Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-10-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:18197 BG7145, AWB 07/8527 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-10-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:18197 BG7145, AWB 07/8527 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 oktober 2008
Datum publicatie
23 december 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7145
Zaaknummer
AWB 07/8527 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Omzetcorrecties snackbar. Administratieve verplichting. Administratie terecht verworpen. Theoretische omzetberekening. Rechtsgeldig compromis met betrekking tot in aanmerking te nemen omzet. Omkering van de bewijslast. Redelijke schatting. Boete 50% te hoog

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/8527 IB/PVV

Uitspraakdatum: 23 oktober 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 3 oktober 2007 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.307(aanslagnummer [nummer]) en de bij deze navorderingsaanslag bij beschikking opgelegde boete van 50% van de nagevorderde belasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2008.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [...], tot bijstand vergezeld van de controlerend ambtenaar [...].

Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van eiser tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003, de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 en de aan hem opgelegde aanslag Ziekenfondswet voor het jaar 2005 (AWB 07/8523 ZFWET, AWB 07/8526 IB/PVV, AWB 07/8528 IB/PVV).

1 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- handhaaft de uitspraak op bezwaar voor zover deze de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen betreft;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze de boetebeschikking betreft;

- vermindert de vergrijpboete tot € 225 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 161, en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan eiseres moet voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 aan hem vergoedt.

2 Gronden

2.1. Eiser exploiteert onder de naam [naam] een snackbar in de vorm van een eenmanszaak .

2.2. In 2003, 2004 en 2006 zijn in het kader van een zogenoemde SPOD-aktie - een samenwerkingsverband tussen politie, douane en de belastingdienst ondernemingen Haaglanden - bij de snackbaar van eiser waarnemingen ter plaatse uitgevoerd. Tijdens deze waarnemingen is geconstateerd dat de administratie niet voldoet aan de eisen die voor een bedrijf als dat van eiser kunnen worden gesteld. Van de waarneming op 13 juni 2003 is een verslag opgemaakt, waarvan een kopie is overgelegd. Van de waarneming op 10 februari 2006 is een rapport uitgebracht, gedagtekend 7 maart 2006, waarvan eveneens een kopie is overgelegd. Blijkens dit laatste rapport is eiser op deze gebreken gewezen en zijn er afspraken gemaakt met betrekking tot het voeren en bewaren van de administratie. Voorts blijkt uit het rapport dat aan eiser een "officiële waarschuwing"is uitgereikt.

2.3. Op 31 oktober 2006 is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2003, 2004 en 2005. Daarvan is een rapport, gedagtekend 20 april 2007, opgemaakt waarin onder meer wordt vermeld:

"(...)

De eerste aantekeningen met betrekking tot de ontvangsten geschieden door de belastingplichtige in een schrijfblok. Aan het eind van de maand worden de ontvangsten overgenomen op losse kasbladen. Op deze kasbladen worden eveneens de uitgaven, vanuit de inkoopfacturen en onkostennota's ingevuld. Tijdens de controle is geconstateerd dat alleen de schrijfblokken over het jaar 2003 bewaard zijn gebleven. De schrijfblokken over de jaren 2004 en 2005 zijn niet bewaard gebleven. Bij de beoordeling van de kasbladen is het volgende vastgesteld:

- de omzet wordt in afgeronde bedragen vermeld;

- indien de omzetbedragen per maand en per dag worden ingedeeld, dan blijkt dat op bepaalde dagen in de maand exact hetzelfde bedrag aan omzet wordt vermeld;

- op een aantal dagen wordt geen omzet vermeld terwijl de onderneming open is;

- inkopen die in buurtwinkels en op de markt worden gedaan worden niet genoteerd;

- het kasblad van januari wordt niet geopend met een beginsaldo en de kasbladen worden niet (regelmatig) afgesloten;

- privé-opnames worden niet geboekt. Tijdens het inleidend gesprek deelde [eiser] mede dat voor privé doeleinden, naar behoefte, bedragen variërend tussen de € 100 en € 400 wordt opgenomen;

- in de rubriek "Privé opnamen"op het kasblad zijn bedragen variërend tussen € 80 en € 120 vermeld. Dit zijn geen privé-opnamens maar betaalde huren per week. De privé-opnamens worden derhalve niet vermeld op het kasblad.

(...)

De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen.

(...)

De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard:

- primaire bescheiden met betrekking tot de ontvangstverantwoording over 2004 en 2005 (schrijfblokken);

- inkoopnota's van buurtwinkels en van de markt.

(...)

Uit de jaarstukken blijken de onderstaande brutowinstpercentages:

(...)

Gelet op de in- en verkoopprijzen zijn de vastgestelde brutowinstpercentages te laag.

(...)

Uit het bovenstaande blijkt dat de administratie over de jaren 2003 tot en met 2005 dusdanig ernstige tekortkomingen kent, dat de door belastingplichtige gevoerde administratie verworpen wordt. De administratie kan daarom niet dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening."

2.4. Aan de hand van de in de administratie aangetroffen inkoopfacturen en de door eiser opgegeven verkoopprijzen heeft verweerder voor 2004 een theoretische omzet berekend van € 45.576. Daarbij is rekening gehouden met een correctie van € 5000 wegens eigen gebruik, bederf en weggeven van snacks en andere producten. Tot de stukken van het geding behoort een faxbericht van 12 februari 2007 van administratiekantoor [kantoor] aan verweerder waarin eiser verklaart akkoord te gaan met de daarin vermelde omzetcorrecties voor de jaren 2003, 2004 en 2005 rekening houdend met de genoemde vermindering van € 5000. Tot het faxbericht behoort een door eiser op 6 januari 2007 getekende verklaring waarin eiser aan [B] van [kantoor] Administratiekantoor volmacht verleent om de onderneming Snackbar [naam] te vertegenwoordigen inzake fiscale zaken.

2.5. Naar aanleiding van de theoretische omzetberekening heeft verweerder de door eiser voor het jaar 2004 aangegeven winst uit onderneming gecorrigeerd en is aan eiser over dat jaar een dienovereenkomstige navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Gelijktijdig met het opleggen van de navorderingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van 50%.

2.6. Het door eiser tegen die navorderingsaanslag en boete gemaakte bezwaar is bij uitspraak van 3 oktober 2007 afgewezen.

2.7. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of eiser gebonden is aan zijn in 2.4 vermelde akkoord ten aanzien van de omzetcorrecties. Zo deze vraag ontkennend wordt beantwoord is tussen partijen nog in geschil of de omzetcorrectie voor 2004 juist is berekend en of de vergrijpboete terecht is opgelegd.

2.8. Eiser bestrijdt dat hij akkoord is gegaan met de omzetcorrecties. Zo de omzetcorrecties al zijn besproken met de toenmalige boekhouder dan is dat buiten hem om gegaan. Ter zitting heeft eiser desgevraagd te kennen gegeven dat zijn handtekening onder de akkoordverklaring staat.

Met betrekking tot de hoogte van de omzetcorrectie voert eiser aan dat verweerder bij zijn theoretische omzetberekening geen rekening heeft gehouden met het gegeven dat de snackbar is gelegen in een wijk die bekend staat om zijn hoge criminaliteit en dat hij geen rekening heeft gehouden met de economische recessie in 2004.

Ter zitting heeft eiser desgevraagd niet kunnen aangeven hoe hoog de omzet zijns inziens in 2004 was.

Met betrekking tot de vergrijpboete stelt eiser dat hij meer tijd bezig is geweest met het runnen van de zaak en dat hij daarom minder aandacht heeft besteed aan de administratie. Hij bestrijdt dat hij willens en wetens het risico heeft genomen dat de winst tot een te laag bedrag zou worden aangegeven.

2.9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser akkoord is gegaan met de omzetcorrectie. Hij verwijst daarbij naar het in 2.4 vermelde faxbericht.

Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat hij ook niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (omkering van de bewijslast). De theoretische omzetberekeningen acht verweerder redelijk nu deze gebaseerd is op de door eiser gehanteerde verkoopprijzen en de bekende hoeveelheid ingekochte producten en inkoopprijzen.

Ten slotte is verweerder van mening dat de boete van 50% gehandhaafd dient te worden.

2.10. Ter zitting heeft de controlerend ambtenaar aangegeven hoe een en ander is verlopen met de boekhouder met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst (hierna: het compromis). De controle is aangekondigd bij de heer [A], die op dat moment de boekhouding van eiser deed. Bij hem is ook het boekenonderzoek uitgevoerd.

Op 12 januari 2007 heeft de controlerend ambtenaar zijn bevindingen naar [A] gestuurd en verzocht binnen twee weken te reageren. [A] is vervolgens op kantoor gekomen en heeft toen meegedeeld dat hij niet langer de boekhouder van eiser is en dat hij de berekening niet meer rond kan krijgen. De controlerend ambtenaar heeft de nieuwe boekhouder van eiser, de heer [B], gebeld en hem zijn bevindingen toegestuurd. Hij is vervolgens bij [B] langs geweest. [B] heeft hem toen desgevraagd te kennen gegeven dat hij door eiser gemachtigd is om zijn zaken te behartigen. Zij hebben over de zaak gesproken, waarbij [B] erop heeft gewezen dat er geen rekening is gehouden met bederf, wegeven en eigen gebruik van producten uit de snackbar. Al pratend zijn ze toen tot overeenstemming gekomen om, ter algehele afdoening, € 5000 van het bedrag af te halen voor bederf, eigen gebruik etc. De controlerend ambtenaar heeft [B] verzocht het compromis voor te leggen aan eiser en hem te vragen om een akkoordverklaring. Vervolgens heeft de controlerend ambtenaar het in 2.4 vermelde faxbericht ontvangen.

2.11. Gelet op de inhoud van het in 2.4 vermelde faxbericht, alsmede de door de controlerend ambtenaar beschreven gang van zaken en het feit dat eiser zijn handtekening heeft gezet onder de akkoordverklaring, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank een rechtsgeldig compromis gesloten met betrekking tot de in aanmerking te nemen omzet. Dat eiser, zoals hij ter zitting heeft gesteld, de akkoordverklaring niet heeft gelezen alvorens deze te ondertekenen, komt voor zijn risico.

2.12. Overigens is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de in het rapport van 20 april 2007 vermelde en door eiser niet weersproken feiten, de conclusie kan worden getrokken dat de administratie van eiser ernstige gebreken vertoont en niet kan dienen als basis voor het vaststellen van de winst van de onderneming. Aan de administratieplicht van artikel 52, eerste lid, van de AWR is dus niet voldaan. Ingevolge artikel 27e, onderdeel b, van de AWR dient het beroep daarom ongegrond te worden verklaard, tenzij blijkt dat en in hoeverre de navorderingsaanslag onjuist is.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken. Eiser heeft daartoe geen bewijs aangebracht.

2.13. Naar het oordeel van de rechtbank is de navorderingsaanslag gebaseerd op een redelijke schatting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder is uitgegaan van de door eiser gehanteerde verkoopprijzen, de bekende hoeveelheid ingekochte producten en de bekende inkoopprijzen. Voorts heeft verweerder aangegeven dat geen omzet is berekend van de producten die eiser heeft ingekocht bij buurtwinkels en op de markt omdat eiser daarvan geen facturen heeft kunnen overleggen. De stellingen van eiser dat onvoldoende rekening is gehouden met de ligging van de snackbar en de economische recessie zijn onvoldoende concreet om de schatting van verweerder niet-redelijk te achten.

2.14. Met betrekking tot de boete overweegt de rechtbank als volgt.

De vergrijpboete wordt berekend over het bedrag van de nagevorderde belasting. Deze bedraagt in 2004 € 900. Uitgaande van de door verweerder opgelegde vergrijpboete van 50% resulteert dat in een boete van € 450. Derhalve is de aan eiser opgelegde vergrijpboete ten bedrage van € 500 te hoog berekend.

Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de vergrijpboete van 50% is opgelegd omdat eiser meerdere keren is gewaarschuwd. Nu evenwel de eerste waarschuwing, voor zover verweerder deze met bewijsmiddelen kan aantonen, is gegeven op 24 september 2004, is de rechtbank van oordeel dat een boete van 50% te hoog is. De rechtbank vermindert de boete daarom tot 25% van € 900, dat is € 225, welk bedrag zij passend en geboden acht.

2.15. Gelet op het in 2.14 overwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.16. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de zaken met de nummers 07/8527 en 07/8528 moeten worden aangemerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten voor deze beide zaken zijn voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1), waarvan in deze zaak de helft ofwel € 161 in aanmerking wordt genomen. Overige kosten zijn gesteld noch gebleken.

Deze uitspraak is gedaan op 23 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.