoerde administratie verworpen wordt. De administratie kan daarom niet dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening.'
2.4. Aan de hand van de in de administratie aangetroffen inkoopfacturen en de door eiser opgegeven verkoopprijzen heeft verweerder voor 2005 een theoretische omzet berekend van € 46.609. Daarbij is rekening gehouden met een correctie van € 5000 wegens eigen gebruik, bederf en weggeven van snacks en andere producten. Tot de stukken van het geding behoort een faxbericht van 12 februari 2007 van administratiekantoor [B] aan verweerder waarin eiser verklaart akkoord te gaan met de daarin vermelde omzetcorrecties voor de jaren 2003, 2004 en 2005 rekening houdend met de genoemde vermindering van € 5000. Tot het faxbericht behoort een door eiser op 6 januari 2007 getekende verklaring waarin eiser aan [B] van [B] Administratiekantoor volmacht verleent om de onderneming Snackbar [A] te vertegenwoordigen inzake fiscale zaken.
2.5. Naar aanleiding van de theoretische omzetberekening heeft verweerder de door eiser voor het jaar 2005 aangegeven winst uit onderneming gecorrigeerd en is aan eiser over dat jaar een dienovereenkomstige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
2.6. Het door eiser tegen die aanslag gemaakte bezwaar is bij uitspraak van 3 oktober 2007 afgewezen.
2.7. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of eiser gebonden is aan zijn in 2.4 vermelde akkoordverklaring met de in dat stuk vermelde omzetcorrecties. Zo deze vraag ontkennend wordt beantwoord is tussen partijen nog in geschil of de omzetcorrectie voor 2005 juist is berekend.
2.8. Eiser bestrijdt dat hij akkoord is gegaan met de omzetcorrecties. Zo de omzetcorrecties al zijn besproken met de toenmalige boekhouder dan is dat buiten hem om gegaan. Ter zitting heeft eiser desgevraagd te kennen gegeven dat zijn handtekening onder de akkoordverklaring staat.
Met betrekking tot de hoogte van de omzetcorrectie voert eiser aan dat verweerder bij zijn theoretische omzetberekening geen rekening heeft gehouden met het gegeven dat de snackbar is gelegen in een wijk die bekend staat om zijn hoge criminaliteit en dat hij geen rekening heeft gehouden met de economische recessie in 2005.
Ter zitting heeft eiser desgevraagd niet kunnen aangeven hoe hoog de omzet zijns inziens in 2005 was.
2.9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser akkoord is gegaan met de omzetcorrecties. Hij verwijst daarbij naar het in 2.4 vermelde faxbericht.
Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat hij ook niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (omkering van de bewijslast). De theoretische omzetberekening acht verweerder redelijk nu deze is gebaseerd op de door eiser gehanteerde verkoopprijzen en de bekende hoeveelheid ingekochte producten en inkoopprijzen.
2.10. Ter zitting heeft de controlerend ambtenaar aangegeven hoe een en ander is verlopen met de boekhouder met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst (hierna: het compromis). De controle is aangekondigd bij de heer [C], die op dat moment de boekhouding van eiser deed. Bij hem is ook het boekenonderzoek uitgevoerd.
Op 12 januari 2007 heeft de controlerend ambtenaar zijn bevindingen naar [C] gestuurd en verzocht binnen twee weken te reageren. [C] is vervolgens op kantoor gekomen en heeft toen meegedeeld dat hij niet langer de boekhouder van eiser is en dat hij de berekening niet meer rond kan krijgen. De controlerend ambtenaar heeft de nieuwe boekhouder van eiser, de heer [B], gebeld en hem zijn bevindingen toegestuurd. Hij is vervolgens bij [B] langs geweest. [B] heeft hem toen desgevraagd te kennen gegeven dat hij door eiser gemachtigd is om zijn zaken te behartigen. Zij hebben over de zaak gesproken, waarbij [B] erop heeft gewezen dat er geen rekening is gehouden met bederf, wegeven en eigen gebruik van producten uit de snackbar. Al pratend zijn ze toen tot overeenstemming gekomen om, ter algehele afdoening, € 5000 van het bedrag af te halen voor bederf, eigen gebruik etc.
De controlerend ambtenaar heeft [B] verzocht het compromis voor te leggen aan eiser en hem te vragen om een akkoordverklaring. Vervolgens heeft de controlerend ambtenaar het in 2.4 vermelde faxbericht ontvangen.
2.11. Gelet op de inhoud van het in 2.4 vermelde faxbericht, alsmede de door de controlerend ambtenaar beschreven gang van zaken en het feit dat eiser zijn handtekening heeft gezet onder de akkoordverklaring, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank een rechtsgeldig compromis gesloten met betrekking tot de in aanmerking te nemen omzet. Dat eiser, zoals hij ter zitting heeft gesteld, de akkoordverklaring niet heeft gelezen alvorens deze te ondertekenen, komt voor zijn risico.
2.12. Overigens is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de in het rapport van 20 april 2007 vermelde en door eiser niet weersproken feiten, de conclusie kan worden getrokken dat de administratie van eiser ernstige gebreken vertoont en niet kan dienen als basis voor het vaststellen van de winst van de onderneming. Aan de administratieplicht van artikel 52, eerste lid, van de AWR is dus niet voldaan. Ingevolge artikel 27e, onderdeel b, van de AWR dient het beroep daarom ongegrond te worden verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken. Eiser heeft daartoe geen bewijs aangebracht.
2.13. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag gebaseerd op een redelijke schatting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder is uitgegaan van de door eiser gehanteerde verkoopprijzen, de bekende hoeveelheid ingekochte producten en de bekende inkoopprijzen. Voorts heeft verweerder aangegeven dat geen omzet is berekend van de producten die eiser heeft ingekocht bij buurtwinkels en op de markt omdat eiser daarvan geen facturen heeft kunnen overleggen. De stellingen van eiser dat onvoldoende rekening is gehouden met de ligging van de snackbar en de economische recessie zijn onvoldoende concreet om de schatting van verweerder niet-redelijk te achten.
2.14. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 23 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.